De diagnostische tussentijdse toets beoogt te meten waar leerlingen staan met Nederlands, Engels en wiskunde aan het eind van de onderbouw. Een formatieve toets, een tussenmeting zo je wilt, op weg naar het examen, onafhankelijk van methode en leerkracht. Met de resultaten – uitgedrukt in grafiekjes – zouden docenten in het vervolgonderwijs beter kunnen aansluiten bij het kennisniveau van individuele leerlingen.
De dtt is een toets om van te leren, zo heet het. Probleem is wel dat de toets digitaal wordt afgenomen en docenten geen zicht hebben op de vragen. Denk rekentoets en je weet wat ik bedoel. Terugkoppeling van de resultaten vindt ook alleen plaats via een grafiek, leerlingen noch docenten kunnen zien welke vragen zij goed of fout hebben gemaakt. Lastig om er zo iets van te leren, zeggen docenten.
Staatssecretaris Dekker wilde in 2013 de dtt verplicht stellen. Het wetsvoorstel lag klaar, maar de timing was slecht. De Tweede Kamer had net – tegen haar zin – ingestemd met de Centrale Eindtoets PO; nog meer verplichte toetsing zat er niet in. Een meerderheid van de Tweede Kamer liet weten geen brood te zien in de dtt en de staatssecretaris besloot zomer 2014 daarom het wetsvoorstel voor de dtt niet in stemming te brengen. Hij wilde 'voorkomen dat een verplichting de discussie en de ontwikkeling van de dtt onnodig domineert'.
Zomer 2013 had een groot aantal organisaties de Tweede Kamer een brief geschreven waarin zij nadrukkelijk protesteerden tegen de dtt: De Algemene Vereniging van Schoolleiders, de verzamelde christelijke besturen (Besturenraad, nu Verus), CNV Onderwijs, de Vereniging Openbaar Onderwijs (en ISBO, LOBO, LVGS, NKO, Ouders & COO, VBS, VGS, VKO en VOS/ABB). De dtt zou docenten in hun professionaliteit en scholen in hun inrichtingsvrijheid aantasten. Bovendien zou het school nog meer tot een toetsfabriek maken en een onwenselijke ranglijstcultuur versterken.
Hoe komt het dan dat duizenden leerlingen straks toch de dtt maken? Dekker trok zich niks aan van de brief van de onderwijsorganisaties of van de Kamer en gaf het College voor Toetsen en Examens (dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van wettelijk verplichte toetsen en examens, zoals de eindexamens en de Centrale Eindtoets) opdracht tot een pilot. En het mocht wat kosten. De staatssecretaris reserveerde een bedrag van 8 miljoen euro. Normaal gesproken moeten grote overheidsopdrachten (diensten boven de 2 ton en werken boven de 5000.000 euro) Europees aanbesteed worden. Maar voor een pilot gelden die regels kennelijk niet.
De pilot dtt is enorm. Cito ontwikkelt de toets samen met CvTE, SLO begeleidt docenten bij de afnamen (zie artikel in ons januarinummer), een aantal universiteiten monitort alsmede commercieel bureau Regioplan. De pilot duurt drie jaar (we zijn nu ongeveer halverwege). Per jaar mikken de ontwikkelaars op 150 deelnemende scholen. Scholen kunnen zich vrijwillig aanmelden na een grootschalige marketingcampagne door het CvTE. Zo was de stand van het CvTE op de NOT in januari 2015 een dag lang geheel gevuld met merchandise, kleurenbrochures et cetera, ter promotie van de diagnostische tussentijdse toets. Tevens werden er die dag workshops gegeven ter promotie van de dtt door Cito-medewerkers, onder de vlag van het CvTE.
Waanzinnig, vindt Klaas Heemskerk, tot voor kort voorzitter van de sectie Nederlands van de Vakvereniging Levende Talen en verklaard tegenstander van de dtt. 'Ik begrijp niet dat het CvTE op deze manier de markt opgaat met een product dat helemaal niet verplicht is.' Zijn school, het Stedelijk Gymnasium Leiden, doet niet mee aan de dtt.
Nog steeds staat Levende Talen achter de protestbrief tegen de dtt die onder voorzitterschap van Heemskerk in 2013 aan de Tweede Kamer werd gestuurd. De dtt wordt daarin 'overbodig' en 'onvoldoende valide' genoemd. Heemskerk: 'Het is gewoon weer het zoveelste Cito-product, waar een Excell-lijst uit komt. Wat heb ik daaraan? Er staat in wat ik al weet als leraar. Taalvaardigheid wordt in de toets opgeknipt in deelvaardigheden en dat is niet goed. Schrijfvaardigheid bijvoorbeeld wordt getoetst zonder dat leerlingen daadwerkelijk een tekst schrijven. Ze moeten bijvoorbeeld kleine tekstjes van een ander beoordelen, maar dat is heel iets anders dan zelf een tekst schrijven. De berichtgeving rond de dtt is ook inconsequent, want schrijfvaardigheid wordt getoetst met deelopdrachtjes maar in de aanbevelingen bij de toets staat dat je in klas beter wél gewoon een hele tekst kunt laten schrijven. Tja... Met die 8 miljoen die de dtt kost, kun je veel betere zaken ontwikkelen dan dit soort overbodige toetsen.'
De schaalgrootte van de dtt-pilot valt op, inderdaad. Waarom zijn er zoveel scholen nodig? OCW antwoordt desgevraagd: 'Om een zo betrouwbaar mogelijke uitkomst van de toets te krijgen en om zo een voorraad van gevalideerde opgaven op te bouwen, een zogenaamde itembank'. Omdat de toets adaptief is, zijn er extra veel opgaven nodig.'
Geert van Lonkhuijzen, directeur van het bureau van het CvTE, zegt hetzelfde: 'Deze pilot onderscheidt zich inderdaad in zijn omvang, maar dat heeft te maken met het adaptieve karakter in de ontwikkeling van de toets. Dat betekende dat het voor het callibreren van de opgaven noodzakelijk was om meer dan de gebruikelijke tien of twintig scholen mee te laten doen. De psychometrie vereist een grotere massa om de meting valide te maken.'
Wat zeggen wetenschappers hiervan? Hoogleraar Paul Kirschner vindt het wel een beetje gek: 'In een pilot wil/mag je meestal niet meer vragen dan: "Gaan mijn vermoedens de goede kant op?" Meestal zijn de instrumenten en/of de opzet niet toereikend om enige inhoudelijke conclusies te trekken.'
Ook Guuske Ledoux, directeur van het Kohnstamm Instituut, is niet gewoon dat pilots zo omvangrijk zijn. Desgevraagd zegt ze: 'In de regel gaat het bij pilots niet om grote aantallen, omdat je ze alleen wilt gebruiken om iets uit te proberen, te ontwikkelen en te testen. Representativiteit of betrouwbaarheid zijn geen issues die hierbij horen, al kunnen er goede redenen zijn om pilots te spreiden op een aantal relevante kenmerken waarvan je denkt dat die van invloed kunnen zijn op wat je wilt uitproberen.'
Het dtt-traject voorziet in drie pretests, de echte toets en het hierboven genoemde monitoronderzoek, uitgevoerd door Regioplan. Het grote aantal scholen dat er bij betrokken is, vindt Ledoux wel 'een beetje raar. Er zullen uitsplitsingen aan de orde zijn naar vak, schooltype, cognitief vermogen van de leerling en ook naar zwak, voldoende en excellent. Maar dat moet allemaal mogelijk zijn met minder scholen.'
Wat vindt Heemskerk van het validiteitsargument? Heemskerk: 'Om valide te zijn is minstens een transparante diagnostische toets nodig en die is er niet, omdat de docenten noch leerlingen de dtt kunnen inzien. Je kunt leerlingen beter een tekst laten schrijven en die gewoon nakijken. En er zijn ook genoeg alternatieve digitale toetsen op de markt als je dat per se wilt.' Te denken valt bijvoorbeeld aan de dtt-achtige toets die is ontwikkeld door de Universiteit Maastricht in het kader van de Limburgse Onderwijsmonitor.
Bij de ontwikkeling van de dtt is een klankbordgroep betrokken die het traject begeleidt. Hij bestaat uit wetenschappers, medewerkers van Cito en CvTE en docenten. Naar verluidt zouden alle leden een geheimhoudingsclausule hebben moeten tekenen. Rob Hommen is ook lid, hij is docent wiskunde aan Lyceum Schöndeln in Roermond en lid van het hoofdbestuur van de AOB. 'Onze school organiseert vier toetsweken per jaar en houdt de rest van het jaar alleen nog diagnostische toetsen om de voortgang van de leerlingen te controleren. In het verleden hebben we niet meegedaan aan de pilots rond de rekentoets en waren we verrast door het gedrocht dat er uiteindelijk lag. Daarom hebben we nu gezegd: laten we dit oppakken en erbij zijn. Misschien resulteert dat in een beter product? We verwachten dat de dtt verplicht gaat worden en willen dan liever voorbereid zijn zodat we onze leerlingen beter kunnen bedienen.'
Hommen is in tegenstelling tot Heemskerk wel voorstander van een methode-onafhankelijke adaptieve toets. 'Je toetst meer op inzicht en de onderwerpen staan door elkaar heen, in een andere context. Je kunt zo beter controleren of leerlingen de transfer kunnen maken. Dat vind je niet in methodetoetsen en een dtt is veel te complex om als school zelf te ontwikkelen.' Ook dit is hij overigens oneens met Heemskerk.
Met vier andere docenten zat Hommen in januari 2015 voor het eerst aan tafel bij het CvTE met in totaal 30 man om te praten over de diagnostische tussentijdse toets. Nu reist hij eens in de drie maanden naar Utrecht om zijn bijdrage te leveren. Een van de zaken die hij met anderen in de klankbordgroep aankaartte, is de geheimhouding van de toets(resultaten). Hommen: 'Pas als het openbaar is, is het een leermoment. De ontwikkelgroep gaat nu met die vraag aan de slag, maar de vraag is of de technische en vakinhoudelijke problemen kunnen worden opgelost en of ze aan onze vraag tegemoet kunnen komen. Het moet allemaal ingeregeld en beveiligd kunnen worden: hoe kun je de scores en de prestaties van een leerling inzien en de toets toch nog beveiligen? Het is in essentie dezelfde discussie als bij de rekentoets. Daar kan ik de ontwikkelaars gelijk geven, omdat het voor een examen telt. Maar hier is het een diagnostische toets die dient voor leerlingen om een beeld te krijgen.'
Een andere kwestie die de klankbordgroep bij het CvTE heeft neergelegd is de vraag naar de adaptiviteit. Bij welk percentage foute of goede vragen, past de toets zich aan? 'Daar hebben we nog geen antwoord op', zegt Hommen.
Volgende maand doet het Schöndeln voor het eerst mee met de pretest wiskunde. Hommen heeft er veel werk aan, voor zijn vak en als coördinator van de dtt op zijn school. 'Aan docenttijd kost het mij ongeveer 80 à 100 uur per jaar', zegt hij. 'Ik moet andere vaksecties informeren, de toetsafname kost tijd, ik moet naar Utrecht.'
Wat nou als de dtt toch niet wettelijk verplicht wordt? Dat scenario is niet ondenkbaar. D66, CDA, Groen Links en SP laten desgevraagd weten (bij monde van Kamerleden Paul van Meenen, Michel Rog, Rick Grashoff en Tjitske Siderius) tegen te zullen stemmen als de dtt weer ter stemming zal worden gebracht in de Tweede Kamer, iets waar staatssecretaris Dekker af en toe op zinspeelt.
Wat als scholen de dtt moeten gaan betalen? Hommen: 'We stoppen er nu veel energie in om het product samen te ontwikkelen. Dus ik zou het raar vinden als we er straks voor moeten betalen. Ik snap dat Cito commercieel moet denken, maar als het die kant opgaat, dan vraag ik me af of OCW dat traject moet betalen. Mijn directie zal de dtt niet betalen. Bovendien, als ik nu bezig zou zijn met iets dat later verkocht gaat worden, zou ik me wel te kijk gezet voelen. Al die docenten en scholen die er nu belangeloos – of ja, in het belang van hun leerlingen - aan werken...En niet alleen wij. Ook de ict-afdeling steekt er uren in, want Facet waarop de dtt draait, moest al in december geïnstalleerd en getest worden. De administratie moest leerlingen in het systeem inbrengen. School investeert breed.'
Wat zegt Heemskerk er van? 'Tja, het is nu voorsorteren op iets wat verplicht wordt straks.' Is het niet voor alle scholen, dan toch minstens voor de zwakkere broeders, denkt hij. Voor deze voorspelling hoeft Heemskerk overigens geen helderziende te zijn. Staatssecretaris Dekker heeft met de VO-Raad afgesproken 'dat de dtt sowieso wordt ingezet op scholen waar die de meeste meerwaarde zal hebben, bijvoorbeeld bij (zeer) zwakke scholen' (bovengenoemde Kamerbrief, zomer 2014).
Hoe kijkt Heemskerk tegen het proces van de afgelopen anderhalf jaar aan? 'Het is natuurlijk waanzinnig dat je als overheid iets wat niet verplicht is, laat ontwikkelen door het CvtE. Laat dat lekker aan de markt. Als de dtt niet verplicht wordt, zal het ongetwijfeld worden doorgesluisd van Stichting Cito naar Cito BV en als product op de markt komen. Ik begrijp dat niet. Het is overheidsconcurrentie op de markt. Leg de ontwikkeling bij Cito BV neer, of anderen, er zijn sowieso genoeg toetsontwikkelaars die dat kunnen.'
Belangrijk lijkt wat CvtE-bureaudirecteur Van Lonkhuijzen eerder zei in een interview met Didactief: 'Commerciële uitgevers zijn mijns inziens niet in staat om datgene wat de dtt beoogt, van de grond te tillen.' Precies. We zullen gaan zien of ze straks wel in staat zijn om het te verkopen vanuit de BV. Desgewenst aan het buitenland. Cito BV is bijvoorbeeld betrokken bij projecten rond digitale adaptieve toetsen in Zwitserland.
Didactief heeft Cito gevraagd of het verwacht dat de dtt alsnog verplicht wordt. ´Dat is aan de politiek´, aldus de woordvoerder. Op de vraag of Cito voornemens is om de dtt zelfstandig aan te gaan bieden in de nabije toekomst aan Nederlandse scholen of scholen in het buitenland, zegt Cito: 'Daar kunnen we nog geen uitspraak over doen, omdat we nog met pilot bezig zijn. Het hangt ook af van de bevindingen van de pilot.' Cito zegt geen nee.
Wat zeggen de commerciële uitgevers? De GEU (brancheorganisatie van leermiddelen, toetsen en educatieve dienstverlening) is vanaf de zomer van 2014 in goed gesprek met het CvTE. De GEU heeft niet op vragen van Didactief gereageerd.
Hoe ziet het CvTE de toekomst van de dtt. Voorzitter Pieter Hendrikse van het CvtE, toen hem februari 2015 werd gevraagd of het CvTE met de dtt niet hielp een commercieel product te ontwikkelen met overheidssubsidie: 'Dat beeld kan ontstaan. Maar ik kan me voorstellen dat er dan vanuit de politiek gezegd wordt dat het resultaat ook publiek beschikbaar moet komen. Als Tweede Kamerlid zou ik daar voor pleiten. Anders krijg je toch een raar soort gedwongen winkelnering. Op zich is het natuurlijk niet gek dat er met overheidsgeld experimenten of initiatieven worden ondersteund en dat die vervolgens een plek krijgen. Privaat bestaat bij de gratie van publiek en andersom.' Desgevraagd laat Hendrikse weten nog steeds achter deze woorden te staan.
Dekker wilde in de kamerbrief uit de zomer van 2014 commotie rond de diagnostische tussentijdse toets voorkomen. Dat lijkt gelukt. Stilzwijgend wordt er nu een markt gecreëerd met overheidshulp.
De diagnostische tussentijdse toets is klaar voor Nederlands en Engels, voor wiskunde zijn er 2 deeltoetsen klaar, 3 worden nog uitgetest (de zogenoemde pretest-fase). De toets duurt 90 minuten, de pretest 3 uur. De toets is volgens het ministerie van OCW 'een ijkpunt voor leraren en leerlingen en ondersteunt leraren bij het vormgeven van doorlopende leerlijnen in de onderwijsinhouden. De toets brengt voor elke leerling in kaart waar leergroei mogelijk is. Ook biedt de toets leerlingen de mogelijkheid om te laten zien wat ze kunnen. Leerlingen kunnen zo bijvoorbeeld aantonen dat ze op bepaalde onderdelen meer in hun mars hebben. De uitslagrapportages van de dtt bieden aanknopingspunten voor gesprekken in lerarenteams over het geboden onderwijs en het nog beter aansluiten bij de leerlingbehoeften om de gestelde doelen te realiseren.' Het ministerie zet School aan Zet in om ervaringen met de dtt te verspreiden. / MM
Na mondelinge vragen aan minister Bussemaker, op dinsdag 2 februari 2016, naar aanleiding van bovenstaand artikel sprak de Tweede Kamer zich breed uit tegen de diagnostische tussentijdse toets. Verus maakte een verslag van het vragenuurtje en de weerstand die daar verwoord werd. Teneur: 'We willen de dtt niet en die moet dan ook niet via de achterdeur, met behulp van een pilot, toch worden opgetuigd voor veel geld.' Je kunt het verslag hier nalezen.
1 Brokkenmakers CvTE onder vuur
2 In gesprek met het CvTE
3 Het verdriet van Cito
4 Cito BV verkoopt examen-knowhow die deels binnen Stichting Cito is ontwikkeld
5 De dtt is dood. Leve de dtt?
6 Ingezonden brief: DTT
7 'Politieke DTT, weg ermee!'
8 'Maak leren zichtbaar met DTT'
9 Het toetsen van de toekomst
10 Nieuw leven voor de dtt?
11 Summatieve dtt
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven