Examens zijn een serieuze zaak.
Afgelopen weekend besefte ik dat eens te meer, toen ik in Parijs stuitte op een herdenkingsplaquette voor Malik Oussekine. Hij werd op 6 december 1986 doodgeslagen door de Franse politie in de nasleep van een studentenprotest tegen selectie aan de poort. De hele dag was er geprotesteerd tegen de plannen van de Franse regering om de universiteiten meer autonomie te gunnen in hun toelatingsbeleid. De studenten zagen de bui al hangen: zouden gediplomeerden van een middelbare school uit de provincie dan nog wel evenveel kans maken op een goede universiteit als de zonen en dochters van de elite? Oussekine (van Algerijnse afkomst en toevallig op het verkeerde moment op de verkeerde plaats; slachtoffer van een paar sadistische agenten met een knuppel in de losse handjes) zette onbedoeld een uitroepteken achter hun protest. Zijn dood kostte minister van onderzoek en hoger onderwijs Devaquet de kop, de hervormingsoperatie die Devaquets naam droeg was van de baan.
Examens zijn een serieuze zaak.
In Nederland garandeert een vwo-diploma nog steeds (in de meeste gevallen) toegang tot dat hoger onderwijs waar de studenten van de Sorbonne die 6e december 1986 de straat voor opgingen. Maar er is in het recente verleden wel veel kritiek geweest op de kwaliteit van onze examens. Ik roep nog maar eens in herinnering:
De petitie van een grote groep hoogleraren Nederlands, gesteund door de vakvereniging Levende Talen, die in 2013 de Tweede Kamer vroegen om betere examens Nederlands;
Het manifest Het Schoolvak Nederlands in 2016 dat min of meer dezelfde boodschap verkondigde en eveneens door de vakvereniging werd onderschreven;
De kritiek van lid van de Onderwijsraad (het belangrijkste adviesorgaan van de regering inzake onderwijs) Ferry Haan op de herziening van de examens economie in 2016;
De kritiek van Arie Wilschut, lector Didactiek van de maatschappijvakken aan de Hogeschool van Amsterdam en lid van de commissie De Rooy die door de overheid was ingesteld om het geschiedonderwijs te moderniseren, aangaande de tegenstand van Cito en CvTE bij de doorvertaling van dat nieuwe curriculum in examens;
De zich jarenlang voortslepende ruzie tussen wiskundedocenten en hun vakvereniging enerzijds en het Cito en CvtE anderzijds inzake fouten in de examens wiskunde A en C in 2012, gesteund door moties van VVD en D66;
De vragen inzake slechte RIT-waarden van examens Nederlands van docent en onderwijsontwikkelaar Michel Pijpers in 2017;
De rechtszaak van een leerling tegen het CvTE in 2017 over fouten in een examen Frans.
Examens zijn een serieuze zaak.
Examens en toetsen maken is een vak apart. En examens en toetsen maken die passen bij een curriculum dat alleen in algemene termen omschreven kan worden in verband met de Nederlandse vrijheid van onderwijs, is volgens sommige toetsmakers vragen om problemen. De discussies rond de centrale eindtoets (ook een vorm van toegang tot (iets) hoger onderwijs kun je zeggen, die jarenlang redelijk uniek in Europa was) maken dat heel evident. De kerndoelen en eindtermen zijn behoorlijk algemeen vaag, en de manier waarop die door SLO in de loop der jaren voorbeeldmatig zijn geoperationaliseerd, kan ook nauwelijks de goedkeuring wegdragen van de toetsmakers pur sang.
Resultaat zijn toetsen die lang niet altijd toetsen wat ze moeten toetsen, met andere woorden die een onvoldoende afspiegeling vormen van het curriculum dat leerlingen hebben doorlopen. En dat leidt tot ontevreden leraren die het gevoel hebben dat ze steeds meer moeten teaching to the test (toetsen we wat leerlingen weten of controleren we eigenlijk vooral hun behendigheid in het maken van toetsen?). En tot schoolexamens en centrale examens die steeds meer op elkaar gaan lijken. Het een wordt bijna een oefening voor het ander, vernieuwing van de vakken maakt geen schijn van kans. Voldoende voorbereiding op vervolgonderwijs is daarmee nog niet eens gegarandeerd; taaltoetsen op de lerarenopleiding, bijspijkercursussen bij diverse universitaire studies zeggen immers wel iets over de kwaliteit van de gemiddelde Nederlandse examenkandidaat.
SLO adresseert de moeizame aansluiting tussen curriculum en examen nadrukkelijk in de nieuwste Curriculumspiegel 2017 die begin oktober verscheen. Wilmad Kuiper, Gerdineke van Silfhout en Bas Trimbos zijn zeer kritisch in het hoofdstuk Curriculum en toetsing: De toets- en examenpraktijk moet meebewegen met inhoudelijke vernieuwingen in de school- en lespraktijk, in plaats van die te remmen of te blokkeren zoals nu vaak gebeurt.
Examens zijn een serieuze zaak.
Hoewel het drietal vierkant staat achter de Nederlandse praktijk van centrale examens (die in landen als Canada, Australië, Vlaanderen en Ierland ontbreekt) en nadrukkelijk niet pleit voor afschaffing, moet er wel iets veranderen, schrijven ze. ‘Toetsing volgt het curriculum en niet omgekeerd.’ Ze brengen bovengenoemde casussen rond de examens Nederlands en geschiedenis uitgebreid in herinnering en vragen zich systematisch af waar de bottleneck zit. Kennelijk is er ‘onvoldoende afstemming of uitlijning tussen curriculum en toetsing’, maar hoe kan dat nou? Een voor een ontleden Kuiper, Van Silfhout en Trimbos in de Curriculumspiegel mogelijke oorzaken.
Het gebrek aan specificatie van doelen en inhouden misschien? Deels is dat natuurlijk waar, en nooit helemaal te ondervangen in de Nederlandse situatie. Scholen hebben nu eenmaal veel autonomie. Maar er is een gulden middenweg, schrijven Kuiper cum suis: ‘concretiseer éérst waar mogelijk wat leerlingen moeten kennen en kunnen … en werk daarna uit hoe dit kan worden getoetst en verantwoord.’ Laat toetsing het curriculum volgen met andere woorden.
Een andere oorzaak kan zijn - en nu wordt het drietal heel erg beleefd – ‘dat er sprake is van verschillen in percepties bij direct betrokkenen (vernieuwingscommissie, ontwikkelaars examenprogramma, syllabuscommisie, examenmakers, leraren) omtrent de wenselijkheid (cursivering Kuiper e.a., red.) van inhoudelijke vernieuwingen en dus ook van het opnemen van vernieuwingsaspecten in toetsing en examinering’. Ze verwijzen hiervoor naar de vernieuwing van examenprogramma’s voor de bètavakken in de tweede fase.
Een derde mogelijkheid (en die ligt eigenlijk een beetje in het verlengde van de tweede) is ‘dat door betrokkenen verschillend wordt aangekeken tegen de mogelijkheid (cursivering Kuiper e.a., red.) inhoudelijke vernieuwingen valide, betrouwbaar en transparant te operationaliseren in toetsing en examinering. Dit steekt in verschillende dossiers en met enige regelmaat de kop op.’ Kortom, de toetsmakers kunnen niet, of willen niet. Maar, stelt het drietal, besef ‘dat niet alles wat relevant is voor leerlingen om te leren, op een valide, betrouwbare en transparante manier valt te toetsen (met wat voor doel dan ook) en te verantwoorden’. Misschien moeten sommige relevante zaken dan anders worden gewaardeerd en verantwoord, suggereren zij.
Examens zijn een serieuze zaak.
Volgens Kuiper, Van Silfhout en Trimbos is het tijd voor een herbezinning op toetsing en examinering: ‘niet méér, maar anders en beter’. Een besef dat ook bij OCW leeft, getuige de ‘reflectie op toetsing en examinering’ van OCW uit 2016.
Wat moet er gebeuren?
*Meer aandacht voor kwaliteitsborging in termen van validiteit, betrouwbaarheid en transparantie,
*meer formatief en minder summatief evalueren, en
*meer schoolgebonden toetsing en minder prominente centrale toetsing.
Het drietal legt de bal nadrukkelijk bij de toetsmakers (Cito) en bij de opdrachtgever van de toetsmakers (het College voor Toetsen en Examens, CvTE) al noemen ze die laatste niet bij naam en toenaam. Nu wordt vooral ‘getoetst wat zo betrouwbaar mogelijk getoetst kan worden’,..’..Welbeschouwd is dat vreemd’, schrijven Kuiper cum suis, want dat zijn niet altijd de zaken die getoetst moeten worden. Me dunkt, dat de hoogleraren Nederlands die protesteerden tegen examens schrijfvaardigheid waarin leerlingen niet hoefden te schrijven, het hier mee eens zullen zijn. Wat voor zin heeft het invuloefeningen te beoordelen, als je wilt weten of leerlingen een opstel kunnen maken? Om bij dit voorbeeld te blijven: Kun je niet beter concessies doen aan de validiteit en betrouwbaarheid van de toetsen en examens, door dan toch maar opstellen te becijferen?
SLO pakt door en blijkt in deze Curriculumspiegel misschien wel de grootste bondgenoot van de kritische docent. In vrijwel alle door SLO uitgevoerde vakspecifieke trendanalyses, schrijven Kuiper cum suis, wordt melding gemaakt van een spanning tussen de inhoudelijke strekking van de examenprogramma’s en de inhoud en vorm van de examens, en van spanning tussen de centrale examens en de schoolexamens. ‘Het probleem van valide en evenwichtige toetsing zien we op veel meer gebieden’ (..) ‘De thematiek van “de goede dingen op een goede manier toetsen en examineren” speelt dus in alle onderwijssectoren en in de volle inhoudelijke breedte..’. Veel kritischer kan het niet geformuleerd worden.
Examens zijn een serieuze zaak.
Maar wie kritiek heeft, moet ook met alternatieven komen. Kuiper, Van Silfhout en Trimbos verbinden zich in deze Curriculumspiegel nadrukkelijk aan recente initiatieven van Dominique Sluijsmans/René Kneyber en Gulikers/Baartman rond formatieve evaluatie (lees Didactief, november 2017). Het is de magic bullet die kan zorgen voor een betere balans in het onderwijsgebouw maar die ook behoorlijk uitdagend is voor schoolleiders en docenten. SLO heeft zich er stevig aan gecommitteerd. Scholen die meedoen aan de pilots lopen nog tegen flinke problemen op. Lees de jongste column van het Leernetwerk Formatief Evalueren dat SLO heeft opgericht en huiver over de onverwachte tegenstand van ouders tegen formatieve evaluatie. Al zijn er gelukkig ook scholen waar ouders positief reageren.
Daarnaast pleit het drietal heel voorzichtig voor ‘enige relativering van het centraal examen’ (en ‘dat betekent nadrukkelijk niet hetzelfde als “schrappen” ’ schrijven ze er ten overvloede bij) en ‘een herwaardering en kwaliteitsborging van het schoolexamen’. Zorg voor goede, niet verplichtende uitwerkingen en aansprekende voorbeeldopgaven en zie er op toe dat in het schoolexamen alleen de niet aan het centraal examen toegewezen eindtermen aan de orde komen. Met andere woorden zorg ervoor dat dat het schoolexamen geen generale repetitie wordt voor het centraal examen….
SLO wijst hierbij wel op twee pijnpunten, namelijk het risico op meer toetsen (omdat leraren toch zullen willen oefenen voor het centraal examen) en de handelingsverlegenheid van leraren. Dat eerste hebben we met z’n allen in de hand. Wat dat laatste betreft zegt SLO: Ondersteun leraren in opleiding en in (na- en bij)scholing beter door aandacht te besteden aan de vertaling van landelijk geformuleerde doelen naar een goede keten van leerdoelen en inhouden, effectieve opdrachten/taken en toetsing. Er zouden bijvoorbeeld toetsbanken kunnen worden ingericht zoals de schoolexamenbank in het vmbo.
Toetsbanken zijn van oudsher het domein van toetsmaker Cito en CvTE. Maar het zijn toch juist deze partijen die de afgelopen jaren onder vuur lagen als het ging om de kwaliteit van hun producten? SLO lijkt zich dat terdege bewust maar Kuiper cum suis verpakken hun boodschap in diplomatieke taal. ‘Noodzakelijk voor meer synergie tussen curriculum en toetsing zijn open communicatie en samenwerking tussen alle betrokken partijen, vanzelfsprekend met inachtneming van ieders specifieke (stelsel) verantwoordelijkheid.’
Het is met name dit punt waarover de nieuwe minister van Onderwijs zich mijns inziens zorgen moet gaan maken. Want hoewel SLO gelijk heeft als het stelt dat er uit ons duale stelsel van centraal examen en schoolexamen ‘simpelweg meer te halen (valt) dan tot op heden gebeurt’, it takes two to tango. En misschien wel drie. Want willen de plannen van SLO kans maken en de protesten van hoogleraren en leraren van de afgelopen jaren resultaat opleveren, dan zullen Cito en CvTE ook bereid moeten zijn tot zelfreflectie en koerswijziging inzake de examens. En zover lijkt het nog lang niet.
Hoewel Cito een stuk transparanter is geworden de laatste jaren, verbergt het zich op het gebied van examens toch vooral achter de brede rug van het CvTE. En dat College doet – getuige onderstaande brief die het bijvoorbeeld 23 augustus 2017 aan alle scholen stuurde - vooralsnog in het openbaar alsof er weinig aan de hand is met de Nederlandse examens. Het zet critici zoals hierboven genoemd, aan de kant als irrelevant en gemarginaliseerd.
De ‘verschillen in percepties’ en de optie dat ‘betrokkenen verschillend aankijken tegen de mogelijkheid inhoudelijke vernieuwingen valide, betrouwbaar en transparant te operationaliseren’ waarover Kuiper, Van Silfhout en Trimbos spreken in de Curriculumspiegel als mogelijke oorzaken voor de problemen met de examenherziening, zijn een feit. En het CvTE lijkt niet bereid tot een dialoog daarover.
Examens zijn een serieuze zaak. Wie gaat er voor staan?
Ik citeer de brief van het CvTE:
‘In de laatste zomergastenaflevering van deze zomer gaf Claudia de Breij aan dat ze zich verbaast over de disbalans die er is tussen de roependen en de niet-roependen. Zij had het toen over vluchtelingen. Op elke vluchteling in Nederland is één vrijwilliger. Die vrijwilligers roepen niet, zij doen en zijn van betekenis. Dus het geluid ‘jullie zijn niet welkom’ wordt daardoor vaker en eerder gehoord dan ‘jullie zijn welkom’. Dit kunnen we doortrekken naar de discussie over de centrale examens. De stelling van Elma Drayer in Dit is de Dag van 28 augustus (18.30) luidde: we zijn te assertief geworden. (..) En die past naadloos in dit geheel. Er is een kleine groep mensen die een enorm wantrouwen heeft in maatschappelijke instituties, zoals het CvTE. Van de ruim 2.200 online berichten over het CvTE die het afgelopen jaar verschenen, is ongeveer de helft afkomstig van drie criticasters. Twee van hen werken niet in het voortgezet onderwijs. (..) Het werk van het CvTE is gebaseerd op vertrouwen. (..) Zo’n 1.000 docenten nemen in de tijd van het centraal examen, in mei/juni, contact met ons op over de vragen uit het examen of over het correctievoorschrift. Slechts enkele docenten mengen zich in het twitterdebat over het functioneren van het CvTE. Veruit de meeste examensecretarissen, docenten en schoolleiders horen we niet in die tijd. (..) Uit onderzoek blijkt dat ruim 98% van u tevreden is over de dienstverlening van het CvTE. (..) Wij gaan verder op de ingeslagen weg. We zijn en blijven in gesprek met al die hardwerkende docenten, met wie het overleg te typeren is als kritisch én constructief. (..) Als een examen onverhoopt niet zo geslaagd is, dan doet het CvTE daar, na overleg met het veld, wat aan. Dat de procedures daartoe deugen heeft de rechter in Utrecht uitgesproken. Zo kunnen we blijvend garanderen dat leerlingen fair worden behandeld en niet worden benadeeld. Professioneel handelen van duizenden docenten, examinatoren en tweede correctoren maakt dit mogelijk. Samen maken we werk van goede examens.
Namens het CvTE, Adri van der Ven, sectormanager havo/vwo'
1 Het begon zo onschuldig…
2 Brokkenmakers CvTE onder vuur
3 Leraar krijgt voet tussen deur bij examens
4 Cito hindert kweken van ‘enthousiasme en interesse’ bij economie
5 'En houd je aan de opdracht, CvTE en Cito!'
6 Hoogleraren: eindexamen Nederlands belabberd
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven