Nieuws

Curriculum.nu: zwijgen Onderwijsraad is geen toestemming

Tekst Monique Marreveld
Gepubliceerd op 16-01-2020 Gewijzigd op 17-01-2020
De Tweede Kamer houdt zich deze maand bezig met de ins en outs van curriculumvernieuwing. Op 15 januari ontving ze de Onderwijsraad en een aantal experts. Het meest opvallend: de Onderwijsraad (die de regering gevraagd én ongevraagd van advies dient) heeft de voorstellen van Curriculum.nu niet beoordeeld.

De Onderwijsraad werd op 15 januari 2020 vertegenwoordigd door Martine Braaksma en René Kneyber, die grotendeels het woord deed. Rustig en cool recyclet hij in nauwelijks 30 minuten de adviezen die de raad in 2014 en 2018 uitbracht over curriculumvernieuwing.

Na zijn presentatie willen de Kamerleden eigenlijk maar één ding weten: ‘Wat vindt de raad van de voorstellen van de ontwikkelgroepen Curriculum.nu die op 10 oktober 2019 aan de minister zijn aangeboden?’ (Van Raan, Partij voor de Dieren). Kneyber moet het antwoord schuldig blijven. ‘Wat zegt de raad over de verhouding 70/30, is er een ideale verhouding?’ (Roelof Bisschop, SGP). Daar hebben we geen advies over uitgebracht, zegt Kneyber. 

‘Kunnen we met deze voorstellen verder?’ (Kwint, SP). Daar hebben we geen kwalificatie voor, luidt Kneybers antwoord: de Onderwijsraad heeft geen advies uitgebracht. En de betrokkenheid van het veld, was die voldoende breed? (Westerveld, Groen Links). Die betrokkenheid is van belang, vindt de raad bij monde van Kneyber, maar of die gerealiseerd is: geen idee.

Dat is raar... De Onderwijsraad mag als belangrijkste adviesorgaan de overheid in onderwijszaken gevraagd en ongevraagd advies geven. Het is opmerkelijk dat zijn advies niet is gevraagd over de voorstellen die nu op tafel liggen, maar het René Kneyber is minstens raar dat hij zelf op zijn handen is gaan zitten. Dat de raad niet om advies is gevraagd, valt temeer op omdat even later de voorzitter van Curriculum.nu, Theo Douma, in het gesprek met de Kamerleden laat vallen dat de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling in Europa) desgevraagd wel naar de plannen heeft gekeken, evenals trouwens de adviesgroep van vijf hoogleraren rond Jan van Tartwijk (Universiteit Utrecht), die ook bij dit overleg aanwezig is. Didactief publiceerde eerder hun feedback.
De OESO zou enthousiast zijn over de plannen, maar die uitlating van Douma lijkt wat overdreven. De OESO heeft vooral gekeken of alle VN-doelen erin zitten, een goedkeuring van het geheel is dat niet te noemen.

Foto: Rene Kneyber


Vernieuwing is noodzaak

Hoewel op sociale media veel kritiek geuit is op Curriculum.nu, blijkt uit de presentatie van de Onderwijsraad en uit de inbreng van de wetenschappelijke adviesgroep wel consensus onder experts: curriculumvernieuwing is noodzaak. Jan van Tartwijk schetst het perspectief nog even voor de Kamerleden: het onderwijs is als het ware tot stilstand gekomen na het rapport Dijsselbloem (2008); onderwijsvernieuwingen waren daarin zo dramatisch beoordeeld dat niemand meer actie durfde te ondernemen. Dat er nu iets gebeurt, beoordeelt Van Tartwijk dan ook als positief. Dat basis- en voortgezet onderwijs samen over een curriculum praten is ook een plus, vergeleken met de gescheiden werelden tot nu toe. Het tegengaan van overladenheid in het curriculum? Daar valt op basis van de voorstellen van de ontwikkelgroepen nog niet zo veel over te zeggen, aldus Van Tartwijk, maar: het is wel een zorg. De wetenschappelijke onderbouwing van het geheel? Tja, die verschilt een beetje per team. Over het algemeen kwalificeert hij de voorstellen als niet heel erg revolutionair. En pleit hij - net als de Onderwijsraad eerder – voor betrokkenheid van meer partijen: methodeontwikkelaars, toetsenmakers en vooral scholen. Geef ze de ruimte voor eigen invulling (maar maak het niet te vrijblijvend) en timmer het niet dicht. En vooral: er moeten pilots komen die geëvalueerd en onderzocht worden.

De inbreng van de Onderwijsraad bij monde van René Kneyber kan als de benodigde probleemanalyse gelden waar velen zo op hameren. Dat geldt zeker voor het eerste advies van de raad dat hij te berde brengt, Een eigentijds curriculum (2014). Daarin constateert hij dat het onderwijs onvoldoende heeft meebewogen met de eisen van de tijd, van arbeidsmarkt en maatschappij, en dat de afstemming van vakken en sectoren onderling onvoldoende is. Zaken die nog steeds gelden als reden voor de huidige curriculumvernieuwing.

Het formele curriculum geeft scholen te weinig houvast. Maar sleutelprobleem, zo constateert de raad dan al, is de verhouding voorschrift en autonomie, een kwestie die nog steeds speelt in de huidige 70/30 discussie: Slob heeft immers in december 2019 in zijn reactie op de voorstellen van Curriculum.nu aangekondigd te denken aan een verhouding van 70% voorgeschreven curriculum en 30% vrije ruimte in de toekomst.

De raad leek in 2014 aan een andere verhouding te denken, suggereert Kneyber in zijn presentatie in de Tweede Kamer. Hij sprak in Een eigentijds curriculum duidelijk uit dat scholen de belangrijkste verantwoordelijken zijn om het curriculum aan te passen, bij de tijd te houden en aan de lokale situatie aan te passen. Wie iets wil veranderen aan het curriculum, moet dan ook zorgen voor betrokken leraren, volgens de raad.

Dat er tot 2014 (en tot op heden dus) te weinig is veranderd aan het curriculum, komt enerzijds doordat scholen de ruimte die ze hebben, onvoldoende benutten volgens de raad. Anderzijds doordat ze meer faciliteiten nodig hebben om dat goed te doen: kennisgemeenschappen om kennis uit te wisselen en te verrijken.

 

Permanent College voor curriculumvernieuwing

Om het onderwijs te helpen, pleitte de raad in 2014 voor een Permanent College voor curriculumvernieuwing en een cyclus van periodieke evaluatie. In zo’n PC zouden diverse maatschappelijke vertegenwoordigers aanwezig moeten zijn, onafhankelijk van het onderwijs zelf en van de politiek, en sectoroverstijgend. Een neutrale partij kortom, die als het ware kan beoordelen wat maatschappelijk noodzakelijk is in het onderwijs, geen Nationaal Curriculum. Als voorbeeld van hoe het wel moet en kan, haalt Kneyber in de Tweede Kamer Finland aan, waar een dergelijk platform functioneert en leraren als het ware meebewegen.

Een PC is er zoals bekend nooit gekomen, wel het project Onderwijs 2032. In het advies van de Onderwijsraad uit 2018, getiteld Curriculumvernieuwingpleit de raad weer voor een Permanente Commissie voor curriculumvernieuwing, aldus Kneyber. De raad benadrukt bovendien: een curriculum is geen lijst kerndoelen en eindtermen. En weer hamert hij op de verantwoordelijkheid van de scholen en de noodzaak tot meer professionele ruimte.

Scholen moeten wel als het ware gevoed worden door mensen met gezaghebbende expertise, uit de onderwijssector en uit verschillende maatschappelijke sectoren, en door ervaren curriculumontwikkelaars.

De raad beoordeelt in Curriculumvernieuwing vooral het proces tot dan toe (zeer kritisch) en pleit onder andere voor een plek waar alle input van vakverenigingen, toets- en examenexperts openbaar verzameld wordt, voordat er vervolgstappen worden genomen. Kneyber weet zijn woorden zo te kiezen dat de toehoorder automatisch denkt aan het gebrek aan transparantie en duidelijkheid in het huidige proces rond Curriculum.nu. Voor wie er wel eens geprobeerd heeft de input van verschillende betrokkenen in het huidige Curriculum.nu te traceren: het is ondoenlijk. Het advies van de raad was waarschijnlijk al een gepasseerd station, want het verscheen op het moment dat Curriculum.nu al volop onderweg was.

 

Slagveld

De Kamerleden verbazen zich na afloop vooral over het feit dat de regering zo weinig heeft gedaan met de input van de Onderwijsraad. Wat is de conclusie nu we de curriculumvernieuwing zonder Permanent College of Commissie zijn gestart? De vraag komt van Paul Van Meenen van regeringspartij D66. Kneyber toont zich nu standvastig: de raad adviseert een PC.

Bisschop zal even later onbedoeld een verklaring geven waarom de overheid misschien wel van een PC afzag: in een aantal vakgebieden is er geen consensus over de juiste benadering van een vak (denk aan wiskunde bijvoorbeeld). ‘Een PC wordt dan een slagveld.’ Menig bewindsman en ambtenaar zal inderdaad wel eens een angstdroom hebben van ruziënde experts als het gaat om rekenonderwijs, VVE of kleuters. Zou dat overname van het advies van de Onderwijsraad gedwarsboomd hebben? Misschien. Kneyber ziet juist kansen voor de PC: haar taak zou juist zijn om het geen slagveld te laten worden, maar als onafhankelijk orgaan alle betrokkenen tot betere discussies over curriculumontwikkeling te verleiden. En dat lijkt in de huidige gepolariseerde discussies rond Curriculum.nu een lokkend perspectief.

Al met al zijn de experts toch een stuk minder positief over proces en inhoud dan Theo Douma en de leraren die betrokken waren bij de ontwikkelgroepen.

 

Verder lezen

1 Curriculum.nu

Click here to revoke the Cookie consent