Plankenkoorts, angstdromen, trillende handen. Zeker nu het lerarentekort oploopt, neemt de druk toe. Ondertussen zijn de verwachtingen ook hoog, vooral aan het begin van het nieuwe schooljaar. Conflicten met leerlingen, veeleisende ouders, de roep om maatwerk en alle administratieve taken maken het niet eenvoudiger. Tel daarbij op de vaste lesuren en ingeroosterde overleggen, die het lastig maken om baas te blijven over de eigen agenda (zie onder meer CBS/TNO, 2017; Noordegraaf e.a., 2015 ; Vogels en Maslowski, 2017).
Maar geen nood, want of je nu leraar bent, schoolleider of in een schoolbestuur zit, je kunt veel doen om stress te voorkomen en de werkdruk behapbaar te houden, zowel voor jezelf als voor anderen (zie onder meer Konermann, 2012). Hoe doe je dat concreet? Naar die vraag hebben veel wetenschappers onderzoek gedaan. We zetten hun adviezen op een rij.
Juist in tijden dat er weinig vervanging te krijgen is, vraagt het van jou als leraar om prioriteiten stellen: richt je op wat belangrijk en zinvol is voor het onderwijs, maar ook haalbaar voor jouzelf. Dat blijkt soms nog een uitdaging, vooral in de hectiek van alledag. Het gevoel nooit echt klaar te zijn, plaagt veel leraren. Avonden verdwijnen in nakijkwerk of e-mailcorrespondentie: bijna twee derde van de leraren werkt weleens thuis; bij velen gaat dit ten koste van activiteiten met familie of vrienden (CBS, 2015; Pillen e.a., 2017; Geldens e.a., 2016 ; Wisse, 2016 ; Bloem, 2016).
Het werk kan je ongemerkt boven het hoofd groeien. Let op voortekenen als nachten slecht slapen, veel piekeren, hoofd- of buikpijn krijgen als je aan school denkt, je angstig voelen, onverschillig zijn naar leerlingen, veel vergeten of een slechte concentratie (zie onder meer Oosterholt, 2016 ; Evers, 2002).
Heb je hier last van? Maak dan pas op de plaats. Kijk goed naar je persoonlijke ambities: zijn die nog altijd realistisch? Je stort je misschien, als de bevlogen leerkracht die je bent, enthousiast op de ontwikkeling van een nieuwe lessenserie (belangrijk en zinvol), maar als je ondertussen thuis puberende kinderen hebt en je ouders steeds meer gaan kwakkelen, kan de werkdruk te groot worden.
Begin met het goed afbakenen van je vrije tijd: wees niet voortdurend bereikbaar voor leerlingen of collega’s en geef helder aan wanneer en hoe mensen je kunnen bereiken. Las tijdens je werk reflectiemomenten in: hoe belangrijk is iets, moet het per se nú of op deze manier, en is de oplossing die je direct te binnen schiet werkelijk de beste? Misschien is die excursie dit jaar niet echt nodig, kun je die toets zo maken dat hij minder nakijktijd kost, of kun je van dat leesproject volgende maand een lichtere variant bedenken? Durf keuzes te maken.
Bespreek veranderingen in je thuissituatie (verhuizing, naast familielid opgenomen in ziekenhuis) ook met je school- of teamleider, zodat die een vinger aan de pols kan houden. Als je dan een keer iets niet op tijd af krijgt, kun je op meer begrip rekenen.
Kijk ook eens of je in de les jezelf kunt ontlasten. Misschien kunnen je leerlingen (deels) elkaars werk nakijken en bespreken? Geef ze tijdens de les bijvoorbeeld een rubric of lijstje met modelantwoorden en instrueer ze hoe ze elkaar feedback kunnen geven (zie onder meer Gulikers en Baartman, 2017; Prenger en Van Silfhout, 2016). Als je leerlingen dit nooit eerder hebben gedaan, zul je dit een aantal lessen met ze moeten oefenen. Dat kost even tijd, maar uiteindelijk kan het je tijd schelen. Sommige (vo-)scholen werken zelfs met nakijkcommissies van leerlingen: een groepje leerlingen dat in ruil voor een beloning alle toetsen van klasgenoten corrigeert (zie onder meer Zunneberg, 2017).
Weleens moe van je klas? Blijf toch tijd en aandacht steken in een goede band met je leerlingen. Een goede relatie met je klas verbetert de sfeer en stuwt de leerprestaties omhoog. Het is ook beter voor jezelf: conflicten met leerlingen vreten energie (Roorda e.a., 2011; Evers e.a., 2017).
