Linda van Achthoven leest kinderen voor uit Bang mannetje van Mathilde Stein. De kinderen van groep 4 van Jenaplanschool Klavertje Vier te Oudewater luisteren geboeid. ‘Het mannetje schrikt van een piepende deur, pieeeeep!’ Door te variëren in haar stemgebruik en met haar twinkelende ogen maakt deze juf het verhaal extra de moeite waard.
Van Achthoven is eerstejaars pabo-student aan het Instituut Theo Thijssen, locatie Utrecht van de Utrechtse Hogeschool, en loopt hier stage. Op Klavertje Vier brengt ze in praktijk wat ze heeft geleerd op de pabo. Niet alleen geeft ze het verhaal een spannende lading, ze bespreekt tijdens het voorlezen ook kort wat moeilijke woorden met de kinderen. Ze heeft deze vooraf onderstreept in de tekst. Wat is een Gouden Gids? Wat is ook al weer een geraamte? Na afloop van het verhaal vraagt Van Achthoven wat de kinderen ervan vonden. Zijn ze zelf wel eens bang? Veel kinderen blijken goed geluisterd te hebben. Jan bijvoorbeeld: hij is ook bang voor een spook onder zijn bed, net als de hoofdpersoon in het verhaal.
Onderdeel van een nieuw lestraject opbrengstgericht werken op de pabo is dat Van Achthoven tijdens het voorlezen in de stageklas wordt geobserveerd. Iedere twee minuten wordt genoteerd hoeveel kinderen er opletten. Via deze zogenoemde time-sampling wordt de gemiddelde taakgerichtheid tijdens de hele les berekend. Daarnaast vult de observator gestructureerde vragenlijsten in om de kwaliteit van Van Achthovens instructiegedrag vast te stellen. Het eerste jaar wordt gekeken naar voorbereidend, het tweede jaar naar aanvankelijk- en voortgezet lezen en het derde jaar naar het omgaan met verschillen tussen leerlingen. Na afloop worden de observatiegegevens digitaal verwerkt.
Het is voor haar de tweede keer dat ze zo geobserveerd is. Op grond van de eerste observatie heeft ze aan verbeterpunten gewerkt. Die eerste keer moesten Van Achthoven en haar medestudenten zelf hun scores berekenen. Nu, een paar weken na de tweede voorleesles, krijgt ze in de les Nederlands op de pabo de scoreberekeningen van beide observaties onder ogen. Van Achthoven: ‘Tabellen met cijfers. Voor mij en voor vriendinnen was dit een eerste kennismaking met statistiek. Gelukkig heeft onze docent uitgelegd hoe je die tabellen moet lezen. Heel leerzaam.’
Vindt Van Achthoven het niet wat veel, al dat gereken, al die cijfers? Is de observatie niet te uitgebreid? ‘Nee’, vindt ze, ‘je leert op alles letten wat belangrijk is om goed voor te lezen.’ Medestudente Charlotte Kling bevestigt dit: ‘Toen ik de eerste keer voorlas, had ik in de les wel gehoord wat belangrijk was en er artikelen over gelezen, maar pas toen ik de resultaten van de observatie zag, werd ik me echt bewust van wat ik moet doen tijdens een voorleesles.’ Lisa Veelo vult aan: ‘Ik wist de eerste keer dat ik ging voorlezen niet dat er zoveel bij komt kijken. Door de observatie en een gesprek met mijn stagebegeleidster die de observatie uitgevoerd had, werd dat heel duidelijk.’
De studenten kunnen zelf ook verwoorden wat ze de tweede keer beter gedaan hebben in vergelijking met de eerste keer. Veelo: ‘De eerste keer waren de kinderen minder geboeid. Ik scoorde toen 84,85 procent taakgerichte leertijd, de tweede keer 100 procent. Toen had ik meer aandacht besteed aan de fase vóór het voorlezen. De kinderen raakten daardoor meer betrokken. Ze waren echt geïnteresseerd in het onderwerp van het boek.’
Ook Kling heeft in deze fase van de les de tweede keer beter gescoord. ‘De eerste keer begon ik meteen met voorlezen.’ Van Achthoven heeft de grootste vooruitgang geboekt op het onderdeel ‘bevorderen van zelfvertrouwen en competentiegevoel’ bij kinderen. ‘Er zit een jongetje in de groep dat heel onrustig kan doen. De eerste keer stopte ik af en toe met lezen om daar wat van te zeggen. Nu heb ik hem rustig bij zijn hand gepakt en naast me gezet, waardoor ik gewoon door kon gaan.’
Dat woordenschatontwikkeling een belangrijk onderdeel van voorlezen is, weten deze studenten. Maar hoe je dat goed doet is nog wel een probleem, vindt Kling. Ze is niet de enige. Dat is alle docenten nu duidelijk dankzij de observatielijsten: gemiddeld scoren de studenten hoog op vragen over boeiend voorlezen en leesplezier en laag op vragen over woordenschat. Woordenschatontwikkeling wordt dit jaar een nieuw aandachtspunt op de pabo.
In het project Opbrengst Gericht Werken werkt het Instituut Theo Thijssen (pabo, locatie Utrecht) van de Utrechtse Hogeschool samen met het Lectoraat Geltterdheid, in het bijzonder leesproblemen. Eerst is duidelijk geformuleerd wat studenten moeten leren over het proces van het leren lezen (1). Ze krijgen theoretische kennis, geïllustreerd met praktijkvoorbeelden, aangeboden (2). Tijdens hun stage moeten ze deze theorieën over effectief leerkrachtgedrag toepassen. Nieuw is dat ze worden geobserveerd met gestructureerde observatie-instrumenten. De observaties worden uitgevoerd door de groepsleerkrachten bij wie de studenten stage lopen (3). Na analyse van deze observatiegegevens krijgen de studenten feedback op hun gedrag. Op de opleiding praten ze hier met elkaar en met hun docent over (4). Op grond van de opbrengsten van de eerste observatie formuleren ze verbeterpunten voor de volgende lesactiviteit (5). Door deze werkwijze een aantal malen te herhalen, leren studenten kritischer kijken naar zichzelf en verbeteren zij zichzelf waar nodig.
Dit artikel verscheen in de special Lekker leren lezen in Didactief, november 2011. Deze special is gemaakt door medewerkers van de Hogeschool Utrecht. Een financiële bijdrage is geleverd door dezelfde organisatie.
1 Lekker leren lezen
2 Praten over boeken
3 Plezier met echte boeken
4 Durf te leiden
5 Lezen wordt weer leuk
6 Laat toetsen je onderwijs niet verarmen
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven