Dit stukje tik ik thuis, omdat het treinverkeer tussen woning en redactie weer eens overhoop ligt. De tijden dat de NS dan voor ‘vervangend vervoer’ zorgde, zijn kennelijk voorbij. Goed, we mogen niet zeuren, de trein keerde keurig terug naar het beginstation en we hebben heus geen uren in een weiland hoeven wachten. Ik appte mijn collega’s dat het een thuiswerkdag werd. Bleek Whatsapp wereldwijd van slag. Zo’n dag dus.
Maar daar wilde ik helemaal niet over schrijven. Ik wilde het over jullie hebben, over hoe jullie dag in, dag uit klassen en scholen draaiende houden. Jullie laten je niet uit het lood slaan als dingen totaal anders lopen dan gepland. Waarschijnlijk omdat jullie meesters (en juffen) zijn in soepele aanpassing.
Aanpassingen hoeven
niet altijd groots te zijn
om leerlingen te helpen
In dit nummer kun je daar weer mooie voorbeelden van lezen. Zelfs een starter bewijst zijn kunde: zo paste Almer Hietkamp, Nationaal Onderwijstalent 2022, lesmateriaal voor het vmbo aan, zodat zijn leerlingen in het praktijkonderwijs er ook mee overweg kunnen. En een pagina verder vertelt Diny Klein-Korpershoek hoe zij leerlingen die zich bij taal en rekenen altijd de mindere voelen, laat shinen in de klusklas.
Lerarenopleider Johan De Wilde leert zijn studenten om altijd in te spelen op antwoorden van leerlingen, óók of juíst als ze fout zijn. In het hoofd kruipen van leerlingen kan heel verhelderend werken, voor beide partijen.
Aanpassingen hoeven echt niet altijd groots te zijn om leerlingen vooruit te helpen. Laat bijvoorbeeld meertalige leerlingen bij het maken van rekenopgaven Google Translate gebruiken, zodat ze onbekende (reken)woorden kunnen vertalen in hun moedertaal. Zo komen ze toe aan het echte werk en krijg jij eerlijk inzicht in hun rekenvaardigheid.
Ondanks jullie formidabele aanpassingsvermogen blijft er toch een pijnpunt. En dat is passend onderwijs. In 2012 is het ingevoerd, maar het past leraren en schoolleiders (en ouders en leerlingen) nog steeds niet lekker, blijkt uit de gesprekken die Didactief had met betrokkenen.
Het ministerie mag dan willen doorstomen naar ‘inclusief onderwijs’, er lijken eerst nog wat reparatiewerkzaamheden nodig in het oude concept. En dat zou zomaar eens een talige opgave kunnen worden. Want eigenlijk bestaat er sinds 2012 al een spraakverwarring over wat we nu precies moeten verstaan onder passend. Onderzoekers wijzen hier al jaren op (leest u mee, meneer Wiersma?) en dat vertroebelt ook de cijfers. Kan elk kind (en elke ouder) krijgen wat het nodig heeft (of wil)? Moet elk kind in een reguliere klas blijven? En aan welke leerling precies moet je je als leraar aanpassen? Misschien toch even een tussenstop maken alvorens de boel ontspoort?
Bea Ros, wetenschapsredacteur
Dit artikel verscheen in Didactief, november 2022.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven