Artikelen

Praten over boeken

Tekst Anna Maria Murtas en Jeannette Bergsma
Gepubliceerd op 22-05-2018 Gewijzigd op 24-05-2018
Beeld Het Wonderlab
Met leerlingen over boeken praten helpt om hun leesmotivatie te bevorderen. Twee leerkrachten geven het geheim van hun succesvolle boekenbabbels prijs.

Juf Nienke Lammertink van de Stephanusschool in Bornerbroek en juf Muriël Issa van OBS Piramide in Almere staan ieder al een tijd voor de klas. Een leesles kende voor hun geen geheimen meer. Dachten ze. Toch starten ze sinds hun school deelneemt aan het LIST-project hun instructie anders dan vroeger. Grootste verschil? Ze praten met leerlingen over boeken.

Leuk, maar hoe doe je dat, waar moet je beginnen?

Om een gemotiveerde lezer te worden moet je weten welke boeken je leuk vindt. Het LeesInterventie-project voor Scholen met een Totaalaanpak van de Hogeschool Utrecht besteedt juist hier veel aandacht aan. Zowel voor volwassenen als kinderen. Belangrijk is dat leerkrachten hun leerlingen leren ondersteunen bij hun boekkeuze. Een van de vaste onderdelen van LIST is de miniles of zoals sommige scholen het noemen, de boekenbabbel.

Minimaal twee keer per week start de leesles op deelnemende scholen met een miniles. Maximaal tien minuten praat een leerkracht met de groep over boekkeuze, de inhoud van een boek in een relatie tot het leven van de kinderen of wat ze kunnen doen als ze iets niet begrijpen in het boek. Daarna mogen de kinderen twintig minuten hardop of stil lezen. Aan het eind van de les komt de leerkracht terug op de miniles, door vragen te stellen als: ‘Had je het goede boek gekozen’ of ‘Kwam je iets tegen dat je zelf hebt meegemaakt?’

Het geheim

Issa was nooit zo’n lezer. ‘Ik las altijd functioneel, ik moest er dus echt in komen, omdat het nog niet eigen was. En nu….. door LIST ben ik zelf ook gaan genieten van boeken en kan ik oprecht vertellen aan de leerlingen waarom lezen zo leuk is.’

Lammertink is blij met het format van de boekenbabbel: ‘Tijdens de minilessen ontwikkelen mijn leerlingen hun eigen leessmaak. Dat gaat vaak niet vanzelf. Als leerkracht speel ik een belangrijke rol. Ik geef het goede voorbeeld; ik neem ze als het ware mee op reis door boekenland. Dat is fascinerend: ik vertel ze waarom of wanneer ik een boek lees, hoe ik boeken zoek, hoe ik ze bewaar, enzovoort.’

‘Ik houd goed bij welke nieuwe kinderboeken er zijn en waar ze over gaan, zodat ik kinderen kan helpen het juiste boek te vinden. Ik heb gelukkig altijd al heel veel van lezen gehouden: als kind lag ik stiekem met een zaklamp onder de dekens. Als ik dat aan leerlingen vertel, willen ze weten welke boeken ik las. Die boeken willen ze zelf ook lezen. Het motiveert ze wanneer zij zien dat ik geniet van lezen.’

Het belangrijkste van de miniles is misschien wel dat je als leerkracht enthousiast bent over boeken en dat weet over te brengen. Lammertink en Issa hebben allebei wel eens meegemaakt dat ze een miniles gaven die niet vanuit hun eigen beleving kwam. Issa: ‘De leerlingen merken dat meteen. Op de één of andere manier pak je ze dan niet echt. Ik zeg maar zo: houd het dicht bij jezelf en je leerlingen, luister naar ze en kijk naar waar ze meer van willen weten of waar ze behoefte aan hebben.’

Meneer Vos

Lammertink: ‘In het begin dacht ik: “Waar kan ik dan met kinderen over praten?” Het was even zoeken naar onderwerpen, maar door goed te kijken naar de kinderen, zelf veel te lezen en vooral veel verschillende soorten teksten, heb ik ontdekt dat de keuze aan onderwerpen eindeloos is. Hoe kies je een boek bijvoorbeeld? Vooral als een aantal leerlingen niet lekker leest, kan een gesprek over het maken van keuzes relevant zijn. Tijdens een boekenbabbel hebben we het dan over genres of bijvoorbeeld de moeilijkheidsgraad van een boek.’

Soms staat de titel centraal. Lammertink: ‘Als in de kast een boek staat waarvan de titel al een miniles in zich heeft. Neem bijvoorbeeld De fantastische meneer Vos van Roald Dahl: dan vraag ik me af, waarom zou die meneer Vos nu zo fantastisch zijn? Ik word nieuwsgierig naar de inhoud van het boek. Meestal ontstaat de miniles dus vanzelf.’

Het kan ook gaan over de teksten zelf. Wat maakt dit stukje spannend of misschien wel ontroerend, grappig of interessant? ‘Ik stel me bijvoorbeeld voor dat ik zelf in het verhaal meespeel en vertel aan de leerlingen wat ik op dat moment voel en beleef. Mijn vraag is dan vaak: zouden jullie hetzelfde beleven?’

Lammertink: ‘Meestal gaat de boekenbabbel over belevenissen die dicht bij mij zelf staan. Soms kan het ook zijn dat een leerling een opmerking maakt, op een ander moment van de dag of tijdens de leesgesprekjes die ik individueel houd met de kinderen. Ook daar haal ik onderwerpen uit.’

Bij Issa op school is de keuze voor een gesprekthema soms wel een uitdaging, omdat zij in haar leesles leerlingen uit groep 4 en groep 8 heeft. Verzin dan maar eens een boekenbabbel die beide groepen aanspreekt. Issa: ‘Met groep 4 ben ik nog erg met de basis bezig: hoe kies je het juiste boek, wat vind je spannend, waarom vind je het stuk dat je hebt gelezen leuk? Met groep 8 kan ik al wat verder. Dat is dus wel zoeken hoe ik de minilessen inricht. Maar als we naar de bibliotheek gaan, zie je iets leuks ontstaan: groep 8 ondersteunt de kinderen van groep 4 bij de boekkeuze. Dat motiveert want ze willen gauw groot zijn. Geweldig toch?’

 

Dit artikel verscheen in de special Lekker leren lezen in Didactief, november 2011. Deze special is gemaakt door medewerkers van de Hogeschool Utrecht. Een financiële bijdrage is geleverd door dezelfde organisatie.

Verder lezen

1 Lekker leren lezen
2 Boeiend voorlezen is een vak apart
3 Praten over boeken
4 Geef de juf haar vakmanschap terug
5 Plezier met echte boeken
6 Durf te leiden

Click here to revoke the Cookie consent