Kijk goed bij leerlingen met wie het schuurt, waar dat in zit. Veel frustraties van leraren reiken verder dan ordeproblemen: niet zozeer het feit dat leerlingen onrustig zijn of er ongemotiveerd bij zitten is het probleem, maar het gevoel van onmacht dat je kan overmannen.
Sta geregeld stil bij hoe het ging in een les of met een groep leerlingen. Reflecteer op positieve en negatieve momenten, zodat je een beter beeld krijgt hoe je een goede match kunt realiseren (zie onder meer Veldman, 2017; Van der Want, 2015; Den Brok, 2009; Dijkstra, 2006). Soms helpt het om een irritante leerling een tijd te observeren, gewoon zijn of haar gedrag te bekijken en beschrijven zonder te oordelen. Zo kun je snel beter begrijpen waar het gedrag vandaan komt en hoe je ermee om moet gaan. Het kan ook nuttig zijn om de sfeer in de klas te peilen met een vragenlijst: als leraar kijk je vaak anders tegen jezelf en de sfeer aan dan leerlingen (Den Brok, 2009; Maulana, 2012; zie ook Alles op een rij over orde houden in het vo, Didactief, september 2016).
Kom je er in je eentje niet uit, vraag dan eens een collega om mee te denken of pak de vraag binnen je team op. Bespreek met elkaar bijvoorbeeld aan de hand van casussen waar jullie tegen aanlopen en wat je kunt doen. Heeft een leerling misschien meer of juist minder structuur nodig, zou andere feedback kunnen helpen? Soms helpt het al om te beseffen dat je niet de enige bent die met zulke vragen rondloopt. Ook kun je samen kijken naar ingrepen die misschien voor je relatie met álle leerlingen gunstig uitpakken, zoals leerlingen positiever benaderen (meer complimenten geven, successen vieren), meer individuele feedback geven of als team meer eensluidend optreden tegen onwenselijk gedrag (zie onder meer Van Uden, 2014 ; Brekelmans, 2010; Karsten e.a., 2004).
De starter die vanaf dag één de ster van de school is, moet nog geboren worden. Stel als beginnende leraar dus niet te hoge eisen aan jezelf. Je hebt tijd nodig voor je zelfverzekerd rondloopt en een goede balans vindt tussen werk en privé, tussen het persoonlijke en professionele (Pillen e.a., 2016; Geldens e.a., 2016; Pillen, 2013). Maar die tijd is er niet altijd en de druk is groot (Marreveld en Geus, 2017 ; Marreveld, 2017).
Je school moet ervoor zorgen dat jij goed aan de slag kunt, maar je moet zelf ook wat doen. Bespreek met de school- of teamleider wat je denkt nodig te hebben en wat jullie van elkaar kunnen verwachten. Durf te vragen. Hoe houdt de school rekening met jouw positie als nieuwkomer: krijg je ruimte om te wennen (minder taakuren) en je draai te vinden (mentor, intervisiegroep)?
Je mentor is het liefst een ervaren collega die met je mee wil denken, helpt bij het stellen van realistische doelen en ook tijd krijgt van de schoolleiding om jou te helpen. Richt je met je mentor op het proces: waar hapert het in je lessen en hoe kun je dat mogelijk veranderen? Kies voor een stapsgewijze aanpak, niet alles hoeft in één keer goed. Maak je leerdoelen concreet, zoals beter orde houden tijdens groepsopdrachten of een actievere leerhouding van leerlingen, en bedenk interventies, die je samen met je mentor evalueert.
Je mentor kan je helpen om de aandacht te houden bij wat belangrijk is in een goede les: het doel is dat je uiteindelijk zelf beter leert beoordelen of de les geslaagd was. Je zou voor die beoordeling niet afhankelijk moeten zijn van de reacties van de leerlingen (die kunnen een les immers ‘leuk’ vinden, terwijl je maar weinig lesstof hebt kunnen behandelen). Het kan nuttig zijn om met je mentor ook worst case scenarios te bespreken: situaties die flink uit de hand lopen en hoe je hier goed mee zou kunnen omgaan (Marreveld, 2017).
Benut ook echt de kennis en ervaringen van je mentor, van andere collega’s en je leidinggevende. Praat erover als je twijfels hebt over je werk, over de vraag of je het wel goed doet. Misschien hebben je collega’s advies over hoe je met die ongemotiveerde leerling of die veeleisende ouders om kunt gaan (zie ook Alles op een rij over motivatie in het vo, november 2016, Didactief, Alles op een rij over ouderbetrokkenheid in het po, oktober 2017, Didactief, en Alles op een rij over ouderbetrokkenheid in het vo, november 2017, Didactief).
Natuurlijk is de theorie anders dan de praktijk: wat je in de lerarenopleiding hebt geleerd, werkt niet altijd in jouw klas. De theorie houdt immers geen rekening met de specifieke omstandigheden op jouw school. Tegelijkertijd kun je wetenschappelijke inzichten goed gebruiken om je lessen te verbeteren en leerlingen te motiveren. Een goede groepsopdracht geven? Daar is gewoon onderzoek naar gedaan. Maak er dus gebruik van (zie onder meer Alles op een rij over leren in groepjes in het po, januari/februari 2018, Didactief).
Wees ondertussen niet te streng voor jezelf: het hoeft uiteindelijk niet perfect. Vooral in het begin kun je het gevoel hebben dat je maar weinig effectief bent, maar wees gerust: dit gevoel vermindert doorgaans na verloop van tijd (Day, 2014).
Merk je dat het werk je toch boven het hoofd begint te groeien, meld dit dan. Zeg het tegen je leidinggevende als je het niet goed aan kunt, als je merkt dat je te veel taken hebt of een taak te moeilijk is in combinatie met de rest van je werk of thuissituatie. Misschien kan je leidinggevende je helpen of je tenminste geruststellen (zie onder meer Schellings e.a., 2016 ; Bloem, 2016).
Onrust in de schoolorganisatie zet druk op de sfeer en de onderlinge communicatie. Zo kunnen leraren op scholen waar het lerarentekort nijpend is, snel overvraagd worden. Nee zeggen is moeilijker. Maar als het echt niet gaat en er niks meer bij kan, is het belangrijk dit wel te doen. Professionele eerlijkheid duurt het langst.
Ondanks goede communicatie kunnen conflicten tussen collega’s tijdens onrustige periodes opeens hoog oplopen. Wees hier dus alert op: zeg bijvoorbeeld gewoon dat je soms nerveus wordt van de gedachte aan een onderwijsvernieuwing (ook al hebben jullie hier gezamenlijk toe besloten). Veranderingen brengen nu eenmaal spanningen met zich mee; het is normaal als je misschien een keer uit je slof schiet, maar ga wel bij jezelf te rade als dit vaker gebeurt en bespreek het (zie onder meer Karsten e.a., 2004).
Haal er bij conflicten tijdig hulp bij. Vraag de school- of teamleider om bemiddeling. Een beetje school- of teamleider voelt het aan als er iets broeit, maar niemand is helderziend. Zorg dus dat hij of zij in actie kan komen vóór een conflict escaleert (Van den Broek, 2014 ).
Houd het contact met je collega’s ondertussen zo zuiver mogelijk: geen geroddel of ondermijnende grappen, en spreek anderen erop aan als ze zich hier toch schuldig aan maken. Je weet immers als geen ander hoe gemakkelijk het kan zijn om te vervallen in pesterijen, je ziet het regelmatig gebeuren bij je leerlingen: elkaar buitensluiten, weigeren iets te delen. Het zit soms in kleine dingen – een terloopse opmerking dat je buurman de kantjes ervan afloopt – maar voor iemands werkplezier kan het funest uitpakken (Van den Broek, 2014; Karsten e.a., 2004). Getreiter van collega’s kan leiden tot stress en slapeloosheid, in extreme gevallen zelfs tot depressie en zelfmoordgedachten.
Een open sfeer waarin je ergernissen gemakkelijk bespreekbaar kunt maken, is een voorwaarde voor een gezonde werkomgeving. Vaak genoeg zul je merken dat collega’s er geen erg in hadden dat ze je voor het hoofd stootten of is de ergernis echt gebaseerd op een misverstand.
Loop je al langer mee? Houd er als ervaren rot in het vak rekening mee dat veel nieuw is voor jonge collega’s. Geef ruimte tijdens vergaderingen voor vragen of commentaar, voer inhoudelijke gesprekken en luister naar ze (zie ook ‘Let als beginnende leraar extra op’). Domme vragen bestaan niet. Realiseer je dat je voor hen ook een voorbeeld bent: help ze dus om ook zo ver te komen als jij.
Vergeleken met het buitenland maken Nederlandse leraren meer uren en hebben ze grotere klassen, terwijl de onderwijskwaliteit vergelijkbaar is (zie onder meer OECD, 2009). Zie dit als een aanmoediging om te streven naar minder werkdruk, terwijl jullie als leraren toch hetzelfde voor elkaar krijgen. Geeft je schoolleiding of -bestuur jullie hiervoor de ruimte, pak die kans dan ook met beide handen aan.
Simpele aanpassingen kunnen soms al een wereld van verschil maken, zoals korter en doelgerichter vergaderen, beperkter e-mailverkeer (niet iedereen hoeft altijd in de cc), heldere afspraken voor online groepen (relevante opmerkingen, geen persoonlijke gesprekken) of een eenvoudiger formulier voor overdrachten. Bescherm elkaar ook: bel elkaar niet ’s avonds nog op, dring niet aan op reacties per e-mail buiten de schooltijden, en druk enthousiaste collega’s op het hart dat het weekend echt niet voor school bedoeld is.
Neem ook beruchte stressfactoren onder de loep, zoals conflicten met ouders of leerlingen. Volstaat het schoolbeleid dat jullie hiervoor hebben en kan iedereen hiermee goed uit de voeten?
Misschien kun je als team ook schoolactiviteiten schrappen. Is elk uitstapje nodig om betekenisvol en goed onderwijs te realiseren? Welke activiteiten vallen misschien te combineren of te versimpelen?
Zulke evaluaties tik je meestal niet in een middagje af, je moet er samen echt voor gaan zitten, maar het kan veel opleveren. Door werkdruk te agenderen en samen verbetermaatregelen te bedenken geef je elkaar houvast, maar uiteindelijk ook leerlingen en ouders (Evers e.a., 2017 ; zie ook Alles op een rij over ouderbetrokkenheid in het po, oktober 2017, Didactief en Alles op een rij over ouderbetrokkenheid in het vo, november 2017, Didactief).
Wil je grondiger te werk gaan? Ga dan overzichtelijk te werk, met een duidelijke planning en afspraken over wederzijdse verwachtingen. Resultaten uit medewerkersenquêtes kunnen een goed startpunt zijn om samen te bedenken waar de werkdruk bij jullie vandaan komt, wanneer de werkdruk objectief hoog is en wat vooral als een hoge werkdruk wordt ervaren, waar jullie van in de stress schieten en waar jullie juist energie van krijgen (Jelier, 2017; Emmelot en Sligte, 2013; Niemantsverdriet, 2009). Treed wel steeds in overleg met de schoolleiding: die moet jullie immers kunnen steunen in het uitvoeren van de uiteindelijke afspraken en begrijpen waarom jullie bepaalde ideeën hebben.
Kijk bij het verminderen van werkdruk ook eens of en hoe je elkaars krachten en talenten beter kunt benutten. Misschien is de een sterke organisator en wil de ander juist graag toetsen (leren) maken, maar hebben jullie nooit overwogen om taken te ruilen. Ook op vakinhoudelijk niveau kun je deze slag maken, vooral binnen het po: heeft je collega meer met muziek en houd jij juist van wereldoriëntatie, of andersom – misschien kun je dan elkaars lesonderdelen overnemen (Niemantsverdriet, 2012).
Timmer als schoolbestuur en –leiding niet alles dicht met regels om je leraren in het gelid te laten lopen. Regels zijn weliswaar nodig om het onderwijs te organiseren, maar scholen schieten hierin makkelijk door: ze leggen hun leraren meer administratieve verplichtingen op dan de wet voorschrijft. Administratieve taken, procedures en vergaderingen– belangrijk, maar hebben ze allemaal echt een functie en moet het allemaal zo gedetailleerd? Welke regels zijn nodig en welke niet?
Verdiep je als leiding en bestuur in wat de overheid werkelijk van je verwacht: wat is verplicht en waar zit speling? Waar overvraag je leraren misschien, omdat je zelf de teugels strak in handen wilt houden?
Als bestuur wil je voorbereid zijn wanneer de inspectie aanbelt. Het is immers de instantie die de school beoordeelt, maar de inspectie ziet zichzelf ook als ‘critical friend’, een partij die met je meedenkt en scholen juist níet wil overbelasten (zie onder meer Ros en Marreveld, 2015).De inspectie is glashelder over wat de wettelijke verplichtingen zijn: scholen zijn bijvoorbeeld verplicht om bepaalde vakken aan de orde te laten komen, maar mogen ze zelf het aantal uren per vak bepalen, hoe ze deze uren spreiden en of ze dit registreren (Inspectie van het Onderwijs/OCW, 2017). Zo is er ook geen wettelijk voorschrift dat bepaalt dat leraren alle methodetoetsen moeten afnemen en vastleggen, of dat je per leerling in het lvs moet registreren of hij of zij een toetsvraag goed of fout had. Hetzelfde geldt voor groepsplannen, het aantal oudergesprekken, registratie van pestincidenten, overdrachtsdossiers of lesplannen. Allemaal niet verplicht.
De inspectie vraagt wel aan de school inzichtelijk te maken hoe jullie keuzes bijdragen aan goed onderwijs, hoe de school de vorderingen van de leerlingen volgt en hoe ouders op de hoogte worden gehouden. Zorg dus dat je dit goed kunt onderbouwen,, wat dus niet hetzelfde is als alles zo uitgebreid en gedetailleerd mogelijk registreren. Zoek naar een vorm die voor jullie het beste werkt.
