´Leer ik zelf nog wel de juiste dingen om later zelf uitvindingen te doen?' Wat een bijdehandje, denk ik, als ik een leerling zichzelf deze vraag hoor stellen in het filmpje voorafgaand aan de presentatie van het advies van het Platform Onderwijs 2032. Het veld is redelijk goed vertegenwoordigd in het Stanislas College in Delft waar de feestelijke bijeenkomst plaatsvindt op zaterdag 23 januari 2016. Met name door leerkrachten die deel uitmaakten van het platform trouwens, zij worden ook op het podium gehaald. Renée van Eijk, leerkracht groep 6 in Rotterdam, voorzitter van Leraren met Lef en lid van het platform, is bescheiden in haar bijdrage: 'Ik dacht aanvankelijk: "Wij leraren weten het meeste van lesgeven aan kinderen", maar gaandeweg werd me duidelijk dat je echt iedereen nodig hebt.' Jan Verweij, docent filosofie aan het Odulphus Lyceum in Tilburg, benadrukt meer de rol van de beroepsgroep: 'Je moet kiezen: ga je A doen in je les of ga je B doen? Je hebt als docent de verplichting om na te denken over onderwijs.' En dan laat hij het woordje 'eigenaarschap' vallen.
De scholen die in het zonnetje worden gezet op deze zaterdag zijn bepaald geen doorsnee. Basisschool De Bras in Den Haag (directeur Bos: 'Het leerstofjaarklassensysteem is een enorme belemmering voor de ontwikkeling van kinderen'; dat heeft de school dus losgelaten.) of het Vathorst College in Amersfoort. Het Platform vraagt graag aandacht voor de voorlopers in onderwijsland.
Aardig, waardig en vaardig
Dan is het de beurt aan Paul Schnabel, voorzitter van het Platform. Hij heeft er zin in, maakt wat dubieuze grapjes die de zaal hem lijkt te vergeven ('Ik hef het glas vast. Het is nog water, maar dat zal straks in wijn veranderen. Er is zo veel mogelijk in onderwijs.' Zou de zaal net zo lauw hebben gereageerd als er vergelijkbare grapjes over jodendom of islam gemaakt waren?). Vervolgens legt hij kort en krachtig het advies van het Platform uit.
Kort gezegd: het onderwijs draait om het aardig, waardig en vaardig maken van de leerling. Sta er eens bij stil, zegt Schnabel: een gemiddelde leerling brengt 16 tot 18 jaar door in het Nederlandse onderwijssysteem. In die tijd wil je een verantwoordelijke burger van hem of haar maken, die verder kijkt dan zijn of haar eigen kleine wereld. Een burger die de weg weet in de digitale wereld. Om dat te bereiken heb je onderwijs nodig dat aansluit bij de leefwereld van de leerling (waarna Schnabel zichzelf trouwens weer een fout grapje permitteert over nagelsalons en aardappelvelden; misschien is hij iets te ontspannen nu het werk er op zit?).
Schnabel pleit met het Platform voor een beperkt kerncurriculum met veel ruimte voor leraren. Een boek met kerndoelen of een leeslijst is het advies echter niet geworden. Het idee is 'meer van minder', maar wat het toekomstig curriculum precies zal behelzen moet nog worden ontwikkeld. Het Platform gaat niet verder dan het schetsen van een perspectief. Er zal straks nog heel veel werk moeten worden verzet, waarschuwt Schnabel: Er moeten nieuwe kerndoelen worden geformuleerd, er moet worden nagedacht over wat er centraal moet worden getoetst en wat alleen 'merkbaar' hoeft zijn. Het toezicht moet ter discussie komen, ´want steeds verder gaand toezicht is geen goede lijn´. En we moeten het met z'n allen over opleiding en bijscholing van leraren gaan hebben. Als hij de vergelijking trekt met het Koninklijk Instituut voor Ingenieurs en constateert dat een dergelijke instelling voor leraren helaas ontbreekt, ontploft Twitter.
Kerncurriculum
Hoe ziet het kerncurriculum à la mode Schnabel er uit? Met stip op 1 staat taalvaardigheid, in eerste instantie in het Nederlands. Ongelooflijk belangrijk voor de binding in de samenleving, aldus het Platform. Er moet wel iets veranderen in het schoolvak en tussen neus en lippen door spreekt Schnabel zijn steun uit voor het Manifest voor het Schoolvak Nederlands dat afgelopen week is verschenen: 'Het is precies in lijn met onze commissie'. Ook taalvaardigheid Engels is hoognodig voor de Nederlandse leerling, stelt het Platform, om als land wetenschappelijk en internationaal te kunnen blijven meedraaien. En ook dat moet anders, want zoals het nu gaat – circa 1000 van de 7000 basisscholen bieden relevant Engels aan – 'dat is zonde van ieders energie', in het VO moet je immers helemaal opnieuw beginnen.
Op de tweede plaats staat rekenvaardigheid, een basisvaardigheid waar Schnabel weinig woorden aan vuil maakt. Ook al kan je tegenwoordig alles op de computer uitrekenen, je moet in het dagelijks leven kunnen controleren of cijfers kloppen.
Digitale geletterdheid staat bij de commissie op 3, en dan gaat het niet over programmeren (wat vast resulteerde in een aantal teleurgestelde luisteraars) maar over basiskennis hoe om te gaan met ict, en over mediawijsheid, weten ook wat een computer in essentie doet ('computational thinking'). Om zijn punt te maken, beroept Schnabel zich op Fokke en Sukke.
Burgerschap – een geliefd thema onder onderzoekers momenteel – scoort ook in het advies van het Platform goed (4). Leerlingen moeten weten dat ze onderdeel van de rechtsstaat uitmaken, hoe een democratie werkt, hoe je een debat voert (vragen stellen en luisteren), kinder-, mensen- en dierenrechten (ja, hij zei het echt!) kennen, sociaal vaardig zijn en maatschappelijke verantwoordelijkheden leren oppakken.
Het advies van de commissie aangaande kennis van de wereld, het 5e thema dat Schnabel benoemt, kan wel eens de meeste consequenties gaan hebben: ´Er zal interdisciplinair gewerkt moeten worden´. Natuurlijk, er zijn al veel scholen die bijvoorbeeld met leergebieden werken, maar misschien ligt er straks wel examinering in mens en maatschappij in het verschiet in plaats van in het vak geschiedenis? Het Platform onderscheidt mens en maatschappij (laten we zeggen wat voorheen geschiedenis, topografie, sociale geografie was) waarin bijvoorbeeld aandacht kan worden besteed aan duurzaamheid, vluchtelingenbeleid, en in het algemeen een vraag als: hoe blijft een land welvarend?; taal en cultuur (zin aan het bestaan); natuur en technologie (voeding, psychische en fysieke gezondheid, het lichaam, de werking van machines, nanotechnologie). Vraag is hoe consequent dit advies wordt doordacht. Vakverenigingen zullen er zeker nog wel een discussie aan willen wijden.
Ten slotte benoemde Schnabel leren leren als het 6e thema: kritisch leren denken, denken in oplossingen. Wat hier bij opvalt (maar ik heb het rapport er niet op hergelezen) is dat de woorden 21e eeuwse vaardigheden niet in elke derde zin vallen.
Autonomie
Belangrijk – en de vraag is hoe dat zich houdt in de politieke praktijk straks – is dat Platform 2032 de autonomie van de leraar benadrukt. Of zoals Schnabel enigszins rebels zegt: 'Laat je het onderwijs niet afpakken! Laat het niet invullen door overheid, uitgevers of andere partijen die niet in de klas staan!'
Vraag is wat er nu met het advies gebeurt. Dat nieuwe curriculum moet nog wel worden gemaakt, door de curriculumbouwers, zegt staatssecretaris Dekker. En daar heeft hij 'scholen en leraren bij nodig' (waarbij het woord SLO deze middag niet één keer valt). Zelf doen zal het dus niet worden, er gaan straks ontwerpteams aan de slag (zie kamerbrief). Hebben leraren daar ook genoeg inbreng in? Het was met name Paul Rosenmoller, voorzitter van de VO-Raad, die hier aandacht voor vroeg in zijn reactie op het advies. 'Zet die bottom up-benadering door', geef leraren die stem in de ontwikkeling van het nieuwe curriculum, dan hebben we de meeste kans van slagen.
Mogelijk rekende Rosenmoller zich hier rijk: Hoewel het Platform zeker lof verdient voor de manier waarop ze breed inbreng verzamelde voor het advies, leken juist leraren hier niet per se heel erg mee bezig. Helaas is niet traceerbaar hoeveel van de 17.000 berichten en brieven die het Platform ontving van de beroepsgroep zelf kwamen. Kwestie van tijd, misschien? Zoals Jasper Rijpma, leraar van het jaar 2014 en werkzaam op het Hyperion Gymnasium, bij de afsluiting benadrukte: ´Curriculumontwikkeling begint in het klaslokaal maar leraren hebben wel tijd nodig om een curriculum te ontwikkelen en van elkaar te leren: Maak het ons mogelijk, staatssecretaris'.
En niet geruststellend, leek het antwoord van de staatssecretaris er op te duiden dat alleen leraren die in een ontwerpteam terecht komen, straks uren krijgen voor die curriculumontwikkeling. Ik heb zo'n vermoeden dat Jasper Rijpma dat zo niet bedoelde....
Lees hier het advies van Platform #Onderwijs 2032
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven