Er zijn heel veel theorieën beschikbaar over het inrichten van onderwijs, bijvoorbeeld over motiveren, leren, formatief evalueren, of het bevorderen van een veilig leerklimaat. Deze bonte verzameling zorgt er soms voor dat je door de bomen het bos niet meer ziet. Laat staan dat je al die inzichten ook kunt gebruiken voor het begrijpen en verbeteren van je onderwijs. Hoe kunnen we orde scheppen in deze chaos? Daarvoor is het nuttig om eerst even uit te zoomen en na te gaan waar het bij onderwijs nu eigenlijk om gaat. In essentie proberen we met onderwijs het doelgerichte denken en handelen van leerlingen te veranderen. Niet geniepig of onder dwang, maar op vrijwillige basis en op een bewuste manier. Dit zal alleen gebeuren als aan vier voorwaarden wordt voldaan. Leerlingen veranderen pas hun denken of handelen als (a) de context daar gelegenheid voor biedt, (b) als ze het willen, (c) als ze het kunnen, (d) als er sprake is van een zekere mate van vertrouwen. Elke theorie die relevant is voor de inrichting van het onderwijs werkt één of meerdere van deze voorwaarden nader uit. Hieronder heb ik deze voorwaarden geformuleerd als vragen die een leerling na afloop van je onderwijs kan beantwoorden. Als iedere leerling in je klas alle vragen positief beantwoordt, dan zit je onderwijs heel goed in elkaar!
Deze elf vragen kun je als docent op verschillende manieren gebruiken bij het vooruitkijken en terugblikken op je onderwijs. Neem een eigen onderwijssituatie in gedachten en ga na wat je hierover te weten komt als je die met deze vragen analyseert.
Ontwerpen van lessen. Deze vragen kun je gebruiken als checklist bij het ontwerpen van lessen. Je komt er dan misschien achter dat bij het voorgestelde ontwerp leerlingen nog onvoldoende oefening krijgen met de taak die eigenlijk zouden moeten kunnen uitvoeren. Op basis van deze check kun je dan je ontwerp bijstellen.
Evalueren van lessen. Je kunt de vragen ook gebruiken om er achter te komen waarom bepaalde onderdelen van de lessen goed of juist minder goed werkten. Zo realiseer je je bijvoorbeeld dat een bepaalde complexe activiteit niet goed verliep omdat leerlingen geen feedback kregen op hun vorderingen. Of dat een bepaalde taak voor sommige leerlingen te moeilijk was en ze eigenlijk meer hulp hierbij nodig hadden.
Laat leerlingen jouw onderwijs evalueren. Je kunt uiteraard ook leerlingen het vragenlijstje voorleggen na afloop van je lessen. Je krijgt dan een goed beeld van hoe leerlingen jouw les(-sen) hebben ervaren en kunt daar voortaan rekening mee houden. Er kan bijvoorbeeld blijken dat leerlingen wel de keuzevrijheid waarderen die jij ze biedt, maar ook aangeven dat het voor hen vaak niet duidelijk is wat je precies van ze verwacht. Dan zul je moeten nagaan hoe je keuzevrijheid kunt blijven bieden, maar tegelijkertijd de instructie bij de taak kunt verbeteren.
Analyseer een specifieke situatie of leerling. Stel, een leerling verstoort regelmatig je uitleg en houdt bij opdrachten andere leerlingen van hun werk. Met het lijstje vragen kun je nagaan wat de redenen zijn voor dit storende gedrag. Treedt het bijvoorbeeld vooral op als de leerling uitleg of opdrachten moeilijk vindt? Denkt hij of zij misschien dat hij het niet kan? Misschien realiseer je je als je de vertrouwensvragen bekijkt, dat je eigenlijk vooral negatief op hem reageert en dat jullie vertrouwensband niet goed is. Wanneer doet de betreffende leerling juist wel goed mee? Bij practica helpt hij zelfs andere leerlingen omdat hij heel handig is en ook snel klaar is. Deze analyse brengt je er misschien toe te besluiten om de leerling bij een volgend practicum jouw practicumassistent te maken.