Kijk ter inspiratie eens buiten de deur. Hoe gaan ze bureaucratie tegen bij andere scholen binnen je samenwerkingsverband of regio? Zijn er aanpakken die voor jullie school misschien ook goed kunnen werken? Maak gebruik van elkaars kennis en zet bijvoorbeeld een zelfevaluatiesysteem op waarin je elkaars school bezoekt, bij wijze van visitatie of audit (zie ook Zelfevaluaties, visitaties en audities, 2015). Of ga nog een stapje verder, en begin een intervisiegroep voor schoolleiders of -bestuurders, waarbij je concrete dilemma’s aan elkaar voorlegt en bespreekt (Nolen, mei 2018). Waar komt de administratiedrang vandaan? Welke zorgen schuilen erachter?
Uiteindelijk vraagt regels terugdringen van jullie als schoolleiders en -bestuurders een flinke dosis moed. Het is immers heel verleidelijk om toch het zekere voor het onzekere te nemen en je leraren maar zo veel mogelijk te laten vastleggen, niet alleen met het oog op de inspectie of de regels rond passend onderwijs, maar ook gezien rechtszaken die ouders steeds makkelijker aanspannen tegen scholen (zie onder meer Nolen, mei 2018; Marreveld, 2017; Van Bergen e.a., 2016).
Blijf toch kijken wat er efficiënter kan, welke procedures eenvoudiger kunnen. Veel scholen zijn bijvoorbeeld in de loop der jaren met diverse (digitale) systemen gaan werken, waardoor dezelfde informatie soms dubbel bijgehouden wordt. Kijk welke systemen samengevoegd kunnen worden. Houd formats of formulieren zo simpel mogelijk: laat leraren niet eindeloos vakjes aan- of uitvinken voor kwesties die bij jullie helemaal niet spelen.
Luister ook goed naar de leraren: wat ervaren zij als bureaucratie? Houd er rekening mee dat wat mensen als werkdruk ervaren, niet hetzelfde is als objectieve werkdruk: administratieve handelingen kunnen veel frustratie opleveren omdat ze nutteloos worden gevonden, terwijl ze misschien maar enkele minuten in beslag nemen. Probeer dus goed in beeld te krijgen waar leraren tegen de grenzen van het systeem aanlopen. Als zij het nut niet meer inzien van bepaalde vergaderingen, waar zit hem dit dan in? Is een duidelijkere agenda of andere samenstelling van de groep misschien al de oplossing?
Kijk ook kritisch naar jullie systeem van beoordelen en functioneren. Een formele gesprekkencyclus, met standaardformulieren, kan snel verzanden in een plichtmatige handeling, waarbij het echte gesprek naar de achtergrond verdwijnt. Houd de formele kant daarom zo bondig mogelijk en vraag als school- of teamleider liever geregeld en informeel aan de leraar hoe het gaat: laat zien dat je oog hebt voor wat er leeft en probeer zo veel mogelijk mee te denken en te faciliteren (zie onder meer Noordegraaf e.a., 2015).
Laat onverlet dat een goed uitgewerkt HR-beleid de basis voor een gezond werkklimaat op je school vormt. Neem hierin afspraken op die ervoor zorgen dat je leraren goed hun werk kunnen doen en de ruimte krijgen zich te ontwikkelen. Stel met andere woorden ‘professionele autonomie’ centraal (zie onder meer Evers e.a., 2017; Janssen, 2016; Noordegraaf e.a., 2015).
Dit kan onder meer betekenen dat je leraren samen afspraken laat maken die in hun ogen bijdragen aan goed onderwijs, zoals de ontwikkeling van een taalbeleid of afspraken rond ouders, zolang dit maar binnen jullie gezamenlijke schoolvisie plaatsvindt.
Stel je als schoolleider en -bestuur zo veel mogelijk faciliterend op: denk mee, zorg voor tijd en ruimte, en bied eventueel extra hulp aan via bijvoorbeeld coaching of trainingen (zie onder meer Noordegraaf e.a., 2016).
Je doel is natuurlijk een team van sterke leraren, maar het ‘verduurzamen’ van HR-beleid blijkt voor veel scholen lastig, zeker wanneer je als school te maken hebt met een groot verloop, veel tijdelijke aanstellingen, krapte op de arbeidsmarkt of krimp (Gaudé e.a., 2015).
Hoe houd je medewerkers dan binnenboord? En niet alleen dat: hoe zorg je voor een gevarieerd personeelsbestand, waarin diverse expertises, leeftijden en achtergronden vertegenwoordigd zijn?
