Hartelijk dank voor de gelegenheid om te spreken in de zaal waar Jeroen Dijsselbloem de Dijsselbloemtoets uitvond teneinde ons Onderwijs van rampspoed te vrijwaren. Zijn eindrapport Tijd voor Onderwijs spreekt voor zich, ik had dan ook niet verwacht dat we zo snel na zijn Parlementaire Enquête weer in deze zaal zouden samenkomen voor hetzelfde fenomeen. Alexander Rinnooy Kan was op zijn beurt ook vrij duidelijk geweest: Het is niet zinnig om, wederom, een onwelkome Onderwijsvernieuwing te forceren. U kent het lijstje van de Tweede Fase via Knellend langs de rekentoets. Als docenten zeggen dat iets nooit gaat werken, dan mag u ervan uitgaan dat iets nooit gaat werken. Kijk naar de examens Frans, als een niet nader te noemen docent jarenlang roept dat ze wemelen van de fouten dan blijkt, 23 jaar later, dat ze wemelen van de fouten. Moraal van dit verhaal: luister naar je docenten. Of anders naar Dijsselbloem, Rinnooy Kan, Tjeenk Willink, Kirschner of Biesta. Zij hebben geen dubbele agenda, maar willen wat wij willen: goed Onderwijs voor iedereen. Zonder prietpraat, met boerenverstand. Niet als de PO en VO-Raad die doorgaan voor “maatschappelijk middenveld" en dat niet zijn (zie bijlage 4, Peter Omtzigt in Telegraaf Dukcast, onderaan dit artikel).
Ik ben onvrijwillig de curriculumdiscussie ingerommeld, eigenlijk vond ik het allemaal te negeren prietpraat, de mensen die werkten aan curriculumvernieuwing waren in mijn ogen geen kopstukken en de ene naam die ik dan wel kende is iemand die je verwacht als docent op een lerarenopleiding, omdat lesgeven best zwaar is, dat idee. Iemand van het Meesterschapsteam MVT en buurtalen had hem aangesproken op een commentaar van mij en was gevraagd mij daar op aan te spreken:
"Beste Charlotte, is dit van jou? Waarom heb je
geen navraag bij mij gedaan? Ik zit namelijk
in deze prietpraatgroep!-Serieus? Als jij erin zit hoe kan Frans er dan
niet in zitten? Dit gaat helemaal mis zo.-Dat is jouw mening! Maar wees een keer aub
niet zo vooringenomen, en vraag na bij de mensen
die hier mee bezig zijn!-Ken ik nog meer mensen die daar nu aan zitten?
Ik focus me op de examens en neem aan dat curr.nu
wel overwaait. Jij denkt dus van niet?-Heb je al een keer op de site gekeken? Hier kun je de
visie en de grote opdrachten lezen! Maar ook
wie erin zitten! Blijf je vooral richten op de examens
en niet vooringenomen reageren op curriculum.nu.
Dit waait namelijk niet over! Deze week heb ik
een gesprek gehad met het meesterschapsteam
MVT en buurtalen. Zij staan achter het tot nu
geschreven stuk. Ik ben echt teleurgesteld dat
jij zo reageert. Lees je aub goed in!- Ik krijg updates en lees die stukken - in 't eerste
stuk komt 't woord Frans één keer voor en in
‘t laatste stuk nul keer... En ik maak me er geen
zorgen over omdat 't bij geen breed gedragen
draagvlak niet door gaat!"
Ik kreeg het verzoek me goed in te lezen dus… ja… zelden was ik zo getriggerd als door de zin 'Blijf je vooral richten op de examens en niet vooringenomen reageren op curriculum.nu.' Vanaf dat moment heb ik dus alles trouw gelezen en steeds bevestigd gezien dat Frans totaal ondergesneeuwd werd door Engels. Niemand zegt het hardop, maar Frans en Duits gaan uit het basispakket. In het eindproduct komt het woord Frans minder vaak voor dan de woorden taaldurf, spreekdurf, schrijfdurf, spreekangst en meer van dat soort prietpraat. (In de toelichting Engels/mvt komt het woord Frans 2 keer voor, taalangst 1 keer en taaldurf ook. Je voelt dat er een sterke lobby achter die nieuwe aandoeningen zit. Taalangst, taaldurf, spreekangst, spreekdurf, schrijfangst en schrijfdurf, ook wel taaldurf genoemd zijn non-problemen.) Frans staat dan in het rijtje Chinees, Spaans, Turks, Italiaans… nou dan weet je het wel. Als dat het beleid is, prima, maar zeg het dan gewoon, nu gaan er nog mensen Frans studeren omdat ze zo graag voor de klas willen, maar ik waarschuw ze vast. Doe het niet.
Ik twitterde onder andere hierover met uw aller Eppo Bruins (Tweede Kamerlid Christenunie), hij zei dat docenten nóg zo hard konden protesteren op Twitter, maar dat de enige feedback die serieus genomen zou worden, geregistreerd zou moeten worden op de site van www.curriculum.nu. Daarop heb ik de fictieve Onderwijscommissie Boerenverstand opgericht die op meerdere plekken in het land hele reële feedbacksessies heeft georganiseerd. Velen waren huiverig om feedback op die site te zetten, omdat ze vreesden dat die zou worden gezien als validatie van het proces; ik ken mensen die er spijt van hebben dat ze hebben meegeschreven op de officiële site. U dient een groot deel van de feedback op de officiële site dan ook te zien als een vorm van vreedzaam verzet, in geen geval als validatie van een proces. Of als steun… De minister zei dat duizenden docenten hadden meegewerkt, maar als hij alle negatieve feedback meetelt is dat een onheus argument. Docenten hebben tegengewerkt en dat mocht uitsluitend via de officiële site. Dat is in essentie beslist wat anders.
Ik heb actief gezocht naar docenten die NIET hadden gewerkt aan Curriculum.nu en die geheel spontaan VOOR waren. Ik heb er één gevonden, hij had de stukken niet gelezen maar vond dat een curriculum altijd met zijn tijd mee moest gaan, ja, wie niet… Voorstanders waren altijd belanghebbend, altijd hadden ze eraan gewerkt, direct of indirect, meestal hadden ze er goed geld aan verdiend. Ik heb begrepen dat 2 miljoen euro is gespendeerd aan de meewerkende docenten. Verder zou er 2 miljoen zijn gegaan naar SLO. Die zijn dus ook partij. Vier miljoen euro, ik had het liever ingezet voor thuiszitters.
Omdat het nooit zoveel zin heeft om de discussie aan te gaan met de zwakste schakel, stelde ik mijn vragen (zie mail in bijlage 2) aan de sterkste. De grootste naam verbonden aan Engels/mvt bleek die van Rick de Graaff te zijn;
Rick de Graaff is hoogleraar Didactiek van de Vreemde Talen en Tweetalig Onderwijs. Hij doet onderzoek naar effectief vreemdetalenonderwijs, de didactiek van tweetalig onderwijs en vroeg vreemdetalenonderwijs en de professionele ontwikkeling van talendocenten. Hij is ook als lector Didactiek van de Vreemde Talen verbonden aan de lerarenopleiding van de Hogeschool Utrecht. Lectoraat en leerstoel maken deel uit van een vakdidactisch samenwerkingsverband tussen de UU en de HU. Rick de Graaff geeft onderwijs in de didactiek en curriculumontwikkeling moderne vreemde talen aan de Educatieve Master van de interfacultaire Graduate School of Teaching, vanuit het Departement Talen, Literatuur en Communicatie (Geesteswetenschappen).
Hij wist niet hoe snel hij de hete aardappel moest wegwerpen. Hij ging op geen enkel moment voor het product staan. Ik begrijp dat heel goed. Ik snap ook heel goed dat alle referenties aan die periode zijn gewist. Alle curriculumlinken in de mail zijn al dood. Excellent. (Rick de Graaff staat op de website van curriculum.nu nog wel genoemd als vakinhoudelijke expert, red. Didactief).
Later probeerde ik het nog eens met een andere sterke schakel; Theo Douma. Hij kwam na een AOB-bijeenkomst in Utrecht even gezellig staan bij klokkenluider Tweede Fase, Jan Jimkes, en mij. Wij hadden het er net over hoe wonderlijk het was dat een ministerie vrijwillig dezelfde klif opzocht. Douma kwam als geroepen. Hij paste naadloos binnen het gesprek en zei afsluitend en handgevend, en ik citeer vrij maar accuraat, dat hij 'dondersgoed wist dat er geen grote dingen zouden veranderen, maar dat hij dat natuurlijk niet tegen de zaal had kunnen zeggen.’ Ik viel bijna om. Wat een acteur!
Ik sluit af met de wijze woorden van Herman Tjeenk Willink:
‘Als je ervan uitgaat dat de vertrouwensrelatie tussen leraar en leerling de kern van het onderwijs vormt, dan zou het logisch zijn dat de tussenlaag van bestuurders van onderwijsinstellingen, maar ook bijvoorbeeld de inspectie pal zouden staan voor de kwaliteit van die relatie. Zij moeten indien nodig tegen beleidsmakers zeggen: “Wat u nu wilt, strijdt met die kwaliteit. Het zal niet werken."'
Hij zei dit in een andere context, maar ik heb zijn toestemming gevraagd om deze zin binnen de context van curriculum.nu te gebruiken. Herman Tjeenk Willink wees mij tevens op een passage uit zijn boek die ik ten overvloede noteer. Jullie kennen de zin natuurlijk allang, maar toch… voor de zekerheid….
‘Als een thuiszorgmedewerker 40 procent van zijn tijd aan rapportages moet besteden, is er iets goed mis. Die tijd komt niet aan cliënten ten goede. Dat is niet alleen kostbaar maar levert ook spanningen op. Die uiten zich in ziekteverzuim, protest, demotivatie, vertrek, tekort aan personeel, en groei van het aantal freelancers. Dat heeft een negatief effect op een wezenlijk element in de publieke dienstverlening; het opbouwen van een vertrouwensrelatie met de patiënt, de leerling, de cliënt, de burger.
Zorg of onderwijs is meer dan het leveren van ’stukwerk’, verrichtingen of lessen. Het omvat ook luisteren, meedenken over wat nodig is voor de kwaliteit van leven, bemoedigen (voor de dokter), motiveren, stimuleren, de nieuwsgierigheid prikkelen (voor de onderwijzer).
Hoe hoog de totale kosten van alle rapportages en de daarmee verbonden controleurs en toezichthouders zijn en wat het oplevert? Niemand schijnt het precies te willen weten. Een uiterst ruwe schatting komt voor de gezondheidszorg uit op miljarden; in ieder geval meer dan het dubbele van wat de totale huisartsengeneeskunde kost. Hoe staat het eigenlijk met het kostenbewustzijn van regelaars en toezichthouders zelf? En wegen de baten nog enigszins op tegen de negatieve effecten? De Tweede Kamer toont tot nu toe nauwelijks interesse.’ (Herman Tjeenk Willink, Groter denken, kleiner doen, p.72)
Dames en heren van de Commissie Onderwijs, doe het niet, ruil het niet uit tegen iets superleuks waar niemand op tegen kan zijn, luister naar de docenten en de wijze mannen die nee zeiden. Niet zonder aantoonbaar draagvlak. En als iemand het zo weten te spinnen dat er aantoonbaar, overdonderend en ondubbelzinnig draagvlak gevonden is, dan liegt-ie….
Hartelijke groet, tot de 27e!
Charlotte Goulmy
Charlotte Goulmy is docent Frans in het volwassenenonderwijs. Ze werkt sinds 1997 in het Onderwijs.
Bijlage 1: Inhoudelijke (puntsgewijze) reactie op het Eindproduct Engels/mvt
Bijlage 2: Mail met Rick de Graaf
Bijlage 3: Japke-d. Bouma in gesprek van Jan Jimkes, NRC 12 april 2008
Bijlage 4: Pieter Omtzigt in Telegraaf Dukcast, 24 december 2019
Mijn inhoudelijke reactie op het Eindproduct Engels/mvt
Het Eindproduct Engels/MVT is een stuk beter geschreven dan het Tussenproduct Engels/MVT. Tot zo ver het goede nieuws. Waar het Tussenproduct Engels/MVT onleesbaar was en onzin deed vrezen is het Eindproduct beslist beter leesbare onzin geworden. MVT betekent trouwens Moderne Vreemde Talen…. Het gaat dus over Engels.
Het eerste wat ik deed was kijken hoe vaak het woord Frans erin voorkwam. Het antwoord is 7 keer. In principe worden we meegenomen in ‘of andere talen’. Het woord Duits komt er bekaaider vanaf, met 5 eigenstandige vermeldingen. Het stuk heet niet voor niets Engels, want dat woord komt er 81 keer in voor.
Ik zal hieronder een paar opvallende citaten knippen en plakken, dat scheelt u een hoop tijd. Bijvoorbeeld zo:
'De voorstellen zijn beperkt tot de kern van wat leerlingen moeten leren, waardoor leraren meer ruimte krijgen voor eigen invulling. Daarnaast verbetert de overgang van basisonderwijs naar voortgezet en vervolgonderwijs én de samenhang tussen leergebieden.'
Als dit stuk Engels/MVT louter de kern beschrijft van wat de leerlingen moeten leren, dan kunnen de leraren de beloofde extra ruimte wel op hun buik schrijven. Als al die talen en al die stof aangeboden moet worden vanaf de basisschool en nuttig moet zijn in het voortgezet onderwijs, dan doen we alleen nog taal op het PO.
Wat opvalt is de nadruk op het leren van elkaars cultuur en gewoonten. Ik heb mijn leerlingen altijd Frans geleerd om ze zo de mogelijkheid te geven in gesprek te gaan met leuke Fransozen en Françaises, maar ik heb nooit gedacht dat ik de symboliek achter de baguette of de gepaste lichaamsafstand zou moeten leren. Ik leer de kinderen Frans en de ouders mogen uitleggen hoe dicht ze bij elkaar mogen staan. Ik zie ook niet zo 1,2,3 hoe ik dat moet onderwijzen, met een centimeter?
'Adequaat reageren en handelen in vertrouwde interculturele (digitale) uitwisselingen volgens de conventies die gelden voor een bepaalde taal en cultuur. Te denken valt aan taalgebruik, lichaamshouding of afstand.'
En als ik nou denk dat 5 centimeter afstand genoeg is? Is dat dan zo goed? Of moet ik op een cursus die mij gaat vertellen binnen welke taal en welke cultuur wel aantal centimeters of meters gepast is? Ik ben docent Frans. Opgeleid in Franse Taal en Letterkunde, maar ik heb lichaamsafstand op de Universiteit niet geleerd. Ik zie ook niet zo snel een professor mij uitleggen hoe precies de fysieke afstand tussen personen in situaties afhankelijk van wederzijdse cultuur en tradities in acht dienen te worden genomen.
'Wat is nieuw?
Aandacht voor de invloed van cultuur op talen en voor interculturele vaardigheden: niet alleen de taal spreken, maar ook inspelen op afspraken en gewoonten in een cultuur.'
Verderop op pagina 10:
'Meertalige kennis is onmisbaar geworden om actief deel te kunnen nemen aan de globaliserende maatschappij in Nederland, Europa en de wereld. Talen maken communicatie mogelijk over de grenzen van de eigen eerste taal; ze vergroten de wereld van de leerlingen en verbreden hun sociale en culturele horizon. Ze maken niet alleen het verwerven en delen van informatie mogelijk, maar ook het voeren van interculturele dialogen. Daarvoor is, naast het beheersen van taalvaardigheden, ook inzicht nodig in de cultuuraspecten waaraan talen uiting geven om daarop in te kunnen spelen tijdens communicatie. Dat bevordert begrip tussen culturen en maakt van leerlingen open en sociaal-cultureel bewuste individuen. Talen en culturen kunnen daarom niet los van elkaar worden gezien. Burgers die kennis en ervaring opdoen met andere talen en culturen zorgen ervoor dat de Nederlandse samenleving zich naar de omringende en overige Europese landen en naar de rest van de wereld kan richten.'
En dan op pagina 11:
'Sociale ontwikkeling en ontwikkeling van intercultureel begrip
Meertalige kennis emancipeert. Het maakt het mogelijk om actief te participeren in interculturele (digitale) interacties binnen en buiten Europa. Door in een vreemde taal te communiceren met gebruikers van die taal kunnen leerlingen een andere cultuur daadwerkelijk beleven. Leerlingen maken kennis met andere sociale, economische, historische en culturele perspectieven die terugkomen in talen. Leerlingen worden uitgenodigd om te reflecteren op de talige en culturele overeenkomsten en verschillen in omgangsvormen en sociale verhoudingen; ze worden gestimuleerd om zich flexibel en open op te stellen ten opzichte van andere culturen. Het kunnen communiceren in een vreemde taal bevordert ook bij jonge kinderen sociaal initiatief en kan bijdragen aan het vergroten van intercultureel begrip en tolerantie. Leerlingen leren samen gebruik te maken van hun talenkennis door samen te werken aan het oplossen van problemen in de communicatie of aan het verwerven van informatie.'
Kwalificatie voor het vervolgonderwijs en de arbeidsmarkt
Kennis van taal en inzicht in de rol van talen en culturen in onze maatschappij zijn essentieel zowel voor leerlingen die zich richten op studies en banen waarin taal en cultuur centraal staat, als voor leerlingen die een andere richting kiezen.
De beheersing van andere talen naast de eigen eerste taal (of talen) kwalificeert voorts voor de internationale arbeidsmarkt: de doordachte inzet van een meertalig repertoire bevordert de internationale communicatie in het belang van de economie en het bedrijfsleven en is belangrijk voor internationale samenwerking. Het maakt tevens mogelijk om studie-, stage- en werkervaringen over de grens op te doen.
Engels vervult vaak de rol van de zogenaamde lingua franca: leerlingen zullen het Engels ook gebruiken in allerlei situaties waarin Engels de gemeenschappelijke taal is van sprekers van andere talen. Soms zal een aangepast gebruik van het Engels nodig zijn om rekening te houden met verschillende culturen.'
'Soms zal een aangepast gebruik van het Engels nodig zijn om rekening te houden met verschillende culturen.'
Serieus? Onderaan pagina 12 wordt het cryptisch:
'Op de basisschool maken leerlingen kennis met de talen en culturen die aanwezig zijn in hun context en werken ze aan hun taalbewustzijn. Het bewust worden van hoe talen werken kan al op jonge leeftijd starten en begint met het, op een speelse manier, herkennen van overeenkomsten en verschillen. Het jonge kind herkent patronen in woorden en klanken van verschillende talen bij concrete, alledaagse uitingen.
Leerlingen leren in het primair onderwijs Engels en eventueel andere talen en werken daarbij ook verder aan het verwerven van het Nederlands, zij het als eerste of tweede taal. Bij het jonge kind ligt de nadruk op de mondelinge vaardigheden. Daartoe is de focus op communicatie en ervaring essentieel. Het spelenderwijs ontdekken, het ontwikkelen van spreekdurf en het expliciet en impliciet opbouwen van woordenschat staan centraal. Leerlingen worden daarmee gestimuleerd nieuwsgierig te worden naar andere talen en culturen en zich open te stellen voor het leren van een nieuwe taal.'
' (…) en werken daarbij ook verder aan het verwerven van het Nederlands, zij het als eerste of tweede taal.'
Ik dacht dat we in Nederland binnen het Nederlandse funderende onderwijs de Nederlandse taal aanboden als eerste taal. Nederlands als tweede taal is prima en noodzakelijk bij een inburgeringscursus en bij scholen op AZC et cetera maar binnen het Nederlands funderend onderwijs hoop ik dat iedereen Nederlands aanbiedt als eerste taal. Als dat niet zo is, dan heb ik net ontdekt waarom zoveel kinderen taalzwak van school komen.
'Ook kunnen meerdere talen in de interactie worden ingezet, waarbij de taal van de gesprekspartner receptief beheerst wordt (de zogenaamde luistertaal): de sprekers gebruiken ieder hun eigen taal, maar kunnen elkaar toch begrijpen.
Talen in intercultureel perspectief
Talen zijn een sociaal en cultureel fenomeen: het gebruik van woorden, uitdrukkingen, structuren, registers en conventies weerspiegelt de cultuur, de waarden en de attitudes van de taalgebruikers. Allerlei vormen van audiovisuele en geschreven teksten, ook digitaal, en ervaringen met internationale contacten binnen en buiten de les zijn niet alleen taal- maar ook cultuuruitingen. Daarop te reflecteren helpt de cultuur van de sprekers van de vreemde taal te leren kennen en begrijpen, en misverstanden te voorkomen.
Het vreemdetalenonderwijs helpt de leerlingen overeenkomsten en verschillen tussen cultuuruitingen in talen te ontdekken, effectief met verschillen te leren omgaan en te communiceren in verschillende communicatieve contexten en situaties waarin de cultuur van de leerlingen en die van de gebruikers van de andere taal met elkaar in aanraking komen.
Talen in (meta)cognitief perspectief
Het derde perspectief in het vreemdetalenonderwijs betreft de expliciete kennis en reflectie over klank, vorm, betekenis en gebruik van woorden, uitdrukkingen en structuren in talen. Leerlingen worden zich bewust van hoe talen werken, hoe talen elkaar beïnvloeden en hoe taalgebruik invloed heeft op mensen. Ze leren overeenkomsten en verschillen herkennen en analyseren tussen hun eigen en de nieuwe taal en tussen verschillende talen. Dat is op alle niveaus van het onderwijs relevant en het leert leerlingen talen in samen- hang te zien. Leerlingen leren zich strategieën eigen te maken die het leren van talen vergemakkelijken.
Aandacht voor taalkundige aspecten en voor effecten van taalgebruik ondersteunt de ontwikkeling van de communicatieve vaardigheden en kan het beheersingsniveau verhogen.'
Ik gruwel hiervan. Ik leer ze de taal, de ouders hoe ze zich mogen gedragen. Tot ze 18 zijn en dan bepalen ze het lekker zelf. Liederlijke waanzin dit. Maar het gaat nog even door. Pagina 28/29:
Inleiding
Leerlingen breiden hun kennis over culturele uitingen uit, bijvoorbeeld door te lezen over, kijken naar of zelf te ervaren hoe tradities in andere culturen vorm krijgen. Ze ontdekken dat elementen van hun eigen cultuur hun oorsprong vinden in een andere cultuur, of vice versa. Te denken valt aan het vieren van het Nieuwjaarsfeest. Ze herkennen overeenkomsten en verschillen tussen cultuuruitingen in talen, bijvoor- beeld door middel van sprookjes, animaties en verhalen. Leerlingen leren die te benoemen en te vergelijken met hun eigen cultuur. Ze leren eenvoudige omgangsvormen in andere talen te gebruiken, zoals iemand bedanken of feliciteren. Leerlingen ontdekken de rol van cultuur in de communicatie in een andere taal en leren te reflecteren op voorbeelden van vooroordelen en misverstanden met een culturele oorsprong. Internationale (digitale) uitwisseling kan hier een bijdrage aan leveren.
Kennis en vaardigheden
Leerlingen leren:
inzicht krijgen in elementaire culturele elementen en conventies in alledaagse sociale uitwisselingen en tradities uit enkele verschillende culturen, door ze te herkennen en te vergelijken, overeenkomsten en verschillen te benoemen en in kaart te brengen;
(eigen) misverstanden en vooroordelen herkennen in interculturele interacties;
gepast reageren in korte, eenvoudige en alledaagse interculturele (digitale) uitwisselingen in een andere taal; te denken valt aan sociale gelegenheden zoals vieringen;
nieuwsgierigheid, interesse en een open houding ontwikkelen ten opzichte van andere tradities en conventies in culturen in hun leefomgeving, in de landen om hen heen en verder.
Voortgezet onderwijs onderbouw
Leerlingen breiden hun kennis uit over cultuurgebonden elementen in situaties en gewoontes in hun leef- wereld door middel van interculturele ontmoetingen; te denken valt aan internationaliseringsactiviteiten. Leerlingen worden zich bewust van het feit dat communicatie in een formele en informele setting wordt beïnvloed door de cultuur van de sprekers en dat sommige vragen en uitdrukkingen in andere talen en culturen anders kunnen worden opgevat; te denken valt aan vragen over ziektes, of manieren om de eigen mening te uiten. Leerlingen leren op gepaste wijze gebruik te maken van een andere taal in de sociale en culturele context waarin de communicatie plaatsvindt; te denken valt aan het adequaat kiezen van formeel of informeel taalgebruik, of aan het belang van ‘small talk’ bij sommige culturen.
Kennis en vaardigheden
Leerlingen leren:
inzicht krijgen in elementen uit verschillende culturen en tradities in talen, door ze waar te nemen, te vergelijken, overeenkomsten en verschillen te herkennen, te benoemen en in kaart te brengen. Te denken valt aan de uitwisseling van cultuurgebonden informatie met anderstaligen over gewoontes, familie, hobby’s, schoolse zaken;
bewust worden van stereotypes en vooroordelen ten opzichte van andere culturen;
adequaat reageren en handelen in vertrouwde interculturele (digitale) uitwisselingen volgens de conventies die gelden voor een bepaalde taal en cultuur. Te denken valt aan taalgebruik, lichaams- houding of afstand;
verschillende wereldbeelden en gevoelens herkennen, begrijpen en waarderen bij mensen met andere talen en culturen;
de kenmerken van de eigen culturen verwoorden, bijvoorbeeld door ze in eenvoudige bewoordingen uit te leggen en te bespreken tijdens interculturele (digitale) uitwisselingen;
de invloed van historische en geografische factoren op het taalgebruik in een bepaalde culturele context waarnemen en benoemen, door ze bijvoorbeeld in narratieve teksten te ontdekken;
nieuwsgierigheid, interesse en open houding ontwikkelen ten opzichte van andere talen en culturen, in eigen land, in buurlanden, in Europa en in de rest van de wereld.
Aanbevelingen Voortgezet onderwijs bovenbouw
Blijf de ontwikkeling van respect en open houding stimuleren ten opzichte van de verschillen tussen talen, taalvarianten en culturen.
Besteed aandacht aan analyse, interpretatie en het kunnen uitleggen van culturele overeenkomsten en verschillen in zowel formele als informele settings.
Zorg voor verdere ontwikkeling van communicatieve en bemiddelingsvaardigheden met mensen van verschillende taal- en culturele achtergronden, zodat misverstanden en gevoeligheden worden voor- komen die door culturele verschillen kunnen ontstaan.
Besteed aandacht aan analyse, interpretatie en het kunnen uitleggen van de invloed van historische en geografische factoren op de ontwikkeling van talen in een bepaalde culturele context.
Besteed aandacht aan reflectie op het feit dat uitingen in een bepaalde taal en cultuur voor onbegrip kunnen zorgen, en dat verschillen in inzichten in mondiale thema’s cultureel bepaald kunnen zijn.
Besteed aandacht aan de verschillen in wereldbeeld tussen mensen uit verschillende culturen. Maak daarbij ook gebruik van narratieve teksten.
Besteed in het vmbo, maar ook in havo en vwo aandacht aan de rol van interculturele aspecten in werkgerelateerde situaties.
Maak ook voor leerlingen in de bovenbouw interculturele (fysieke of digitale) uitwisselingen mogelijk. Daarmee kunnen leerlingen de verworven interculturele vaardigheden adequaat en met zelfvertrouwen leren toe te passen.'
Ik heb werkelijk geen idee waarom iemand denkt dat ik ga over de fysieke afstand die mensen ten opzichte van elkaar moeten respecteren. En als ik ze moet gaan leren over het Nieuwjaarsfeest bedoelen ze dan Oud en Nieuw? Het Chinese Nieuwjaar? En moet dat alleen als er een Chinees kind in de klas zit? Of moet het sowieso? Heeft een van oorsprong Chinees kind er recht op dat zijn of haar klasgenootjes haar culturele erfgoed kennen? Erkennen? Herkennen? Respecteren? Meevoelen? Invoelen? Aanvoelen? Er een liedje over kunnen zingen? Zullen we het even over Zwarte Piet hebben?
'Wat blijft hetzelfde?
De vaardigheden lezen, luisteren, spreken en schrijven en de ontwikkeling van taalbeheersing blijven een kern van de talencurricula.'
Goed, de talen blijven dus intact. Onverbloemd goed nieuws. Tenzij ze het alleen over Engels hebben natuurlijk, maar dat zal toch niet?
'Wat is nieuw?
De kracht van literatuur, maar ook van andere creatieve vormen, wordt breder en intensiever benut op alle niveaus van het onderwijs, zowel schriftelijk als audiovisueel. Ontwikkeling van spreek- en schrijfdurf en het benutten van talent staan centraal.'
Taaldurf, schrijfdurf en spreekdurf komen in totaal 9 keer voor in de tekst. Dat zijn er twee meer dan Frans en 4 meer dan Duits. Je moet maar durven…
'Taalbewustzijn
Leerlingen bouwen kennis op over talen als communicatief systeem: hoe werkt taal, wat zijn overeenkom- sten en verschillen tussen talen, hoe veranderen en variëren talen, hoe beïnvloeden talen elkaar en hoe beïnvloedt taalgebruik het handelen van mensen? Hoe leer je en gebruik je talen? Leerlingen leren een andere taal niet als drempel te ervaren.'
Leerlingen leren een andere taal niet als een drempel te ervaren? Is dat niet the whole bloody point van een taal? Communiceren met je eigen cluppie? Een andere taal IS een drempel.
'Wat is nieuw?
Het nadenken over hoe je effectief een taal kunt leren, praten over taal en talen maakt leerlingen bewust van wat het leren en gebruiken van talen inhoudt.'
Net moest het nog spelenderwijs:
'Creatieve vormen van taal
Leerlingen leren zichzelf creatief en persoonlijk in een andere taal te uiten in verschillende creatieve teksten zoals gedichten, verhalen, liedjes en film.'
Op pagina 8 staat de drieslag van Gert Biesta zonder zijn naam te noemen. Dat zal wel een goede reden hebben….
Dit is pagina 10: leerlingen moeten de banen van morgen nog ontdekken… ja… wie niet?
'Technologische ontwikkelingen volgen elkaar in rap tempo op. De digitale technologie zorgt voor andere, vernieuwde, bredere, beter toegankelijke en snellere vormen van internationale communicatie. In onze sterk veranderende maatschappij moeten leerlingen de banen van morgen nog ontdekken binnen steeds meer internationaal georiënteerde contexten.'
Kortom er is genoeg aan te merken op het Eindproduct Engels/MVT maar waarom zou je. Het stuk gaat bijna uitsluitend over Engels, de MVT zijn wat onduidelijk weggemoffeld. Er staat voornamelijk onzin in het Eindproduct en niemand die ze op een rijtje heeft, zal willen dat docenten kinderen gaan opvoeden. Toch? Ik heb de kaft even aangepast en als we de titel even veranderen dan bestaat voor het MVT deel geen probleem meer. Aangenomen dat Engels geen Moderne Vreemde Taal is natuurlijk.
Oorspronkelijk bericht
Van: [email protected] [mailto:[email protected]]
Verzonden: woensdag 8 mei 2019 8:19
Aan: Graaff, H.C.J. de (Rick)
Onderwerp: Ter verificatie
Zeer geachte heer De Graaff,
Volgens de site van Curriculum.nu bent u Ontwikkelteamlid uit de categorie Vakinhoudelijke Experts, en ik citeer:
'De inhoudelijk-deskundige wetenschappers kijken naar de mate waarin de tussenproducten aansluiten bij recente vakinhoudelijke ontwikkelingen en de kern van het leergebied beslaan, naar de opbouw van de doorlopende leerlijnen en naar de wijze waarop samenhang binnen het leergebied is geborgd.'
Ik was vanaf dag 1 kritisch over het project maar werd door een paar mensen uit het ontwikkelteam gewezen op jullie serieuze betrokkenheid en dat ik er van uit moest gaan dat jullie nooit mee zouden werken als het niet heel gedegen, op wetenschap gebaseerd, werk was, heel verantwoordelijk en dus met jullie Professorale Zegen. Ik moet zeggen dat de door jullie geproduceerde samengevoegde reflectie inderdaad niveau heeft en goed geschreven is.
Interessant is dat gisteren het laatste tussenproduct is verschenen en dat dit duidelijk niet door jullie pen is geschreven. Het leest als een collage post-its zonder onderling verband. Het is slecht geformuleerd, inhoudelijk hol en definitief waardeloos.
Voor zover ik kan opmaken kwam de input vooral van stakeholders, vakexperts, enkele belangenorganisaties, een ontwikkelschool, maatschappelijke organisaties, gewone experts of lerarenopleiders. Ik lees niks over Hoogleraren of zelfs Bijzonder Hoogleraren. Gelukkig maar want het stuk staat bol van de tegenstrijdigheden, open deuren en liederlijke onzin die iedere academicus had beloond met een rode streep. Het stuk is irrelevant.
Nu is mijn vraag aan u de volgende; bent u, met Mevrouw Corda en Mari Brok verantwoordelijk voor dat conceptvoorstel of zijn dat toch gewoon de Ontwikkelteamleden?
Ik kan me namelijk niet voorstellen dat jullie op wat voor manier dan ook verantwoordelijk zijn voor dit product.
Ik ga hier een blog over schrijven vandaar dat ik dit even zeker wil weten.
Voor de duidelijkheid, ik benader u omdat ik denk dat u er helemaal niets mee te maken heeft, dat hoop ik van harte.
Hartelijke groet, Charlotte Goulmy
https://curriculum.nu/wp-content/uploads/2019/04/Consultatieverslag-5e-ontwikkelsessie-Engels-MVT.pdf
https://curriculum.nu/adviesgroep-inhoudelijk-experts/#1536673366299-11cba693-dbad
https://curriculum.nu/ontwikkelteamleden/rick-de-graaff/
https://curriculum.nu/ontwikkelteam/engels-moderne-vreemde-talen
https://curriculum.nu/wp-content/uploads/2019/05/Conceptvoorstellen-Engels-mvt.pdf
Antwoord Prof. dr. Rick de Graaff
RE: Ter verificatie
Datum: 09.05.2019 15:49
Afzender: "Graaff, H.C.J. de (Rick)" Ontvanger: "[email protected]"
Geachte mevrouw Goulmy,
De concept-eindrapporten van Curriculum.nu vallen onder de verantwoordelijkheid van de betreffende Ontwikkelteams, in dit geval het team Engels/MVT.
De vakinhoudelijk experts is gevraagd om komende maand feedback te geven op het concept-eindrapport. Daarnaast heeft iedereen de gelegenheid om via de website curriculum.nu te reageren op de concept-eindrapporten. De ontwikkelteams betrekken deze feedback bij het vaststellen van het definitieve eindrapport, zoals ze dat ook bij de eerdere tussenrapportages hebben gedaan. Ik wil u dan ook adviseren om uw feedback aan het ontwikkelteam door te geven via www.curriculum.nu.
Met vriendelijke groet,
Rick de Graaff
Prof. dr. Rick de Graaff
| hoogleraar Didactiek Vreemde Talen en Tweetalig Onderwijs / Professor of Foreign Language Pedagogy and Bilingual Education/CLIL | Universiteit Utrecht | Faculteit Geesteswetenschappen / Faculty of Humanities | Departement Talen, Literatuur & Communicatie / Languages, Literature and Communication
| Trans 10 | kamer/office 1.60 | NL - 3512 JK Utrecht | the Netherlands | (+31)30 253 3083 | (+31)6 1832 8875 | [email protected] | http://www.uu.nl/gw/medewerkers/RdeGraaff
Japke-d. Bouma in gesprek van Jan Jimkes, NRC 12 april 2008.
“Ze noemen me de klokkenluider van de Tweede Fase. Maar ik weet niet of ik een echte klokkenluider ben. Ik heb veel te laat geluid, en zeker niet hard genoeg. Pas halverwege 1996 begonnen bij mij namelijk pas écht de alarmbellen te rinkelen. En de Tweede Fase zou in 1998 al ingevoerd worden.
Ik was toen conrector aan het St. Bonifatiuscollege te Utrecht en verantwoordelijk voor de organisatie van de Tweede Fase op die school. Er werd toen veel gepraat over het Studiehuis. Dat was een nieuwe manier van lesgeven waarbij leerlingen zelfstandiger moesten gaan werken en minder aan het handje van de docent zouden lopen. Het ministerie stuurde mensen naar de scholen. En die hadden een euforisch verhaal. Ze zeiden dat er nooit meer problemen zouden zijn met motivatie van leerlingen als je het Studiehuis zou invoeren. En docenten konden gewoon ziek worden, de leerlingen zouden dan gewoon doorgaan met hun projecten. Belachelijk. En nogal hinderlijk die verhalen. Maar je had er verder weinig last van.
Toen ik me erin ging verdiepen werd me echter duidelijk dat het Studiehuis niet het echte probleem was van de Tweede Fase. Veel erger was de vernieuwing van de structuur. Een organisatorisch monstrum van studielastbenadering, nieuwe vakken, deelvakken, en andere Studiehuis-gerelateerde zaken die de scholen werden binnengeschoven. Het was volkomen onduidelijk waarom dat allemaal moest worden ingevoerd. Maar belangrijker nog, hoe scholen dat moesten gaan organiseren. Ik dacht: Jezus allemachtig. Wat wordt dit ingewikkeld. Ik kwam er niet uit.
Ik besloot contact op te nemen met het Proces Management Voortgezet Onderwijs. Dat was een club die voor het ministerie de invoering van de Tweede Fase moest begeleiden. Ik kreeg de namen van drie scholen die ik om raad zou kunnen vragen. Ik belde ze allemaal. En wat bleek? Ze waren nog helemaal niet met de roosters en ander organisatiewerk bezig, maar druk in de weer met het denken over hun Studiehuis. Ik sloeg alarm.
Gelukkig vertrouwde mijn rector mij. Er waren ook rectoren die in die tijd stoer zaten te doen tegen elkaar, en zeiden dat ze het makkelijk zouden halen. Maar die van mij nam mijn klachten serieus. Op een bijeenkomst van rectoren uit de regio heeft hij toen gezegd dat er een brief moest komen naar staatssecretaris Netelenbos, dat de Tweede Fase zo niet kon worden ingevoerd. Binnen tien minuten was iedereen het daarmee eens. Op die brief hebben we overigens nooit meer wat gehoord.
Op 12 mei 1997 was het allesbeslissende debat in de Tweede Kamer, over de invoering van de Tweede Fase. Vlak daarvoor had ik via een ouder van een leerling die van D66 was, contact gekregen met Kamerlid Ursie Lambrechts. Het klikte meteen. Ze was heel kritisch over de Tweede Fase. Ik belde ook met de Algemene Onderwijsbond. Die wilden ook uitstel van de Tweede Fase. Ik zat ineens op een golf. Ik kreeg het gevoel dat het nog geen gelopen race was. (…)
Tijdens het debat waren alle Kamerleden kritisch over de invoering, behalve die van de PvdA, Sharon Dijksma. Die bleef pal achter haar partijgenoot Netelenbos staan. En Netelenbos, die hield vol. Ze zei dat 80 procent van de scholen klaar was voor de Tweede Fase. Ik wist dat dat niet waar was. Ik werd steeds kwader. Haar hele houding. De arrogantie. Het kon haar niet verrotten hoe scholen het moesten invoeren. De Tweede Fase werd gewoon doorgedrukt. Ik werd zo boos, dat ik besloot al haar onjuiste argumenten op te schrijven.
Toen, vlak na de middagpauze in het debat, ging het ineens over een fax van de Algemene Onderwijsbond die verstuurd was naar de Kamer. Er stond in dat de bond geen uitstel meer hoefde, maar genoegen nam met 50 miljoen gulden aan extra middelen. Ik was verbijsterd. ’s Ochtends dacht ik nog: er komt uitstel. Maar door die verdomde fax konden we dat vergeten. Tineke was binnen. Achteraf bleek dat ze een deal had gesloten met partijgenoot Jaques Tichelaar, destijds voorzitter van de AOB. Aan het einde van de avond voelde ik me lamgeslagen.
Het Nieuwe Lyceum in Bilthoven reanimeerde mij. Ik had hen een kopie gestuurd van mijn verslag van het debat. Zij zeiden daarop ‘kom op, Jan. We gaan actievoeren’. Het idee was om zelf een enquête te houden onder scholen om te kijken of ze er klaar voor waren.
Ik zie ons nog zitten, op Tweede Pinksterdag. We moesten zelf de faxnummers van de scholen zoeken en zelf de enquête maken. De vereniging van schoolleiders wilde ons niet helpen. Zij wilden geen enquête, maar hadden genoegen genomen met die 50 miljoen. Ursie zei ‘de resultaten moeten binnen drie dagen terug zijn, anders heeft het geen zin meer’. Volgens haar kon verder alleen een artikel in NRC Handelsblad nog helpen. ‘Dat is het enige dat indruk maakt’. We hebben keihard gewerkt om de enquête af te krijgen. Toen hij terugkwam, bleek ons vermoeden juist. Sterker nog: 76 van de scholen was juist niet klaar voor de Tweede Fase.
Natuurlijk, onze enquête heeft effect gehad. Netelenbos besloot daarop namelijk dat de Tweede Fase een jaar mocht worden uitgesteld voor scholen die dat wensten. Maar eigenlijk had de Tweede Fase toen moeten stoppen. De problemen hadden moeten worden aangepakt voordat men ermee verder ging. Maar de trein was toen al zo in beweging, die ging niet meer stoppen. Het gekke was dat ik zelf ook dacht dat uitstel het hoogst haalbare was.
Achteraf vind ik nog het meest ontluisterende, dat onze enquête het enige objectieve, harde onderzoek is geweest dat ooit is uitgevoerd naar de haalbaarheid van de Tweede Fase. Dat is toch onbegrijpelijk bij zo’n grote operatie.
Vlak na de invoering werd duidelijk hoe erg het was. Door het grote aantal nieuwe vakken ontstond een enorme versnippering. Docenten kwamen er achter hoe weinig ze de kinderen nog zagen in de les. De mix van zeer omvangrijke vakken en minivakken zorgde voor roosters vol tussenuren. Dat het geen complete chaos is geworden, is te danken aan de inzet van scholen en docenten. Het repareren van de schade heeft tien jaar geduurd. Wat ik nu nog steeds het ergste vind, is al die docenten die overspannen zijn geraakt, al die frustratie, al die energie en tijd die verkwist is. Doodzonde.
In 2002 ging ik met pensioen. Ik heb toen mijn hele Tweede Fase-archief mee naar huis gesleept. Dat leek me nuttig, omdat ik Ursie Lambrechts bleef adviseren . Maar ook omdat ik er altijd rekening mee gehouden heb dat er een parlementair onderzoek zou komen.
Toen ik gehoord werd door de Commissie Dijsselbloem had ik mijn informatie paraat. In het rapport vond ik er veel van terug. Ook van mijn aanbevelingen. Tijdens dat verhoor heb ik ook gezegd dat scholen niet voldoende geld hebben om de lesurennorm van 1.040 uur per jaar te kunnen betalen. Daar was toen net een verhitte discussie over. Ik dacht, bij de Tweede Fase was ik te laat. Dat zal me niet nog eens overkomen. Weer zo’n slecht idee van de politiek.
Ik heb de actievoerende scholen van toen weer bij elkaar gebracht, en vroeg het Barlaeus erbij. Hier in huis hebben we de actiegroep ‘Vergeten Feiten’ opgericht. Samen met de scholierenvakbond Laks zijn we stevig aan de slag gegaan. Ik had inmiddels meer ervaring, dus ik wist hoe de Kamer en de pers te benaderen. En het heeft effect gehad. Er komt nu een onderzoek naar de haalbaarheid van de lesurennorm.
Komende week is het slotdebat in de Tweede Kamer over het rapport van de commissie Dijsselbloem. Daar wil ik per se bij zijn. Ik wil het kunnen afsluiten. (…) Anderen in het onderwijs kropen bij de gezagsdragers op schoot, wilden hogerop, hielden zich stil. Ik kon me kwaad maken. (…)
Ja, en Netelenbos hè. Ook om haar heb ik het gedaan. Ik wilde haar ook per se live zien, toen ze gehoord werd door de commissie Dijsselbloem. (…) Zij is voor mij wel het symbool hoe dit allemaal heeft kunnen gebeuren.
Tijdens haar verhoor zei ze precies hetzelfde als tien jaar geleden. Ze deed me denken aan zo’n apparatsjik uit de voormalige DDR, die zei dat de Berlijnse muur niet eens zo’n slecht idee was. Dat hij alleen te snel was afgebroken.”
Pieter Omtzigt in de Telegraaf Podcast van W.Duk 24 december 2019:
“Er zit een systemisch falen in de Nederlandse samenleving. Het kan best zijn dat een burger gemangeld wordt, maar als er tienduizend burgers gemangeld worden, dan verwacht je dat dat bij de pers terecht komt of dan verwacht je dat een belangenorganisatie voor ze opkomt, maar die belangenorganisaties in Nederland, dat is een hoofdstuk apart, die zijn allemaal gesubsidieerd door de Staat en daar heeft de Nederlandse Regering nu eindelijk last van want de belangenvereniging Ouders in de Kinderopvang wordt door de Staat betaald en door de opvanginstellingen maar niet door de ouders en het gevolg daarvan is dat ze nooit echt voor de ouders zijn opgekomen, zij hebben nooit gezegd: “Nu is het afgelopen.”
Dat zie je vaker. De PO-Raad en de VO-Raad die maken een akkoord met de Regering en de leerkrachten van dit land zeggen: “Hoezo akkoord?”
Ik bedoel, we hebben allerlei Staatsgefinancierde organisaties die wij afdoen als maatschappelijk middenveld en dat niet zijn.'
16-01-2020
12-06-2023
29-03-2021
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven