Na achttien jaar in het basisonderwijs ging Barry Jans op zoek naar een nieuwe uitdaging. De gang naar het voortgezet onderwijs lag voor de hand. Na een opleiding van drie jaar tot tweedegraads docent is hij dit jaar gestart als docent Nederlands op Metameer Jenaplanschool in Boxmeer.
Jans heeft drie brugklassen, twee tweedejaars- en een derdejaarsgroep. Hij moet er vooral aan wennen dat leerlingen van deze leeftijd wat meer moeite hebben om gemotiveerd te zijn voor school. En dat ze niet meer zo meegaand zijn. Daardoor wordt er wat meer gevraagd van zijn klassenmanagement, merkt Jans: duidelijke grenzen aangeven, heldere afspraken maken. Ook het opbouwen van een relatie met leerlingen werkt anders: Je hebt minder tijd met ze, in het basisonderwijs zit je er bovenop en is er niets wat je ontgaat. ‘Mijn mentorgroep zie ik slechts een aantal uren per week, daardoor krijg ik niet alles mee.’
Jans neemt deel aan de basistraining die onderdeel vormt van de Jenaplanopleiding. Vooral het bespreken van concrete casussen is zinvol: ‘Je merkt dat anderen ook tegen problemen aanlopen, je ervaart herkenning, je kunt elkaar helpen. Daarnaast heb ik een coach, bij wie ik altijd terecht kan met vragen over school, hoe dingen geregeld zijn, maar ook dingen waar ik tegenaan loop in de lessen.’
Hoewel hij meer onderwijservaring heeft dan de meeste startende docenten, is Jans blij dat hij deel kan nemen aan het begeleidingsprogramma: ‘in het VO kom je toch heel nieuwe zaken tegen. Bovendien zijn veel dingen op deze school op een vaste manier geregeld, en is het goed dat je daarvan op de hoogte bent. Een voorbeeld zijn de oudergesprekken. Eigenlijk zijn dat eerder reflectiegesprekken voor leerlingen en hebben de ouders meer de rol van toehoorder. In de training komt dan aan bod hoe je concreet als docent zo’n gesprek gaat voeren, bijvoorbeeld hoe ga je zitten met ouders en met leerlingen?’
Judith Bax is coach van startende docenten en docenten in opleiding op de Metameer Jenaplan School in Boxmeer. Op haar school zijn veel starters. Ze volgen allemaal een basistraining. In het begin is die intensief: docenten krijgen wekelijks twee lesuren scholing in vaardigheden als orde houden en grenzen stellen. Die hebben ze weliswaar in hun opleiding gehad, maar in de eerste maanden lopen ze daar in de praktijk toch tegenaan. Bovendien is de basistraining een veilige plek, waar docenten kwijt kunnen wat goed gaat en wat nog niet. Dat eerste is juist soms nog moeilijk voor starters, ondervindt Bax: ‘Docenten vertellen liever over de dingen waar ze last van hebben. Toch kunnen succeservaringen juist ook heel erg helpen in een leerproces.’
De frequentie van de bijeenkomsten neemt in de loop der tijd af. Docenten volgen in het tweede en derde jaar een aantal modules. Daarin komen bijvoorbeeld visie en concept van het Jenaplanonderwijs aan bod. Tegelijkertijd maken ze een portfolio. De beoordeling van dat portfolio is onderdeel van het erkende Jenaplandiploma. Begeleiding op maat krijgen de starters van hun coach: die bezoekt lessen en bepaalt samen met de docent waar de focus van het leerproces ligt. Hoeveel behoefte er is aan coaching, is afhankelijk van de docent, weet Bax: ‘Als aan een van beide kanten de indruk ontstaat dat meer coachingsafspraken nodig zijn, dan plannen we die in. Dat kan ook nog na het derde jaar. Dat past bij de cultuur op deze school: we lopen makkelijk bij elkaar binnen om hulp te vragen, ook ervaren docenten doen dat.’
