Onderzoek

Wie zorgt voor de startende leraar?

Tekst Cor van der Werf
Gepubliceerd op 04-05-2020 Gewijzigd op 23-01-2024
Bestuurders laten het personeelsbeleid gericht op startende leraren in het primair onderwijs voornamelijk over aan hun schoolleiders. Daardoor ontstaan binnen besturen aanzienlijke verschillen tussen scholen en zijn starters op de ene school veel beter af dan op de andere.

Uitval voorkomen

Om het huidige lerarentekort tegen te gaan is behoud van startende leraren (leraren die in hun eerste, tweede of derde werkzame jaar zitten) van groot belang. De uitval onder deze groep is aanzienlijk: 15% is volgens cijfers van OCW na drie jaar weer vertrokken uit het onderwijs.

Om uitval te voorkomen is beleid gericht op het trainen, ondersteunen en behouden van starters nodig (Helms-Lorenz, Slof & Van de Grift, 2013). Bestuurders en schoolleiders kunnen de werkdruk van starters verminderen en ervoor zorgen dat ze goed kennismaken met de schoolcultuur. Verder kunnen ze zorgen voor de professionele ontwikkeling van hun starters en voor begeleiding in de klas. Maar besteden bestuurders en schoolleiders in de praktijk ook echt aandacht aan deze vier typen maatregelen? En wat merken de starters er precies van?

 

Personeelsbeleid voor starters

Aan bestuurders legden we 22 beleidsmaatregelen voor die ze zouden kunnen treffen voor starters (zie kader voor onderzoek). Gemiddeld nemen ze de helft van die maatregelen en ze kiezen daarbij vooral voor maatregelen die gericht zijn op professionele ontwikkeling. Zo geven alle bestuurders aan dat startende leraren werken met een professioneel ontwikkelingsplan. Ze besteden minder aandacht aan werkdrukvermindering, kennismaken met de schoolcultuur en begeleiding in de klas.

Schoolleiders zeggen dat ze gemiddeld 80% van de 22 maatregelen inzetten. Ze voeren dus meer beleid dan de bestuurders en doen dat ook op een breder gebied: alle vier typen maatregelen komen aan bod. Schoolleiders geven juist opvallend weinig aan dat startende leraren werken met een professioneel ontwikkelingsplan.

De startende leraren geven aan dat ze 66% van de maatregelen aan den lijve ervaren. Dat is beduidend meer dan wat er op bestuursniveau wordt vastgelegd maar, met een verschil van 14%, beduidend minder dan van wat de schoolleider zegt te doen. Vooral maatregelen die te maken hebben met werkdrukvermindering en begeleiding in de klas ervaren starters een stuk minder. Zo zeggen bijna alle schoolleiders dat ze rekening houden met de zwaarte van een groep voor een starter, maar herkent 75% van de starters dit niet. Ook worden startende leraren bijna niet gecompenseerd qua tijd zodat regelmatig overleg met hun mentor moeilijk is.

Binnen eenzelfde bestuur oordelen starters soms heel verschillend over het beleid dat ze ervaren. Zo zijn er startende leraren die op hun school volledig vrijgesteld worden van aanvullende taken, terwijl er bij hun startende collega’s op een andere school binnen hetzelfde bestuur alleen rekening wordt gehouden met de 40 uren die vastgesteld zijn in de CAO.

 

Onderzoek

Bij vier besturen in de provincie Groningen die elk verantwoordelijk zijn voor minimaal tien basisscholen is gesproken met een bestuurder en twee of drie schoolleiders die starters op hun scholen hebben. Deze gesprekken gingen over 22 mogelijke beleidsmaatregelen die ze zouden kunnen treffen voor starters. De starters zelf (in totaal 33) vulden een vragenlijst in over dezelfde maatregelen. De maatregelen betreffen werkdrukvermindering (‘Hoeft de startende leraar minder niet-lesgebonden taken te doen dan ervaren leraren?’), kennismaken met de schoolcultuur (‘Geeft de zorgcoördinator/ib-er voorlichting over de opzet, inhoud en structuur van de zorg aan de startende leraar?’), professionele ontwikkeling (‘Worden er voortgangsgesprekken gehouden met de startende leraar?’) en begeleiding in de klas (‘Wordt de startende leraar gekoppeld aan een mentor?’).

 

Tevreden

Hoewel starters minder maatregelen ervaren dan schoolleiders zeggen te nemen, zijn de meeste van hen tevreden over het geheel van maatregelen. Met name over de mogelijkheden die ze krijgen om zich professioneel te ontwikkelen en de begeleiding in de klas. Bijna de helft is echter niet zo tevreden over maatregelen met betrekking tot werkdrukvermindering. Maatregelen zoals het verminderen van niet-lesgebonden taken en buitenschoolse activiteiten worden ook maar door krap de helft van de starters herkend. Ook zijn ze minder tevreden over de wijze waarop ze zijn opgenomen in de schoolcultuur.

 

Adviezen voor de praktijk

Naar aanleiding van het onderzoek wordt het volgende geadviseerd:

      1. Bestuurders zouden als werkgever van de starters moeten waarborgen dat de kwaliteit en de hoeveelheid begeleiding van starters niet zo afhankelijk is van de individuele schoolleiders.

      2. Schoolleiders denken wellicht te positief over hun beleid, gezien de mening van starters. Ze zouden met starters hierover in gesprek moeten gaan om hun beleid te evalueren.

      3. Schoolleiders laten sommige mogelijkheden liggen, zoals werken met een professioneel ontwikkelingsplan, compenseren van tijd voor overleg tussen starter en mentor en rekening houden in de formatie met de zwaarte van de groep voor de starter.

 

Cor van der Werf is masterstudent aan de Universiteit Groningen.

 

Bron:

Helms-Lorenz, M., Slof, B. & Grift, W.J.C.M. van de (2013). First year effects of inductionarrangements on beginning teachers’ psychological processes. European Journal of Psychology of Education, 28, 1265–1287. doi:10.1007/s10212-012-0165-y

Verder lezen

1 Hoe help je de starter?
2 Help ze op weg: begeleiding van starters
3 Zo behouden we starters
4 Leren door (mee)kijken
5 Begeleiding van startende leraren: drie praktijkvoorbeelden
6 Coach elkaar met ICALT
7 Wees zuinig op ze
8 Startende leraren en het belang van de leerling

Click here to revoke the Cookie consent