Laat leerlingen invullen hoe zij tegen zichzelf aankijken. Leerlingen kunnen de vragen ook gebruiken voor ‘zelfonderzoek’. Laat ze bijvoorbeeld invullen wat hen meestal wel goed afgaat en wat ze nog lastig vinden. Vervolgens kunnen ze aangeven wat ze ervoor nodig hebben om dit te verbeteren. Zo ontdekt bijvoorbeeld een leerling over zichzelf dat hij vaak de makkelijke werkjes kiest als hij mag kiezen en moeilijkere werkjes vermijdt, terwijl hij deze eigenlijk best aan kan.
Expliciteer je eigen praktijkkennis of die van een collega. Voor elke vraag kun je ook nagaan hoe jij of een collega deze voorwaarde proberen te realiseren. Stel dat je een collega hebt die altijd een veilig leerklimaat weet te creëren. Je kunt dan de vragen onder het kopje vertrouwen gebruiken om zijn of haar praktijkkennis te ontlokken: ‘Hoe zorg jij ervoor dat leerlingen zich begrepen voelen?’
Relateer je praktijkkennis aan theoretische inzichten. Theorieën over onderwijs bieden antwoorden voor één of meerdere van deze vragen. De theorie van Bandura werkt bijvoorbeeld het belang van succesverwachting (zelfeffectiviteit) uit en welke factoren dit positief kunnen beïnvloeden. De elf vragen bieden zo een kapstok waarmee theoretische inzichten kunnen worden verbonden aan elkaar en aan je praktijkkennis.
De vragen helpen bij het telkens opnieuw doordenken van je onderwijs. Het zorgt er voor dat je steeds beter begrijpt wat er in je klas gebeurt en dat je mogelijkheden ontdekt om bestaande doelen of nieuwe idealen te realiseren. Je schrijft gebeurtenissen in je klas niet langer toe aan globale, stabiele, en moeilijk controleerbare factoren: ‘Het zal de tijd van de dag wel zijn’; ‘leerlingen kunnen nog niet abstract denken’; ‘ze zijn op die leeftijd alleen geïnteresseerd in elkaar’. De vragen helpen je bij het telkens opnieuw opsporen van specifieke zaken die jij wél kunt veranderen.
Verder lezen
De voorwaarden voor doelgericht handelen en denken zijn ontleend aan de psycho-logica van Jan Smedslund.
Smedslund, J. (2013). The structure of psychological common sense. New York. Lawrence Erlbaum Associates.
Voor de vertaling en koppeling van de vier voorwaarden aan relevante theorievorming voor het onderwijs, zie hoofdstuk 11 van onderstaand boek.
Janssen, F. J. J. M., Hulshof, H., & Van Veen, K. (2016). Uitdagend gedifferentieerd vakonderwijs. Praktisch gereedschap om je onderwijsrepertoire te blijven uitbreiden. Leiden/Groningen: UFB
Voor een verslag van een empirisch onderzoek naar het gebruik van deze vragenlijst door docenten-in-opleiding.
de Boer, E., Janssen, F.J.J.M. & van Driel, J. H. (2016). Using an attribution support tool to enhance the teacher efficacy of student science teachers. Journal of Science Teacher Education, 27(3), 303-324.
1 De gevaarlijke mythe van de brede vaardigheden
2 Kerndoelen herzien? Ja graag. Maar hoe dan?
3 Biesta’s drieslag als denkstopper
4 Biesta’s wenkend en wijkend wonderland
5 Vragen leren stellen voor het leven
6 Diep leren op afstand
7 Motiveren, gedifferentieerd uitdagen én formatief evalueren
8 Context telt, ook bij NPO
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven