Tips: gevarieerd oefenen

Tekst Paul Kirschner
Gepubliceerd op 02-10-2018
Geef leerlingen verschillende oefeningen, waarbij ze telkens een andere aanpak nodig hebben. Zo leren ze beter de juiste strategie te kiezen.

De cirkel is rond. Na een column in Didactief over gespreid oefenen (spaced practice, oktober 2017) en over toetsing als leerstrategie (retrieval practice, juni 2018), is het nu tijd voor de derde effectieve leerstrategie: gevarieerd oefenen.

Meestal gaat het zo: je hebt een les gegeven of je leerlingen de stof gegeven die ze moeten leren. Dat hebben ze (hopelijk) gedaan, dus ga je naar de volgende stap: oefenen. Je laat leerlingen doorgaans iets oefenen tot zij het beheersen, om ze daarna iets anders te laten oefenen tot ze dat beheersen, en zo verder. Maar onderzoekers laten zien dat er een betere manier is: interleaving, oftewel het afwisselen van oefeningen (Rohrer en Taylor, 2006; Taylor en Rohrer, 2010). Dit wordt ook wel gevarieerd oefenen genoemd (Van Merriënboer en Kirschner, 2018), een aanpak met veel voordelen. Het is zeer simpel uit te voeren en je hoeft er je manier van lesgeven niet voor aan te passen. Leerlingen kunnen het op school of thuis doen, alleen of juist samen met anderen, al dan niet op de computer. En het kost je geen tijd of andere extra inzet!

Wat is gevarieerd oefenen? Simpel gezegd zorg je ervoor dat je leerlingen bij opeenvolgende oefeningen telkens een andere strategie of regel nodig hebben. In plaats van eerst een blok met opdrachten over bijvoorbeeld het berekenen van de oppervlakte van een driehoek, die ze maken tot ze dit onderdeel beheersen, en daarna een blok over de oppervlakte van een trapezium tot ze ook dat beheersen, enzovoort, pak je het anders aan: na de opdracht over de driehoek geef je ze een opdracht over de oppervlakte van een trapezium, gevolgd door een ruit, gevolgd door weer een trapezium, dan weer een driehoek, en zo verder. Hetzelfde geldt voor onder andere werkwoordstijden en vervoegingen van sterke versus zwakke werkwoorden. Anders gezegd, je geeft ze geen blokjes met dezelfde opdrachten – AAA-BBB-CCC – maar afwisselende opdrachten – ABACBCAABC.

Wat bereik je hiermee? Allereerst ‘weten’ leerlingen al voordat ze aan de opdracht beginnen welke strategie ze moeten gebruiken. Ze moeten immers een strategie kiezen op basis van de opdracht zelf: ze lezen die en bedenken hoe ze het gaan aanpakken. Ten tweede leren ze wat de onderscheidende aspecten van een opdracht zijn: waar moeten ze op letten bij het kiezen van een aanpak? Ten derde maken leerlingen door gevarieerd oefenen op den duur minder fouten bij het kiezen van de juiste aanpak. En tot slot verbetert gevarieerd oefenen de transfer van kennis en vaardigheden (toepassing in nieuwe situaties).

Hoe zet je gevarieerd oefenen in? Samenvattend: geef eerst gewoon je les zoals altijd. Wissel vervolgens bij de oefeningen die je de leerlingen geeft tussen verschillende strategieën, aanpakken en regels die ze nodig hebben om de taak uit te voeren. Sta niet te lang stil bij één onderwerp. Verander de volgorde van de opdrachten: vermijd routines als ABC-ABC. Leg bij het bespreken van de oefeningen relaties tussen de verschillende ideeën van leerlingen. Terugkoppeling is ontzettend belangrijk: vertel waarom een aanpak bij de ene opdracht wel werkt, maar bij de andere niet. Een aandachtspunt: beperk het totale aantal strategieën. Te weinig tijd besteden aan een onderwerp is ook niet goed; je wilt dat je leerlingen begrijpen wat ze aan het leren zijn. En bij automatiseren (denk aan de rekentafels) zijn blokken juist belangrijk.

Gevarieerd oefenen zal misschien moeilijker aanvoelen dan oefenen in blokken en het kan ook iets langer duren. Maar de beloning is groot: het helpt je leerlingen om beter, sterker en dieper te leren.

Bronnen

  • Rohrer, D., & Taylor, K. (2006). The effects of overlearning and distributed practice on the retention of mathematics knowledge. Applied Cognitive Psychology, 20, 1209–1224.

  • Taylor, K., & Rohrer, D. (2010). The effect of interleaving practice. Applied Cognitive Psychology, 24, 837–848.

  • Van Merriënboer, J. J. G., & Kirschner, P. A. (2018). Ten steps to complex learning (3rd edition). New York, NY: Routledge.

 

Paul Kirschner is universiteitshoogleraar en hoogleraar Onderwijspsychologie aan de Open Universiteit. 

Dit artikel verscheen in Didactief, oktober 2018.

Verder lezen

1 Paul Kirschner legt het nog één keer uit...

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent