Eigenlijk is het geen nieuws dat er van alles mis zou zijn met het schoolvak Nederlands. Dat wordt al sinds het einde van de 19e eeuw geroepen, vooral door mensen die er niet al te dicht bovenop zitten. Bovendien past die uitspraak bij de algemene klachten over het onderwijs, de verloedering van de jeugd en het einde van de wereld zoals wij die kennen. Ook al zoiets wat iedereen altijd zeker weet.
Toch was dit weer de journalistieke insteek die de meeste kranten en andere media kozen bij de berichtgeving over ons Manifest Nederlands op School, waarmee wij als zogeheten ´meesterschapsteams Nederlands´ de afgelopen week in de publiciteit traden.
Misschien ook een beetje onze eigen schuld, of het gevolg van het genre van het manifest dat we gekozen hadden. Want eigenlijk was het nieuws niet zozeer dat er iets mis was, maar dat zo´n beetje iedereen het ergens over eens was.
Ik was er van het begin af aan bij, dus ik weet vrij precies hoe dit allemaal tot stand gekomen is. De meesterschapsteams hadden de opdracht gekregen om ´de aansluiting met het schoolvak´ te versterken. Onze insteek was dus absoluut niet om het schoolvak te veranderen, of misstanden aan te wijzen. Het was veel meer het uitgangspunt dat de geesteswetenschappen de afgelopen jaren het schoolvak links hadden laten liggen, en dat het tijd was om de banden aan te halen.
Daarom begonnen we met twee symposia waarop we docenten en wetenschappers (neerlandici) bij elkaar brachten. We spraken eerst met de wetenschappers, en wat we daar constateerden was vooral schuldbewuste bescheidenheid: wij moeten ons als wetenschappers helemaal niet bemoeien met dat schoolvak. Dat is van de docenten en de scholen, en het is groter dan dat kleine stukje dat opleidt tot een universitaire studie. Wij hebben daar bovendien helemaal geen zicht op. En toen kwamen de docenten binnen.
Van de docenten kwam een heel ander geluid: zij waren ontevreden over de inhoud van het vak, ze klaagden dat hun leerlingen het allemaal zo saai vonden, zij hadden juist behoefte aan inhoudelijke input van de wetenschappers. Toch een reden om met elkaar aan tafel te gaan zitten.
Dat deden we in subgroepjes, twee per thema. Ik zat in een van de subgroepjes Doel, met als opdracht na te denken over het doel van het schoolvak. Daar hoefden we niet lang over na te denken: dat doel was taalvaardigheid, en in bredere zin geletterdheid (een literaire vaardigheid). Alles zou in dienst moeten staan van taalvaardigheid. Maar goed, dat was al zo. Waarom was iedereen dan toch ontevreden? Dat was pas duidelijk toen we beseften dat je niet alleen een arme, kale taalvaardigheid zou willen ('fouten vermijden'), maar een bewuste vaardigheid. En daar heb je kennis en inzicht voor nodig, en daar werd door de docenten een gebrek aan gevoeld. Dáár was die input van de wetenschappers voor nodig.
Iedereen was het op dat eerste symposium met elkaar eens. Ook al zoiets wonderlijks. Dat was naar ons idee uniek in de geschiedenis van het schoolvak en de neerlandistiek. Was dat geen reden om het in een manifest vast te leggen? Want dat doe je als je met zijn allen weet wat je wilt.
De rest is geschiedenis. We hebben inderdaad een manifest opgesteld, dat meer dan twintig keer is herschreven omdat we het aan talloze gremia hebben voorgelegd. Het was niet de bedoeling om de nadruk te leggen op wat er mis was, maar je kunt nu eenmaal ook niet schrijven 'Het gaat prima met het vak, maar wij willen iets anders.' Daarom hebben we als mikpunt 'het programma' gekozen, de manier waarop het vak vanuit de eindtermen in de methoden en de curricula is ingevuld. Dat laat de docenten buiten schot die in afwijking van het programma iets anders doen, maar het biedt wel een aanknopingspunt voor verandering.
Zoals gezegd trekt de berichtgeving de zaak weer scheef naar wat er mis is. Desondanks kijken veel betrokkenen hierdoorheen (prima leesvaardigheid!) en zijn er overwegend positieve geluiden te horen. Met de critici gaan we graag nog in gesprek, maar ik heb nog nooit iemand hierover gesproken met wie ik het niet uiteindelijk eens was. Er gaat dus iets gebeuren.
Tekst Peter-Arno Coppen, hoogleraar Vakdidactiek en schoolvakontwikkeling op de wetenschapsgebieden taal, cultuur en geschiedenis aan de Radboud Docenten Academie van Radboud Universiteit, Nijmegen.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven