Nieuws

Wie pakt de handschoen op?

Tekst Monique Marreveld
Gepubliceerd op 06-09-2023 Gewijzigd op 06-09-2023
Marielle Paul (VVD) past op de winkel bij OCW. Een flink aantal pijnpunten, waar haar voorganger de pleisters vanaf heeft afgetrokken, ligt te wachten op behandeling. Wie durft?

Het vertrek van minister Wiersma vlak voor de zomervakantie baarde opzien. En hoewel er goede redenen voor waren, was ook meteen duidelijk dat veel betrokkenen in het onderwijs opgelucht ademhaalden. Want dat deze jonge hond de bezem wilde halen door onderwijsland was duidelijk. In een van zijn laatste Kamerbrieven sprak Wiersma in april 2023 van ‘een fundamentele herijking van het besturingsmodel’ en trok hij aan de bel bij nogal wat besturen en instanties.. Niet alleen aan die van de onderwijsinspectie – zoals NRC al eerder meldde, zou Wiersma geregeld slaande ruzie hebben gehad met inspecteur-generaal Alida Oppers – maar ook aan die van besturen, vakbonden en raden. Toch – of misschien wel juist daardoor – lezen de plannen van inmiddels ex-minister Wiersma in zijn brief als een prima aanzet voor een plan de campagne voor de volgende onderwijsminister.
 

Meer sturing

Een belangrijke bron voor zijn plannen is het interdepartementale beleidsonderzoek (IBO, inclusief Centraal Planbureau en Sociaal Cultureel Planbureau) Koersen op kwaliteit en kansengelijkheid uit december 2022. Crux van de boodschap: de kwaliteit van het onderwijs laat flink te wensen over en met name kinderen uit kansarme gezinnen hebben daar last van. Het maakt uit waar je wieg staat, voor het onderwijsniveau dat je behaalt. Maar belangrijker nog, aldus het IBO: we gaan dat niet oplossen als we als overheid niet meer en beter kunnen sturen.

Nu is zo’n werkgroep van ambtenaren misschien geen onverdachte bron volgens sommigen: beleidsmedewerkers zullen niet snel zeggen dat ze mínder regie willen. Maar feit is dat de cijfers voor zich spreken als het gaat om onderwijsprestaties van Nederlandse leerlingen. En de schoolbestuurders die verantwoordelijk zijn in het bestuursgerichte toezicht, vinden het in veel gevallen lastig hun scholen zo aan te sturen dat die prestaties verbeteren. Ze zitten in de praktijk domweg te veel op afstand. Maar ja, wie pakt dan de handschoen op?

Het IBO-rapport (en in het kielzog van die commissie, minister Wiersma) benoemt in ieder geval de olifant in de kamer en die heeft meer dan vier poten: 1) het ontbreekt aan heldere en breed gedragen onderwijsdoelen in Nederland. 2) Er is te weinig zicht op prestaties van leerlingen, met name bij de basisvaardigheden, maar ook op gebied van bijvoorbeeld sociaal welbevinden. 3) Met de cijfers die er wel zijn, zijn scholen onvergelijkbaar. 4) Sowieso is de dagelijkse praktijk te weinig in beeld bij de inspectie. 5) Er zijn onvoldoende prikkels om onderwijs te verbeteren (en soms stimuleert beleid zelfs juist ongezonde concurrentie tussen scholen). 6) Opleiding en professionalisering van leraren, leermiddelen en ondersteuning vertonen fikse gebreken.

Omdat de overheid in Nederland zo weinig regie kan voeren, probeert ze invloed te kopen met subsidies en extra gelden. Het resultaat is volgens de IBO-onderzoekers vooral een overload aan sturing met incoherente prikkels die schoolleiders en leraren als het ware besturingsresistent hebben gemaakt. Wie gelooft er nog in verbetering? Vergelijk onderwijsbeleid met een cocktail van te veel antibiotica waardoor een zieke uiteindelijk ook niet meer geneest, hoeveel prikken je ook zet. En dat zijn heel wat ‘prikken’ in onderwijs: we besteden 23 miljard euro per jaar aan primair en voortgezet onderwijs samen (IBO, 2022). En al die ad hoc subsidies leiden ook nog eens tot kortetermijn- en soms zwalkend schoolbeleid.
 

Lumpsum

Dankzij de lumpsum mogen besturen het grootste deel van dat geld naar eigen inzicht besteden. Toch lijkt die elders veel geroemde Nederlandse autonomie niet per se tot goede resultaten te leiden. Een van de zaken waareen volgende minister van Onderwijs dan ook over kan nadenken met het IBO-rapport in de hand, is de financiering van het onderwijs. Wiersma brengt het L(umpsum)-woord in zijn kamerbrief met verve op tafel (hoewel hij ook stelt dat circa 80% van de lumpsum aan personeel wordt besteed). Moeten we toch het echt eens over hebben, zegt hij: ‘kijken en herijken’. Hij spreekt in zijn brief zelfs van het uitwerken van ‘een nieuw financieringsinstrument waarmee voorwaarden kunnen worden gesteld aan bekostiging’, over ‘oormerken’ van gelden. Zal zijn opvolger dat allemaal durven na de verkiezingen?

Kerndoelen, een helder curriculum, kwaliteitsindicatoren, daar wordt momenteel aan gewerkt in de curriculumherziening, ook zonder Wiersma. Wat hij toevoegt aan het takenpakket van de volgende minister is: laat je geen knollen voor citroenen verkopen, maar gebruik voortaan heldere taal zodat scholen weten waar ze aan toe zijn en hun kwaliteit écht kunnen gaan verbeteren. Want wat bedoelen we eigenlijk als overheid als we zeggen dat er ‘een kwaliteitscultuur’ op scholen moet heersen: wat moet je dan concreet zien? En wat bedoelen we met ‘een ononderbroken ontwikkeling’? Wiersma heeft de inspectie nog wel gevraagd een verduidelijkingsslag te maken.

Pappen en nathouden waren wat hem betreft voorbij. De overheid moet niet langer ‘afstandelijk’ zijn maar ‘betrokken’. Ze heeft ‘de plicht en het recht om in te grijpen als niet gewaarborgd is dat alle leerlingen onderwijs van goede kwaliteit volgen’. Het klinkt alsof Wiersma niet een, maar minstens twee handschoenen wilde oppakken.
 

Kwaliteitswaakhond

Hij wilde ook in het vo een erkend leerlingvolgsysteem verplicht stellen (als formatief instrument, dat wel), scholen verplicht mee laten doen aan peilingsonderzoeken en het Nationaal Cohortonderzoek versterken. De inspectie moest weer dichter op de scholen zitten, en vaker contact hebben: sneller risico-onderzoeken, steekproefsgewijze kwaliteitsonderzoeken, vaker in de vierjarige toezichtscyclus contact met elke school, en meer onaangekondigde bezoeken. In plaats van op de inspectie als vriend zette Wiersma duidelijk in op de inspectie als kwaliteitswaakhond. Vraag is wat zijn opvolger straks doet. En of deze de inspectie ook uitrust met voldoende capaciteit om al deze taken te vervullen.

Dwingender moet de overheid ook inzetten op de kwaliteit van lerarenopleidingen, volgens het IBO en Wiersma. Meer gefundeerd op wetenschappelijke kennis, met landelijke kenniskaders en mogelijk een landelijk verplicht curriculum. Wiersma spreekt van een in te richten curriculumberaad en een landelijk kennis- en coördinatiecentrum. In internationaal perspectief geen bizarre gedachten, maar voor Nederland met zijn lappendeken aan opleidingen voor leraren behoorlijk revolutionair. Meer onderzoek naar leermiddelen(gebruik) en een keurmerk voor onderwijsondersteuners, Wiersma sprak er zijn steun voor uit. ‘Evidence-informed moet de norm zijn’, staat er cursief in zijn Kamerbrief. Dat klinkt best streng en niet per se nieuw, maar verschil is wel dat Wiersma boter bij de vis leek te willen serveren. Benieuwd of dat ook de inzet van de volgende minister wordt?

Verder lezen

1 Dossier: NPO
2 PISA-lek is boven
3 Investeer in vakmanschap van leraren

Click here to revoke the Cookie consent