Blijf vasthouden aan je ambitie, ook al lijkt hij soms een onbereikbare droom. Let bij de werving en selectie op ‘gaten’ in je team en probeer niet de eerste de beste te kiezen. Zorg verder voor aantrekkelijke ontwikkelmogelijkheden en werkomstandigheden, zowel voor beginnende als meer ervaren leraren. Denk aan scholing, congresbezoeken of intervisietrajecten (zie Alles op een rij over collegiaal leren, januari/februari 2018, Didactief ).
Ook nieuwe taken of rollen kunnen aantrekkelijk zijn voor personeel, zoals de begeleiding van een beginnende collega of deelname aan een werkgroep of ontwikkelteam. Zo’n nieuwe taak moet geen verplichting zijn (‘iemand moet het doen’), maar idealiter aansluiten bij iemands interesse en deskundigheid. Pas dan kan het energie geven. Wel zit er een grens aan het aantal nieuwe taken: een te hoge ‘taakvariëteit’ kan averechts uitpakken en juist tot stress leiden.
Schenk aan starters speciale aandacht: bijna 10% valt binnen drie jaar al af door een te hoge werkdruk (Marreveld en Geus, 2017). Investeer in ze. Geef ze de eerste jaren tijd om thuis te raken in de organisatie, liefst 30-40% minder lesuren dan gewoonlijk. Bouw hun takenpakket geleidelijk op – maak ze dus niet direct mentor en geef ze niet de zwaarste klas – geef ze de ruimte om met eigen ideeën te komen en koppel ze aan een ervaren collega met wie ze kunnen werken aan persoonlijke leerdoelen (Harmsen, 2017; Van Rens, 2014; Gaikhorst, 2014; Houtveen e.a., 2007; zie ook kader ‘Voorkom stress bij je starters’).
Leraren hebben uiteraard ook zelf een verantwoordelijkheid als het gaat om hun ontwikkeling, maar verschuil je hier niet achter. Ze kunnen hier immers alleen aan werken als ze vanuit de school steun en ruimte krijgen (Gaudé e.a., 2015).
Meer werkplezier
Een werkgroep instellen om de werkdruk te verminderen en het plezier terug te halen: dat klinkt tegenstrijdig, maar het kan toch nuttig zijn. Hoe pak je het aan?
Vorm een werkgroep van leraren, die klein en wendbaar is, maar tegelijkertijd een goede afspiegeling van het team.
Inventariseer waaruit collega’s plezier halen en wat ze als belastend ervaren. Dit kan eenvoudig met een (online) vragenlijst of korte interviews.
Houd alle teamleden op de hoogte van de vorderingen. Deel bijvoorbeeld een top drie van energiegevers en -dempers die uit de vragenlijst blijken.
Een veelgenoemde stressfactor zal regeldruk zijn: administratieve taken en verplichte vergaderingen. Ook als die weinig tijd in beslag nemen, kunnen ze wel als stressvol worden ervaren. Onderzoek als werkgroep waar de precieze oorzaken liggen. Zijn sommige regels te vereenvoudigen of te schrappen? Kunnen vergaderingen korter of minder vaak plenair?
Een kijkje bij een andere school kan inspiratie opleveren. Hoe verhoogt deze school het werkplezier, hoe beperkt ze de werkdruk? Zit er iets nuttigs tussen voor jullie?
Voorkom stress bij je starters
Geef starters de tijd om thuis te raken op je school. Bouw de werklast geleidelijk, begin met 30-40% minder lesuren, en geef hen niet direct zware verantwoordelijkheden (mentoraat, een lastige klas, etc.).
Wijs een mentor toe, bij voorkeur een ervaren collega, maar ook weer niet de allerbeste leraar van de school; voorkom dat de starter onzeker wordt.
Geef de mentor voldoende taakuren om met de starter te overleggen en lessen te bespreken. Samen kunnen zij persoonlijke leerdoelen stellen. De mentor ziet er op toe dat de leerdoelen haalbaar blijven (niet te veel of ambitieus) en helpt bij de reflectie.
Als je als school meer starters tegelijk hebt, kan het zinvol zijn om een intervisiegroepje te vormen. Faciliteer ze in ruimte en tijd, en zet er (in ieder geval de eerste sessies) een coach bij die kan helpen bij het samen bespreken van casussen.
Toon betrokkenheid: vraag geregeld even hoe het gaat en controleer of de werklast nog behapbaar is.
Met dank aan Marieke Pillen (Katholieke Pabo Zwolle) en Arnoud Evers (Open Universiteit).
Alles op een rij is een artikelenserie waarin Didactief terugblikt op onderwijsonderzoek uit de afgelopen vijftien jaar.
Dit artikel verscheen in kortere versie in Didactief, oktober 2018.
Barneveld, S. (2011). Leraar is al 25 jaar aardig. Didactief, maart 2011.
Beem, M. van (2003). Geloof in eigen kunnen houdt je overeind. Didactief, januari/februari 2003.
Bergen, K. van, Paulussen-Hoogeboom, M., Weerd, M. de, en Bleeker, Y (2016). Regeldruk in het primair onderwijs. Regioplan/OCW.
Bloem, F. (2016). ‘Af en toe nee zeggen is cruciaal’. Didactief, april 2016.
Boer, S. de (2007). Startende leraar zwemt of verzuipt. Didactief, januari/februari 2007.
Boogaard, M. (2018). Ruimere regels, beter onderwijs: po. Didactief, januari/februari 2018.
Brekelmans, M. (2010). Klimaatverandering in de klas. Universiteit Utrecht.
Broek, J. van de (2014). Pesten in de lerarenkamer. Didactief, oktober 2014.
CBS/TNO (2017). Nationale enquête arbeidsomstandigheden.
CBS (2015). Enquête beroepsbevolking. Den Haag: CBS.
Day, C. (2014). Committed for Life: Variations in Teachers' Work, Lives and Effectiveness. In: Bell, L., en Stevenson, H. (2014). Organising Educational Leadership and Management: Organising and Managing Public Service Series. Londen: Sage Publications.
Dijkstra, I. (2006). De stress-reductiemeter. Didactief, oktober 2006.
Emmelot, Y., en Sligte, H. (2013). Met praktijkgericht onderzoek naar schoolverbetering en een onderzoekscultuur. Ervaringen in de SLOA-PO-projecten. Amsterdam: Kohnstamm Instituut.
Emmelot, Y. (2013). Leraren onderzoeken hun werk. Didactief, april 2014.
Evers, W.J.G. (2002). Burnout among Teachers. Theoretical Setting, Top-Down Innovation, and Social Relations. Universiteit van Amsterdam.
Evers, A.T., Yamkovenko, B., en Van Amersfoort, D. (2017). How to Keep Teachers Healthy and Growing: The Influence of Job Demands and Resources. In: European Journal of Training and Development, 41(8).
Gaikhorst, L. (2014). Supporting Beginning Teachers in Urban Environments. Universiteit van Amsterdam.
Gaikhorst, L. (2014). Red de beginnende leraar. Didactief, oktober 2014.
Geldens, J., Groot, T. de, Bom, P., Schipper, H., en Maanen, N. van (2016). Omgaan met professionele identiteitsspanningen op de werkplek. Een handreiking voor begeleiders, aanstaande en beginnende leraren in de werkplekleeromgeving. Utrecht: Center of Expertise Persoonlijk Meesterschap.
Geldens, J. (2016). Je les voorbereiden of een avondje uit? Didactief, oktober 2016.
Glaudé, M., Eck, E. van, Boogaard, M., en Dikkers, L. (2015). Evaluatie stimuleringsmaatregel ‘Duurzame inzetbaarheid. Sterkte voor de toekomst’. Amsterdam: Kohnstamm Instituut.
Gulikers, J., en Baartman, L. (2017). Doelgericht professionaliseren: formatief toetsen met effect! Wat DOET de docent in de klas? Wageningen University & Research en Hogeschool Utrecht.
Gulikers, J., en Baartman, L. (2017). Doorpakken met formatief toetsen. Didactief, oktober 2010.
Harmsen, R. (2017). Zo verminder je stress bij beginnende docenten. Didactief, september 2017.
Houtveen, T., Versloot, B., en Groenen, I. (2006). De begeleiding van startende leraren in het voortgezet onderwijs en het basisonderwijs. Den Haag: Sectorbestuur onderwijsarbeidsmarkt (SBO).
Inspectie van het Onderwijs en PO-Raad (2015). Zelfevaluaties, visitaties en audits: Schoolbesturen werken aan het (zelf)evalueren van de kwaliteit van het onderwijs. Den Haag.
Inspectie van het Onderwijs en OCW (2017). Ruimte in regels. Papieren rompslomp of kan het anders? Den Haag.
Janssen, T. (2016). HRM en prestaties in het primair onderwijs. Erasmus Universiteit Rotterdam.
Jelier, W. (2017). Van hogedrukpan naar geoliede machine. Didactief, december 2017.
Jelier, W. (2018). Q&A Martijn Nolen: Schoolbestuurders zitten klem. Didactief, mei 2018.
Karsten, S., Koning, I., en Schooten, E. van (2005). Werkomstandigheden, stress en arbeidssatisfactie op Nederlandse basisscholen. In: Pedagogische Studiën.
Konermann, J. (2012). Bevlogenheid van leraren. Universiteit Twente en KPC Groep.
Marreveld, M. (2009). Money Makes the World Go Round. Didactief, juni 2009.
Marreveld, M. (2017). Relax, meneer de perfectionist! Didactief, januari/februari 2017.
Marreveld, M. (2017). Better prepare. Didactief, maart 2017.
Marreveld, M., en Geus, E. (2017). Wees zuinig op ze. Didactief, september 2017.
Maulana, R. (2012). Teacher-Student Relationships during the First Year of Secondary Education: Exploration of Change and Link with Motivational Outcomes in The Netherlands and Indonesia. Rijksuniversiteit Groningen.
Niemantsverdriet, L. (2007). Leraren geven steeds minder les. Didactief, mei 2009.
Niemantsverdriet, L. (2012). ‘We leren hier allemaal’. Didactief, april 2012.
Nolen, M. (2017). De bestuurder in het onderwijs. De juridische positie van de bestuurder in vijf onderwijssectoren. Vrije Universiteit Amsterdam.
Noordegraaf, M., Loon, N. van, Heerema, M., en Weggemans, M. (2015). Professioneel vermogen in het primair onderwijs. Over hoe leerkrachten betekenisvolle en vitale bijdragen (kunnen) leveren aan onderwijskwaliteit. Universiteit Utrecht/USBO.
Noordegraaf, M., en Doosje, I. (2016). Werkdruk? Een goede zaak! Didactief, maart 2016.
OECD (2009). Education at a Glance.
Oosterholt, B. (2016). Burned out Cognition and Cortisol? Burnout in Relation to Cognitive Performance and Cortisol Levels. Radboud Universiteit.
Pillen, M. (2013). Professional Identity Tensions of Beginning Teachers. Eindhoven School of Education.
Pillen, M. (2014). Weet wat je te wachten staat. Didactief, 2014.
Pillen, M., Meijer, P, en Beijaard, D. (2016). Ontwikkeling van professionele identiteit. In: Beijaard, D. (2016). Weten wat werkt. Onderwijsonderzoek vertaald voor lerarenopleiders. Meppel: Ten Brink Uitgevers.
Prenger, J., en Silfhout, G. van (2016). Tijd om te boarden! Didactief, september 2016.
Rens, C. van (2014). Waar te beginnen? Didactief, december 2014.
Roorda, D.L., Koomen, H.M.Y., Spilt, J.L., en Oort, F.J. (2011). The Influence of Affective Teacher-Student Relationships on Students’ School Engagement and Achievement: A Meta-Analytic Approach. In: Review of Educational Research, 81(4).
Ros, B., en Marreveld, M. (2015). Mee met de inspecteur. Didactief, januari/februari 2015.
Ros, B. (2017). Opgebrand? Didactief, januari/februari 2017.
Ros, B. (2017). Benadruk vrijheid in hrm. Didactief, januari/februari 2017.
Ros, B. (2017). Kort & goed: Regeldruk. Didactief, januari/februari 2017.
Ros, B. (2017). Goede band houdt leraar blij. Didactief, november 2017.
Schellings, G., Kocken-Van Acht, C., Coupé, G., en Derksen, K. (2016). Help ze op weg: begeleiding van starters. Didactief, maart 2016.
Vegt, A.L. van der, Damstra, G., Klein, T., Weijers, S., Boogaard, M., Heemskerk, I., Schenke, W., en Zandbergen S. (2017). Regelluwe scholen. Tweede voortgangsrapportage, december 2017. Oberon, Kohnstamm Instituut en EDventure.
Veldman, I. (2017). Stay or Leave? Veteran Teachers’ Relationships with Students and Job Satisfaction. Universiteit Leiden.
Vogels, R., en Maslowski, R. (2017). Onderwijs. In: Bijl, R., Boelhouwer, en Wennekers, A. (2017). De sociale staat van Nederland 2017. Den Haag: SCP.
Want, A. van der (2015). Teachers Interpersonal Role Identity. Eindhoven School of Education.
Want, A. van der (2016). Verbeter de match met je klas en verminder stress. Didactief, maart 2016.
Weijers, S. (2018). Ruimere regels, beter onderwijs: vo. Didactief, april 2018.
Weijenberg, A. van (2009). Werkdruk is afgenomen. Didactief, oktober 2009.
Weijenberg, A. van de (2011). Ruzie met leerlingen vreet energie. Didactief, april 2011.
Welther, L. (2004). Op zoek naar de stressloze school. Didactief, november 2004.
Wisse, C. (2016). Het lerarenbestaan. Didactief, september 2016.
Zunneberg, P. (2012). Van tevreden naar enthousiast. Didactief, maart 2012.
Zunneberg, P. (2012). Leerlingen werken wel voor aardige leraar. Didactief, juni 2012.
Zunneberg, P. (2017). Laat ze zelf nakijken. Didactief, januari/februari 2017.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven