Nieuws

Stoppen of doorgaan met curriculumvernieuwing? (1)

Tekst Monique Marreveld
Gepubliceerd op 22-01-2020 Gewijzigd op 29-01-2020
Maandag 20 januari hield de Vaste Kamercommissie Onderwijs van de Tweede Kamer een eerste enquête over Curriculum.nu. Belangrijkste vraag: stoppen of doorgaan met dit proces?

Klaas van Veen, hoogleraar onderwijskunde en directeur van de universitaire lerarenopleiding in Groningen, bindt de kat de bel aan om circa half elf ‘s ochtends. ‘Leraren zijn nu domweg te druk om met curriculumvernieuwing bezig te zijn. De bal ligt bij jullie, de leden van de Tweede Kamer, om eerst issues die al heel lang spelen op te lossen.’ Het rijtje problemen dat hij benoemt, zal tijdens de hoorzitting herhaaldelijk terugkomen: teveel lessen, te weinig leraren, te lage salarissen, zeker in het basisonderwijs, te grote werkdruk. Van Veen neemt geen blad voor de mond: ‘Ik weet niet wie met gezond verstand in het onderwijs gaat werken. Als je wat kan, blijf je er weg.’

 

Werkdruk en lerarentekort
blijven grote spelbrekers

 

Toch is hij voorstander van curriculumvernieuwing, laat daar geen misverstand over bestaan. Elke zeven à tien jaar liefst, maar in dit geval moet er eerst ‘iets radicaal veranderen’ aan de randvoorwaarden van het onderwijs. Met kennelijke instemming citeert Van Veen de beruchte oneliner uit het boek Het bezwaar van de leraar, van Ton van Haperen: ‘Platbombarderen en opnieuw beginnen’. Even later blijkt dat toch een slip of the tongue want pleit Van Veen voor constructief doorgaan met Curriculum.nu, randvoorwaarden gewijzigd of niet. Als we helemaal opnieuw zouden moeten beginnen, gaat het immers weer veel te lang duren …

Er valt nog wel veel te verbeteren aan de voorstellen van de ontwikkelgroepen, vindt Van Veen. Digitale geletterdheid bijvoorbeeld, niet doen! Het is ‘bemoeizuchtig’ (hoezo fake news?!? Dat snappen leerlingen heus wel) en het is onnodig om daar een apart vak van te maken. Burgerschapsvorming als apart vak? Ach, leraren vormen leerlingen de hele dag, min of meer bewust. Kennis van wat een burger moet weten, is bovendien geen garantie voor fatsoenlijk gedrag. Waar het om draait, is verbinding met de groep, aldus Van Veen. En een school is een ideale gemeenschap om dat te leren en te oefenen, maar dan moet er wel tijd zijn om aandacht te besteden aan bijvoorbeeld houding in plaats van alleen aan cognitieve doelen. En persoonsvorming? Dat gaat vanzelf, school moet zich daar zo min mogelijk mee bemoeien.

 

Doorgaan of stoppen?

Het dilemma van Van Veen zal herkenbaar zijn voor velen: het kruispunt waarop we staan met Curriculum.nu is niet ideaal, maar wat doen we met de routekaart? Terug naar huis lopen of verder wandelen? Volgens Van Veen zijn de huidige voorstellen zeker een verbetering ten opzichte van de eerdere voorstellen van voorganger Onderwijs 2032  (een ‘heel kleine wereldvreemde groep’ aldus Van Veen). Deze zijn meer geworteld in de schoolrealiteit, zegt hij.

 

‘Investeer in kwaliteit en
tijd voor kwaliteit’

 

Doorwandelen dus als het aan Van Veen ligt. Amber Walraven, lerarenopleider aan de Radboud Docentenacademie, kiest daarentegen voor stoppen en terugwandelen. ‘Investeer in kwaliteit en tijd voor kwaliteit’, zegt zij in een pittig pleidooi. Zorg  dat leraren goed ingeleid worden in het beroep, allemaal minder lesuren geven, meer tijd krijgen om (samen) lessen voor te bereiden, om samen te werken met de wetenschap: gun ze met andere woorden professionele ruimte. Afschaffen van de lumpsum is wat haar betreft het overwegen waard zijn; mogelijk dwingt het besturen het geld in te zetten in de klas en voor de leraar.

Structureel investeren dus, aldus Walraven. Als aan deze randvoorwaarden niet is voldaan, heeft curriculumvernieuwing geen zin. Hoewel herijking van het formele curriculum een verantwoordelijkheid van de overheid is, kan ze toch het huidige proces beter stoppen: er ligt geen goede probleemanalyse aan ten grondslag, er is geen goede onderbouwing, het is onduidelijk opgeschreven en de inbreng van wetenschappers en curriculumexperts is onvoldoende. En of de voorstellen het probleem van de overladenheid oplossen, moeten we ook maar afwachten volgens de Nijmeegse lerarenopleider: er komt veel bij in de voorstellen van de ontwikkelgroepen, maar we weten niet wat er afgaat. Een deel van de problemen in het huidige curriculum is volgens haar bovendien op te lossen door minder nadruk te leggen op toetsing van cognitieve doelen. Als leraren minder opgejaagd worden door methode en exameneisen, kunnen ze meer tijd besteden aan pedagogische vragen.

Overigens tekende Walraven al eerder bezwaar aan tegen het proces van Curriculum.nu. Zij vond dat er te weinig inbreng mogelijk was over wezenlijke zaken.

 

Vmbo: ander spel

Walraven en Van Veen vinden Jan van Nierop tegenover zich, directeur Stichting Platforms VMBO. Hoewel hij aangeeft mbo en bedrijfsleven te missen in de discussies over de curriculumvernieuwing, is hij over het algemeen blij met de voorstellen die er liggen. Na de vernieuwing van het beroepsgerichte deel van het vmbo is dit precies waar leraren op zitten te wachten, aldus Van Nierop: een vernieuwing van de avo-vakken. Niet terug geredeneerd vanuit het wetenschappelijk onderwijs, maar op maat voor vmbo’ers met elementen die bij ze passen: leergebieden en kern- en keuzevakken.

Van Nierop is ook juist blij met de grote aandacht voor persoonsvorming, burgerschapsvorming en digitale geletterdheid. In tegenstelling tot directeur Johan Spronk van ROC Midden Nederland die zich onlangs in de media afvroeg waarom een bakker in opleiding bij hem Engels zou moeten leren, wil Van Nierop een brede basis voor zijn leerlingen. Hoe breed blijkt als de Kamerleden verder vragen: communiceren, op tijd komen, contact maken met anderen, leren kiezen, het is volgens Van Nierop in (v)mbo meer van belang dan in havo/vwo. Kamerlid Beertema (PVV) vraagt hoe ver onderwijs daarin moet gaan: zijn dit geen vaardigheden die jongeren thuis moeten leren? Van Nierop beschouwt het als beroepsvaardigheden en als een kwestie van kansengelijkheid bovendien. Hij heeft ook andere leerlingen voor ogen dan Van Veen als het bijvoorbeeld over digitale geletterdheid gaat: ‘Veel van onze leerlingen weten niet hoe om te gaan met de digitale wereld, al denken ze van wel.’ En hoe scholen dat oplossen, maakt hem niet uit: of ze digitale geletterdheid bij alle vakken aan de orde laten komen, of dat ze iets extra’s doen, moeten ze zelf maak uitmaken.

 

Extra middelen absolute
voorwaarde voor CNV
bij curriculumherziening

 

Lobbyblok

In wat we gerust een lobbyblokje mogen noemen, komen na Van Veen, Walraven en Van Nierop vertegenwoordigers van vakbond CNV (Jan de Vries), Werk-/Steungroep Kleuteronderwijs (Ewald Vervaet) en de Beroepsvereniging Academici Basisonderwijs (Hannah Bijlsma) aan het woord. De eerste benadrukt vooral hoe pril het proces nog is. Hij vraagt de Tweede Kamer ervoor te waken dat de overladenheid van het curriculum onbedoeld groter wordt. ‘We hebben allemaal de neiging om alles belangrijk te vinden, maar in de ontwikkelgroepen hebben we ook gezien dat het belangrijk is te kiezen.’ Als vertegenwoordiger van bijzonder onderwijs vraagt hij vanzelfsprekend ook ruimte voor eigen accenten, en binnen de 70% voorgeschreven curriculum ook voor eigen inrichting. Keihard is zijn eis dat ‘de curriculumherziening geen doorgang kan vinden, zonder voldoende tijd, ruimte en middelen’ die nu nog ontbreken. Hij noemt het zelfs ‘een absolute voorwaarde’.

Vervaet heeft zijn lobby slecht voorbereid. Hij bekent meteen ‘in alle eerlijkheid’ niet naar de voorstellen van de ontwikkelgroepen te hebben gekeken om vervolgens te pleiten voor een aparte benadering van kleuteronderwijs (dus ‘niet hetzelfde doen als met oudere kinderen, maar dan simpeler’) en te stoppen met toetsen waarin kinderen worden vergeleken met een gemiddeld ander kind (‘sluit de tent voor tests!’).

Vervaet is niet tegen ‘leren’ met kleuters. Hij bepleit bijvoorbeeld uitgebreide aandacht voor voorwaardenscheppend reken- en leesonderwijs. Ook met sociale vorming mag school best vroeg beginnen, waarbij hij zelfs de suggestie doet dat een vroeg begin misschien kinderen uit problemen had kunnen houden die nu vuurwerk gooien of met kapmessen rondlopen. Ook dit keer kan Beertema hem inkoppen: wat moet thuis gebeuren en wat op school?

Specialisatie Jonge Kind

Vervaets belangrijkste aanbeveling is overigens een differentiatie in de lerarenopleiding tussen de specialisatie jong en ouder kind. Een suggestie die ook elders gehoor vindt, omdat zij naar verwachting meer mannen naar de pabo zal trekken.

Hannah Bijlsma komt als vertegenwoordiger van de Beroepsvereniging Academici Basisonderwijs na wat omwegen op haar vaste stokpaardje: de bab-leraar als kartrekker voor ontwikkeling op school, dit keer om het gesprek over curriculumontwikkeling en onderwijs in goede banen te leiden. Bijlsma die zelf voor de klas staat en daarnaast een promotieonderzoek doet, ervaart niet per se de overladenheid in het basisonderwijs,  maar mist wel een persoon op school die bijvoorbeeld het gesprek over doorlopende leerlijnen naar het voortgezet onderwijs aanzwengelt. Een vrijstelling van lesuren voor bijvoorbeeld twee dagen om dit soort dingen te doen zou academisch geschoolde leraren volgens haar ook langer voor het onderwijs behouden. Het overwegen waard?

Na deze experts komen in vier blokken diverse leraren aan het woord in de enquêtezaal. Lees hier meer over hun inbreng (in proces).

 

 

Verder lezen

1 Consensus experts: let op, kennis en vaardigheid niet gelijkwaardig
2 Curriculum.nu: zwijgen Onderwijsraad is geen toestemming
3 Curriculum.nu
4 Curriculum-nu-of-curriculum-niet
5 Wat zijn uw ideeën?
6 Rood sein voor onderwijsvernieuwing
7 Gert Biesta over de voorstellen van 'curriculum.nu'

Click here to revoke the Cookie consent