Het mooie aan het BSL-project is volgens Bax dat scholen de begeleiding voor starters samen met de lerarenopleidingen vormgeven. ‘Ik hoop dat we hiermee een betere aansluiting kunnen bereiken tussen wat docenten leren op de lerarenopleiding en de praktijk. Een doorlopende leerlijn dus.’ Verder hoopt zij dat aandacht voor de professionele identiteitsontwikkeling en spanningen het welbevinden van startende docenten kan verbeteren en uitval kan voorkomen.
Het Heerbeeck College in Best, waarvan Linssen directeur is, hecht veel waarde aan een goede begeleiding van beginnende docenten. Linssen: ‘Het is belangrijk dat ze snel wegwijs gemaakt worden in de school en dat ze op pedagogisch en didactisch gebied ondersteund worden. De coaches hebben hierbij een belangrijke rol. In het Handboek Nieuwe personeelsleden zijn de werkwijze, de rol en taakverdeling van de verschillende betrokkenen, de tijdsplanning en praktische tips vastgelegd.’
Linssen vindt het voor haar school de moeite waard deel te nemen aan het BSL-traject: ‘Het levert voor ons een verdiepingsslag op’. Het belangrijkste is dat ingezet wordt op coaching aan de hand van beeldmateriaal (videocoaching). Dat komt niet alleen ten goede aan de begeleiding van startende leraren, het kan ook goed worden ingezet in latere fases.
Ook wordt in dit traject sterk ingezoomd op de professionele identiteitsontwikkeling (in workshops over identiteit). Juist dat laatste is volgens haar essentieel. ‘De relatie van een leraar met zijn leerlingen vormt de basis voor het leraarschap. Het bewustzijn vanuit welke professionele identiteit je handelt en hoe je je als leraar professioneel verder kunt ontwikkelen kan door een goede begeleiding worden ondersteund. Zo wordt de basis gelegd voor een doorgaande professionele ontwikkeling.’
Linssen benadrukt dat groei gericht moet zijn op de ontwikkeling van sterke kanten. Op het Heerbeeck College kan talent zich ontwikkelen. Beginnende leraren moeten zich snel thuis voelen op school. De schoolcultuur is open, collega’s zijn behulpzaam en staan open voor nieuwe ideeën. Daarnaast willen docenten en schoolleiding de talenten van nieuwe collega’s benutten: ‘Zij zijn hier vaak het vliegwiel voor nieuwe ontwikkelingen.’
De openheid naar elkaar heeft ook als positief gevolg dat men oog heeft voor de werkdruk van beginnende leraren. Naast de maatregelen die de school standaard neemt voor starters (zoals geen nevenlestaken, geen mentoraat), wordt het takenpakket van starters op maat ingevuld. Hiervoor hebben de collega’s begrip en wordt er (binnen de mate van het mogelijke) ingespeeld op de specifieke behoeften van startende collega’s.
Met medewerking van Corry Kocken-van Acht (Technische Universiteit Eindhoven), Griet Coupé en Karin Derksen (Radboud Universiteit Nijmegen)
Tips voor startende leraren:
Wees nieuwsgierig, durf vragen te stellen
Investeer in groei, laat zien wie je bent, wat je kunt en wat je wilt leren, geloof in je eigen kracht
Gun je zelf de tijd en plezier om te groeien
Blijf in contact met je collega’s
Als starter moet je ook grenzen kunnen en durven stellen
Tips voor coaches:
Vraag regelmatig aan starters hoe het met ze gaat
Fungeer als rolmodel
Organiseer overleg/intervisie voor coaches onderling
Houd aandacht voor de werkdruk van startende leraren
Tips voor schoolleiders:
Wees nieuwsgierig naar startende leraren en geef ruimte om hun talenten te ontwikkelen
Leg coaching neer bij een deskundig team o.l.v. van een coördinator die je uitdrukkelijk steunt
Faciliteer collegiale consultatie (voor alle docenten)
Houd aandacht voor de werkdruk: faciliteer startende docenten, maar overvoer ze niet
Tips voor lerarenopleiders:
Blijf in contact met het werkveld door intensieve samenwerkingsverbanden en/of professionele leergemeenschappen.
Richt je opleiding ook op de weerbaarheid van docenten
Blijf zelf ook leren
Tips voor BSL-trajecten
Gooi goede praktijken niet overboord
Scholen verschillen, maak inductietrajecten op maat
Zorg dat coaches inhoudelijk goed onderlegd zijn
Waardeer en benut de inbreng van alle betrokken partners
Houd aandacht voor de werkdruk van startende leraren
Deskundige leraren hebben een positief effect op leerresultaten. Landen die op onderwijsgebied goed presteren hechten dan ook veel belang aan de professionele ontwikkeling van (beginnende) leraren. Investeren in hun begeleiding komt de kwaliteit van het onderwijs ten goede. Naast het doorgroeien in het beroep, dient de begeleiding ook een ander doel, namelijk het voorkomen van beroepsuitval.
Gonny Schellings is lerarenopleider aan de Technische Universiteit, Eindhoven. Zij verzorgt lessen onderwijskunde en begeleidt onderzoek. In de lerarenopleiding aan de TUE is veel ruimte voor het leren op de werkplek. Studenten voeren minimaal twee stages uit op verschillende scholen. Na een één- of tweejarig traject zijn ze startbekwaam.
Schellings volgt het landelijke traject Begeleidingsarrangementen Startende Leraren (zie pagina24) van dichtbij en verwacht dat de opbrengsten vertaald kunnen worden naar de lerarenopleiding. ‘Het zal de doorgaande leerlijn versterken. Mijn taak is onder andere studenten voor te bereiden op een beroepshouding, gericht op blijvend professionaliseren. Dat betekent dat er niet alleen in de opleiding, maar ook in “het werkveld” aandacht moet zijn voor de leraar als persoon en als professional, precies zoals binnen het BSL-traject.’
Opleidingen en scholen zouden de professionele ontwikkeling van aanstaande en startende leraren als een gezamenlijke opdracht moeten zien, vindt Schellings. Maatwerk is daarbij de kern. Zo kan worden aangesloten bij de ondersteuningsbehoeften en mogelijkheden van de individuele (aanstaande) leraar en bij die van de school als (toekomstig) werkveld. Erkenning van de verschillende verantwoordelijkheden van school en opleidingsinstituut en inzet van hun specifieke expertise zijn wel belangrijke voorwaarden. ‘Het is belangrijk dat we startende leraren vanuit de opleiding een stevig fundament meegeven waarop ze verder kunnen bouwen. Ze moeten zich uitgenodigd, nee zelfs uitgedaagd weten om blijvend te leren.’ Ook een visie op de professionele ontwikkeling van leraren is een vereiste, naast open communicatie en waardering en benutting van de inbreng van alle betrokken partners.
BSL-trajecten zijn regionaal uitgezet. Elk van de negen regio’s in Nederland verzorgt een eigen invulling. Zie http://www.begeleidingstartendeleraren.nl voor meer informatie of als u zich wilt aansluiten bij één van de regionale projecten.
Literatuur
Beijaard, D., Buitink, J., & Kessels, C. (2010). Teacher induction. In B. McGaw, P.L. Peterson & E. Baker (Eds.). International Encyclopedia of Education 3rd Edition. Oxford: Elsevier Scientific Publishers.
Helms-Lorenz, M., Slof, B., & van de Grift, W. (2013). First year effects of induction arrangements on beginning teachers’ psychological processes. European Journal of Psychology of Education, 28(4), 1265-1287. 10.1007/s10212-012-0165-y
Dit artikel verscheen in Didactief, januari/februari 2016.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven