Nieuws

Verkiezingsagenda voor het onderwijs

Tekst RED-Team Onderwijs
Gepubliceerd op 02-10-2023 Gewijzigd op 02-10-2023
Dalende prestaties, het lerarentekort en nood aan een onderwijsrenaissance: als het aan RED-Team Onderwijs ligt, komen deze thema’s bovenaan de agenda van de nieuwe onderwijsministers. 

Er zijn op dit moment in het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs twee hoofdproblemen: dalende onderwijsprestaties en een toenemend, zowel kwantitatief als kwalitatief lerarentekort - thema’s die in zowel de recente troonrede als de meeste verkiezingsprogramma nauwelijks een rol spelen.

Met deze verkiezingsagenda wil het RED-Team Onderwijs duidelijk maken welke problemen centraal moeten staan in het onderwijsbeleid van de nieuwe ministers, ongeacht hun politieke kleur.

Onderstaande aanbevelingen geven de richting aan voor oplossingen die op korte termijn kunnen worden gerealiseerd.

 

1 Dalende onderwijsprestaties

Goed kunnen lezen, schrijven en rekenen vormen samen met kennis van de ons omringende wereld de basis die iedere leerling nodig heeft. Nederland kan zich als hoogwaardig kennisland dalende niveaus op deze onderdelen niet permitteren.

De (inhoudelijke) erfenis van oud-minister Wiersma (masterplan basisvaardigheden) moet daarom onverkort worden aanvaard en doorgezet. Wat die erfenis is, wordt treffend beschreven in het artikel Wie pakt de handschoen op? van Monique Marreveld:

De overheid moet dwingender inzetten op zowel het verwerven van de basiskennis en-vaardigheden in het funderend onderwijs als op de inhoud en kwaliteit van alle lerarenopleidingen. Beide moeten meer gefun- deerd zijn op wetenschappelijke kennis, met landelijke kenniskaders en een landelijk verplicht kerncurriculum, ook voor de pabo’s en lerarenopleidingen.

 

Geletterdheid vraagt om een rijke kennis van de wereld. In het basisonderwijs maakt wereldoriëntatie nog altijd geen onderdeel uit van de doorstroomtoets (voorheen eindtoets). Een vrije val in kennis en begrip van aardrijkskunde, geschiedenis, biologie en maatschappijleer is al jaren zichtbaar terwijl deze domeinen zich goed laten combineren met leesonderwijs en noodzakelijk zijn om de wereld om ons heen te begrijpen. Op dit punt is een structurele verbetering dringend gewenst. Maak gebruik van good practices zoals ontwikkeld door het team van de Alan Turingschool te Amsterdam.

Goed onderwijs heeft alleen kans van slagen als de leraren goed zijn opgeleid. Versterk daarom de kennisbasis van de pabo’s en lerarenopleidingen zowel vakinhoudelijk als didactisch. Als aanstaande leraren en hun opleiders zelf bijvoorbeeld nauwelijks jeugdliteratuur lezen, is leesbevordering op de basisschool en in het voortgezet onderwijs bij voorbaat kansloos. Zorg voor een inhoudelijke focus op het kerncurriculum en verscherp hierop het toezicht door OCW en de inspectie.

Kennis van de leer- en ontwikkelingspsychologie. Kennis over hoe kinderen in verschillende ontwikkelingsfasen leren is voor (aanstaande) leraren onontbeerlijk. Het belang van expliciete instructie voor het leerproces en werkvormen die het leren bevorderen behoren nog te weinig tot de basiskennis van aanstaande leraren, terwijl er een rijke literatuur voorhanden is, zie bijvoorbeeld Paul Kirschner, Op de schouders van reuzen, inspirerende inzichten uit de leerpsychologie voor leerkrachten en Tim Surma, Wijze lessen, twaalf bouwstenen voor effectieve didactiek.

Stop met het aanbieden van modieuze maar niet of onvoldoende wetenschappelijk onderbouwde didactiek zoals ‘meervoudige intelligenties’, ‘whole language’- aanpak, constructivisme en realistisch rekenen als eenzijdige uitgangspunten voor het onderwijs.

Verleng de duur van de pabo en andere lerarenopleidingen in de vorm van een (betaald) traineeship zodat de inhoudelijke basis van docenten op orde komt en wordt versterkt.

Een groot aantal studenten begint aan de opleiding met flinke hiaten in basisvaardigheden (lezen, schrijven, rekenen) en algemene kennis. In vier jaar kunnen deze tekorten voor veel studenten niet zodanig worden gerepareerd dat zij klaar zijn om vakinhoudelijk verantwoorde lessen te geven in alle klassen en vakken waarvoor zij bevoegd zijn. Ook voor de universitaire lerarenopleidingen geldt dat de vakinhoudelijke- en vakdidactische basis vaak nog niet helemaal op orde is als zij de opleiding beëindigen. Kortom, de studenten zijn na hun opleiding wel STARTbekwaam, maar nog niet VAKbekwaam en moeten na hun opleiding nog enkele jaren door hun opleiding worden bijgeschoold om op alle terreinen van hun vak voldoende bekwaam te worden.

Omwille van voldoende instroom zijn de toelatingstoetsen afgeschaft en toelatingseisen versoepeld. Dit verplicht de pabo en de lerarenopleidingen om garant te staan voor de start- en vakbekwaamheid van de door hen opgeleide en bijgeschoolde leraren. Als de kwalificerende en de daarmee verband houdende selectiefunctie van de opleidingen vanwege het lerarentekort wordt verwaarloosd, is een verdere kwalitatieve daling onvermijdelijk en zal de status van het leraarsberoep verder dalen.

Centrale aansturing door de overheid is noodzakelijk om de negatieve trends te keren.
Pabo’s en lerarenopleidingen hebben dringend sturing nodig als het gaat om de vakinhoudelijke en didactische kennisbasis.

Vakinhoudelijke onderdelen maken inmiddels minder dan 50% uit van het onderwijsaanbod. Daarmee zakken opleidingen beneden het NAP van verantwoord onderwijs. Ook hier geldt dat zonder een kennis- rijk curriculum en bewaking van eindniveaus er geen verbetering van onderwijsprestaties mogelijk is.

Versterk de inhoudelijke kennisbasis van het curriculum voor het funderend onderwijs, maak een einde aan de eenzijdige nadruk op algemene vaardigheden die niet samenhangen met inhoudsrijke kennisdomeinen. We hebben Onderwijs32 en Curriculum.nu achter de rug – waarbij onjuiste veronderstellingen zijn gehanteerd over het leren van kinderen. Kostbaar tijdverlies. Kennis zou te snel verouderen, leerlingen moesten vooral vaardig en aardig leren te zijn. Dit is een modieuze, gevaarlijke visie op het leren van basiskennis en - vaardigheden, zie onder andere Scheerens (2020) en Meester e.a. (2020). Vergeten wordt dat ook het voortgezet onderwijs in hoge mate funderend onderwijs is: daar wordt de basiskennis van tal van vakgebieden overgedragen die van belang is in onze samenleving en voor vervolgstudies.

 

Bestrijd kansenongelijkheid door een kwaliteitsimpuls en door betere arbeidsvoorwaarden in probleemwijken. In onze samenleving neemt de kansenongelijkheid toe, het is een belangrijk verkiezingsthema met gevolgen voor het onderwijs. Toch vindt er per saldo nog steeds een stijging plaats van het gemiddelde opleidingsniveau in Nederland. De doorstroomcijfers naar hogere onderwijsvormen stijgen weer nu het doorstroomrecht wettelijk is vastgelegd. Via het mbo vinden velen hun weg naar het hbo. De voorstelling van zaken dat leerlingen in Nederland op 12-jarige leeftijd vrijwel definitief worden voorgesorteerd is tendentieus, zie Drentje, Didactief | La carrière ouverte aux talents (didactiefonline.nl)

Van interventies om de ongelijkheid te verkleinen is het vaak de vraag of ze werken. Wat altijd werkt is alle leerlingen goed leren lezen, schrijven, rekenen en hen kennis van de wereld bijbrengen. Juist in achterstandswijken is de kwaliteit van de leraren en hun lessen doorslaggevend. Investeer daarin structureel door deze leraren betere arbeidsvoorwaarden te bieden (ook op het gebied van huisvesting, reiskosten etc.).

Een majeure stelselwijziging (een verlengde burgperiode voor alle leerlingen tot 15 jaar) brengt in de huidige context van lerarentekorten een enorm kwaliteitsrisico met zich mee. Stimuleer brede en/of verlengde brugklassen. Zorg dat er in iedere regie hiervoor gekozen kan worden. Ook de trend om alle schoolsoorten onder één dak onder te willen brengen, is een risico voor de onderwijskwaliteit. Juist kleinschalige, categorale scholen presteren doorgaans goed.

 

2 Het lerarentekort

Uit tal van onderzoeken naar onderwijseffectiviteit blijkt dat vooral leraren de sleutels in handen hebben voor onderwijsverbetering (zie bijvoorbeeld deze overzichtsstudie). Het succes van onderwijsbeleid hangt dus af van voldoende goed opgeleide leraren en de aantrekkelijkheid van hun kerntaak: het lesgeven. Stel daarom de komende kabinetsperiode de aantrekkelijkheid van het leraarsberoep en het lesgeven centraal.

 

Aanbevelingen om het leraarsberoep aantrekkelijker te maken

Herzie de arbeidsvoorwaarden door de minister verantwoordelijk te maken voor het afsluiten van de onderwijs-CAO, inclusief de arbeidsvoorwaarden van bestuurders. Nu wordt er onderhandeld over arbeidsvoorwaarden door de overkoepelende raden, op basis van een door de minister geboden loonruimte. Dat is een schimmengevecht en een ontwijken van de ministeriële verantwoordelijkheid hiervoor.

Education at a glance 2023 maakt opnieuw duidelijk dat Nederlandse leraren structureel minder verdienen dan het gemiddelde van hun collega’s in de OESO- landen en dat de reële salarisontwikkeling achterblijft bij die van vergelijkbare beroepsgroepen. Dat is volgens de AOB het slechtst denkbare signaal in een tijd van een toenemend lerarentekort.

Zorg voor een HOS 2.0. Tuig een nieuw functiebouwwerk op dat de huidige functiemix vervangt en ervoor zorgt dat onder- wijssalarissen marktconform zijn. In de huidige salarispraktijk zijn de middelen niet toereikend om leraren te betalen in de schaal die hoort bij hun opleidingsniveau. Het gemiddelde opleidingsniveau van docenten in het onderwijs daalt onder andere vanwege het feit dat het salaris van academisch opgeleiden niet marktconform is. Voer daarom het Plan Leerkracht van Rinnooy Kan (2007) alsnog uit.

Versterk de zeggenschap van leraren over hun professie. Daarmee kan snel worden begonnen door het wettelijk voorgeschreven Professioneel Statuut (2017) op scholen daadwerkelijk te implementeren. Leraren en secties horen zeggenschap te hebben over de keuze voor onder andere lesmethodes, de lesduur en de organisatie van hun werk.

Besturen eigenen zich in toenemende mate het recht op ‘onderwijsinnovatie’ toe, vaak zonder instemming van de beroepsgroep. Bovendien kiezen zij trendmatig voor modieuze, maar voor het leren ‘slechte ideeën’, zie Progressief Achteruit. Zwartboek over de last van slechte ideeën voor het funderende onderwijs).

Versterk de zeggenschap van de vakorganisaties van leraren. Alle schoolvakken zijn georganiseerd in zogenaamde vakverenigingen. Stel het lidmaatschap hiervan verplicht, voorzie hen van structurele subsidie. Zorg ervoor dat deze organisaties medezeggenschap krijgen als het gaat om vakinhoudelijke en -didactische bekwaamheidseisen van leraren (op verschillende niveaus), nascholingsprogramma’s, leer- plannen en de inhoud/en vorm van eindexamens. Nu duurt het jaren voordat fundamentele kritiek op het curriculum of de eindexamens doordringt tot het SLO, CITO en het CvtE. Formaliseer de positie van de vakorganisaties in wetgeving.

Verbind de lerarenorganisaties aan academische leerstoelen. Alle schoolvakkenzijn verbonden met vakgebieden die aan universiteiten worden onderwezen. Verbind de universitaire en hbo-lerarenoplei- dingen met de vakorganisaties. Zij organiseren en verzorgen programma’s voor (verplichte) na- en bijscholing. Versterk de verbinding tussen de academie en het onderwijs. Het aantal aanvragen voor leraren- en promotiebeurzen overtreft steeds het beschikbare budget. Zorg voor voldoende middelen.

 

 

Aanbevelingen om het lesgeven aantrekkelijker te maken

Leg het aantal startmomenten voor lessen vast op maximaal 24 (uitgaande van een lesduur van 50 minuten). In het geval dat scholen – uiteraard met instemming van de leraren - lessen korten of langer willen laten duren: er worden nooit meer dan 24 lessen per week gegeven (bij een maximale lestaak van 750 klokuren).

Vermindering van het aantal lessen, oftewel de maximale lestaak is vanuit het oogpunt van werkdruk wenselijk maar leidt in de huidige context van het lerarentekort acuut tot minder lessen voor leerlingen en is dus een risico voor de onderwijskwaliteit. Ook een vermindering van de verplichte onderwijstijd voor leerlingen is in de huidige context een kwaliteitsrisico. Zorg eerst voor duidelijkheid over het curriculum en de verplichte vakken/ de les- sentabel.

Stuur op minder leerlingen per klas. Voor leraren betekenen (te) grote klassen een belangrijke oorzaak van ervaren werkdruk. Dit komt al jaren uit onderzoeken naar werkdruk. Verplicht besturen om het aantal leerlingen per klas terug te brengen naar het Europese gemiddelde (zie het pleidooi van de AOB om de klassengrootte openbaar te maken). Het lerarentekort is hierbij een belemmering, maar besturen moeten kunnen aantonen dat ze op dit punt actief beleid voeren.

Stuur op het leren en opdoen van kennis. De kerntaak van scholen is het leren. Leraren zijn hierbij cruciaal en dus hun lessen. Leren is meer dan cognitie. Populair is de drieslag: kwalificatie, socialisatie en persoonsvorming. Hoewel socialisatie (ook cultuuroverdracht) en persoonlijke vorming belangrijke onderdelen van onderwijs zijn, mag dat niet leiden tot verminderen van het onderdeel kwalificatie. Binnen kennis- en cultuuroverdracht moet altijd ruimte voor Bildung en persoonlijke vorming zijn, maar ook hierbij geldt: ‘knowledge matters’.

Versterk de begeleiding van startende leraren. Nog steeds stoppen te veel beginnende leraren binnen vijf jaar. Te snel veel lessen geven met te weinig begeleiding is funest. De huidige lestaak reductie van 20% in het eerste jaar en 10% in het tweede jaar is te beperkt en wordt helaas sterk verschillend uitgevoerd. Stel ook hier een verlengd traineeship in (van start- naar vakbekwaam) zodat professionele begeleiding niet alleen vanuit de school, maar ook vanuit de opleiding gegarandeerd is. Kortom, Laat nieuwe leraren niet verzuipen!

 

 

3 Wie zorgt voor een onderwijsrenaissance?

Noodzakelijke voorwaarde voor een onderwijsrenaissance is inhoudelijke cohesie tussen politiek, onderwijsbestuur, lerarenopledingen en leraren. Die is nu ver te zoeken. De sector is zo langzamerhand onbestuurbaar geworden. Touwtrekken over de vraag van wie het onderwijs is, heeft geen zin. Het onderwijs is namelijk van ons allemaal: cultuur en samenleving zijn de ‘afnemers’.

Wel zinvol is de vraag wie er eindverantwoordelijk is: dat is en blijft de politiek (art. 23 grondwet). Moet de overheid de regie volledig terugnemen, de lumpsum en daarmee de gedelegeerde verantwoordelijkheden aan besturen afschaffen, zoals Van Haperen en Scheerens voorstellen? Of is er een strikt wetgevingskader mogelijk dat de vrijheidsgraden van besturen zodanig beperkt dat de leraar, de les en het leren van kinderen/ jongeren weer centraal komen te staan? De tweede optie is op korte termijn uitvoerbaar, maar voor het geval de malaise aanhoudt moet voor de langere termijn de eerste optie worden uitgewerkt als alternatief.

Hoe dan ook: de nieuwe minister van onderwijs moet er zo snel mogelijk voor zorgen dat de positie van de beroepsgroep in het onderwijs en de maatschappelijke status van het leraarschap worden versterkt. Zonder goed opgeleide, betaalde en gemotiveerde leraren is een onderwijsrenaissance onmogelijk. Dat vraagt om een minister die expliciet de verantwoordelijkheid neemt om het leraarsberoep aantrekkelijker te maken en de daling van de onderwijskwaliteit om te zetten in een overtuigende stijging.

 

Het RED-Team Onderwijs analyseert de problemen in het onderwijs en beoordeelt plannen, maatregelen en wetgeving voor het onderwijs met een groene, gele of rode kaart. De leden van het team zijn afkomstig uit de wetenschap en de praktijk.

Doordat de crisis in het onderwijs aanhoudt en de meeste plannen, maatregelen en wetten weinig hoop geven op structurele verbeteringen, hebben zij besloten hun krachten en expertises te bundelen in een onafhankelijk team dat gevraagd en ongevraagd adviezen geeft aan politici, beleidsmakers en bestuurders.

 

Contact: [email protected]

Verder lezen

1 Onderwijsmanifest: Breng de basis op orde

Click here to revoke the Cookie consent