Docenten mogen meer betrokken worden bij het examenproces en de transparantie kan beter. Daarom is het CvTE in schooljaar 2017-2018 het tweejarige project Ieders Examen (IEP) gestart. Hieronder hangt een aantal deelprojecten: Ieders syllabus, Ieders opgaven, Ieders correctievoorschrift, Ieders N-term en Contacten met het onderwijsveld. Het CvTE rapporteerde in december 2018 publiekelijk over IEP. Er wordt hard gewerkt, maar de keuzes in het project zijn niet altijd te volgen, de rapportage is soms vaag en roept vragen op. Onduidelijk blijft vooral wat met de inbreng van docenten wordt gedaan.
Om het draagvlak onder de examensyllabus te vergroten (‘wensen’ van docenten ‘mee te kunnen nemen’, zoals het CvTE schrijft), zijn focusgroepen gestart, waarvan de rapportages over 2017-2018 publiek zijn gemaakt (voorbeeld).
Zestig vakdocenten hebben in verschillende sessies gesproken met het CvTE over bruikbaarheid, actualiteit en relevantie van de syllabus. In het eerste jaar alleen voor economie in havo/vwo. Dit schooljaar 2018-2019 is er een focusgroep voor biologie, natuurkunde en scheikunde (havo/vwo) en voor beroepsgerichte profielvakken BWI, PIE en M&T.
Voor economie was de titel van de rapportage van de focusgroep: Ambitie en realiteit in het economie-examen. Dat klinkt voor de buitenstaander misschien alsof de deur al in het slot is gegooid, maar slaat vooral op de langetermijnplanning die nodig is voor examens. Het maken van een examen kost ongeveer twee jaar, dus ook het verbeteren van een examen gaat niet overnight. |
Hoe is de keuze voor die vakken eigenlijk tot stand gekomen? Op economie na zijn het nou net vakken waarover weinig klachten binnenkomen. De problemen met de inhoud van de examens gelden vooral voor Nederlands, Frans, Duits, geschiedenis, wiskunde en maatschappijleer.
Hoogleraren Nederlands maken bijvoorbeeld al jaren bezwaar tegen de belabberde kwaliteit van het eindexamen voor dit vak en de consensus onder universitaire neerlandici en leraren Nederlands (lees hun manifest) dat het anders moet is groot. Uit onderzoek van Michel Pijpers bleek zelfs dat de examens Nederlands in opeenvolgende jaren niet aan de kwaliteitseisen van examenmaker Cito zelf voldeden . Maar in de rapportage van het CvTE worden daar geen woorden aan vuil gemaakt.
Bij Frans en Duits constateert het CvTE – niet in de rapportage maar elders wel (zoals in de Kamerbrief van Slob van 14 januari 2019) dat er ‘een te groot verschil is ontstaan (in negatieve zin) tussen de vaardigheid van leerlingen en de vaardigheid die nodig is voor het halen van een voldoende bij die examens’. Met andere woorden, ze kunnen het wel maar laten dat niet zien bij het examen of het examen toetst andere vaardigheden dan leerlingen op school leren. ‘Het resulteert,’ volgens OCW, ‘in een situatie waarbij er elk jaar een grote groep leerlingen lage cijfers haalt. Het gemiddeld cijfer voor deze vakken is structureel lager dan voor andere vakken.’ Ietwat vaag staat er in de brief ‘elk jaar’ maar voor hoeveel examenjaren dat precies het geval is, blijft onduidelijk. Het is in ieder geval aan het CvTE, stelt Slob, om te onderzoeken wat hier aan de hand is. Hij verwacht de eerste resultaten in de tweede helft van 2019 (na de examens dus).
Het CvTE stelt dat het handhaven van de huidige cesuur voor Frans en Duits op den duur niet houdbaar is en dat er moet worden nagedacht over aanpassing van de eisen. Is het dan niet wenselijk om dan ook eens met een focusgroep naar de syllabus te kijken? In de syllabus wordt immers het CE-deel van een examenprogramma nader gespecificeerd. Misschien gaat daar iets mis?
Een aanwijzing voor de problemen zou het onderzoek van Martin Ringenaldus naar de examens Duits kunnen zijn. Deze leraar Duits heeft getracht de frequentie van woorden in examenteksten te bepalen. Voor een valide examen zouden die overeen moeten komen met wat hij zijn leerlingen leert, toch? Niet dus. Slechts 86 woorden blijken in alle 20 examens tussen 2008 en 2017 voor te komen .
Ook bij Frans wordt er al jaren geklaagd over de inhoud en kwaliteit van de examens, recent nog door lerares en blogger Charlotte Goulmy. Er zijn meer causes célèbres, waar vakbroeders klagen over de inhoud van examens voor andere vakken. Zo liet Arie Wilschut – lid van de commissie-De Rooij, die belast was met de vernieuwing van het geschiedenisonderwijs – in 2017 weten: het vanaf 2018 geldende examen is ongeveer het omgekeerde van wat het eindexamenprogramma beoogt. Wilschut noemde het ‘merkwaardig dat via aanvullende regels, neergelegd in syllabi van het CvTE, een examenprogramma in zijn tegendeel kan worden veranderd. Van een curriculum gebaseerd op “oriënterende kennis” van tien tijdvakken met hun “kenmerkende aspecten” naar reproductieve leerstof vol concrete gebeurtenissen, namen en jaartallen. De wetgever wordt hiermee handig omzeild.’ Ook reden voor een focusgroepje misschien?
Nu kan een examenmaker het natuurlijk niet iedereen naar de zin maken, maar de indruk ontstaat dat de focusgroepen voor meer of andere vakken ingezet hadden kunnen worden. Sterker nog, dat er best mensen te vinden zouden zijn die feedback willen geven…
Voor de komende jaren lijken er geen focusgroepen gepland.
Ieders syllabus gaat over de grote lijn. Maar hoe zit het met de opgaven? Om die te verbeteren, is het CvTE het deelproject Ieders opgaven gestart. Uitvoerder is in dit geval Cito, dat in 2018 is gestart met besloten en beveiligde fora (zogenoemde ‘bbf’s’) waar ‘docenten die zich bij Cito hebben gemeld voor het constructie-bbf’ opgaven kunnen indienen. Zij krijgen ondersteuning van een toetsdeskundige van Cito. Wat Cito dan wel CvTE precies met hun input doet of hoe serieus ze die moeten nemen, blijft in de rapportage onduidelijk. Hoeveel fora er functioneren, hoeveel docenten daar deel van uitmaken: het staat niet in de rapportage. Ook op de website van Cito is er geen informatie over te vinden, noch op de site van het CvTE (beide geraadpleegd op 20 februari 2019). Wel is er informatie voor constructeurs overigens, mensen die examenopgaven maken. En we kunnen één blokje vinden waarin docenten worden uitgenodigd contexten en opgaven in te dienen bij de examenmakers natuurkunde (er wordt niet gespecificeerd voor welke schoolsoort). Wie op de link klikt, wordt uitgenodigd een mailtje te sturen.
Ook hier lijkt de roep van docenten als Jelmer Evers, Jan Drentje en anderen om meer transparantie en meer betrokkenheid nog niet tot een diepgaande verandering te hebben geleid.
Jammer, zegt Drentje nu, jaren nadat hij met een van zijn wiskundedocenten tevergeefs aanklopte bij het CvTE voor een betere klachtenprocedure. Drentje, zelf rector van het volwassenenonderwijs in Zwolle en docent filosofie, denkt dat de kwaliteit van de examens zou verbeteren als de peergroep er daadwerkelijk meer bij betrokken zou worden. Docenten raken door de afstandelijke benadering van het CvTE, steeds meer vervreemd van het examen, zegt hij en. velen hebben zich er bij neergelegd dat ze er geen invloed op hebben. Ze worden boekhouders van het examen, in plaats van vakmensen.
De rapportage van het CvTE roept wel de vraag op in hoeverre het CvTE is geïnteresseerd in ‘echte’ inspraak. Het College meldt weliswaar eerlijk dat de docenten die de afgelopen twee jaar betrokken waren bij feedback op de correctievoorschriften (in panels die pre-correctie deden, zie hieronder), ook graag inspraak wilden in de opgaven zelf, maar laat dan weten: ‘Wat de consequenties hiervan zouden kunnen zijn, wordt in 2019 doordacht.’
Dat er uberhaupt pre-correctie plaatsvond, is een gevolg van het deelproject Ieders correctievoorschrift. Bij hoeveel vakken het om pre-correctie ging, is uit de rapportage van het CvTE niet duidelijk. Als we het rapport goed lezen, werd die pre-correctie in 2017-2018 alleen uitgevoerd bij Frans gl/tl, natuurkunde havo en economie vwo.
Ook dit is een opmerkelijke keuze, omdat bijvoorbeeld bij wiskunde die correctie in het verleden tot grote problemen met docenten leidde. Pre-correctie had daar misschien een rel kunnen voorkomen? Anderszins lijkt het er op dat het CvTE door het instellen van een pre-correctie bij een kleín aantal vakken probeert de wens van een betere beroepsprocedure te negeren?
Ook wat er met de adviezen van de pre-correctoren is gedaan, is niet helemaal helder. De indruk ontstaat dat de docenten nog steeds niet meer dan een gunst hebben gekregen. De vaststellingscommissie van het CvTE beslist, terwijl docenten juist hebben gevraagd om een duidelijker positionering in het proces.
Het CvTE probeert wel het contact tussen docenten onderling te faciliteren. Er zijn fora gestart voor wiskunde vmbo-kb en aardrijkskunde -kb, waar zij met elkaar in gesprek kunnen over opgaven die nog geheim zijn. Ook voor digitale examens vmbo-bb en -kb en de CE’s en praktische examens in de beroepsgerichte profielvakken zijn voor twee vakken (welke is helaas onduidelijk) discussiefora ingericht, die in het huidige schooljaar opgeschaald worden naar vier vakken. Onderwerp van gesprek: opgaven en correctievoorschriften. Praten kan altijd... En hier kan het ook geen kwaad. Op Twitter en andere sociale media wil het bij de opgaven die al openbaar zijn, nog weleens uit de hand lopen.
Is er dan niks veranderd? Jawel, er is een testcorrectie ingevoerd voor de CE’s Nederlands vwo, Frans vwo en scheikunde vwo. Een panel van docenten kijkt alvast na aan de hand van een voorlopig correctievoorschrift en deelt zijn aanbevelingen met de vaststellingscommissie, die vervolgens besluit over aanpassingen. Het leidde in ieder geval tot minder vragen bij de examenlijn van het CvTE voor Nederlands en Frans vwo.
Aan de N-termen zal naar verwachting minder worden gesleuteld. In het deelproject Ieders N-term heeft het CvTE docenten uitgenodigd voorafgaand aan het CE aan te geven of elke leerling de examenstof voldoende beheerst.
De achterliggende vraag is natuurlijk: wat is een redelijke prestatie-eis? En voor het CvTE: wat zou dat betekenen voor de normering? De manier waarop IEP dit aanvliegt, lijkt vooral tijdrovend, iets waar docenten waarschijnlijk niet op zitten te wachten. En inspraak of een duidelijke positie in het normeringsproces geeft het ze nog steeds niet. Opvallend is dat waar pilots in de andere deelprojecten vrij beperkt zijn, hier gepilot wordt met maar liefst tien centrale examens (voor welke schoolsoorten wordt niet genoemd). Om betrouwbare resultaten te verkrijgen, wordt de pilot herhaald in het lopend schooljaar, om daarna pas conclusies te trekken.
Samenvattend laat de rapportage van het CvTE nog veel vragen onbeantwoord van docenten die een duidelijker positie willen in de examenketen. OCW lijkt daar begrip voor te hebben. In de kamerbrief van 14 januari 2019 laat Slob weten dat er nu eenmaal beperkingen zijn wat betreft de organiseerbaarheid en uitvoerbaarheid binnen het examenproces. Slob lijkt het CvTE daarmee in bescherming te nemen. Want dat er misschien wel een bottleneck in het proces zit waar het CvTE niet zoveel aan kan doen, is ook duidelijk. Het CvTE – een uitvoeringsorganisatie van de overheid – is klein en moet roeien met de riemen die het heeft. En dat kan soms best moeilijk zijn, als de zee ruw is. Vraag is wat de Tweede Kamer doet met de rapportage. Om de problemen op de lange termijn op te lossen zal er misschien gewoon mankracht bij moeten. Want wie moet anders al die focusgroepen organiseren, fora beheren, processen tegen het licht houden? Beter dan het CvTE in bescherming te nemen, zou Slob zichzelf misschien die vraag kunnen stellen?
Lees ook Ticket naar de toekomst over examinering.
1 Ticket naar de toekomst
2 Examenkwaliteit: wettelijk verankeren?
3 Het curriculum volgens Dylan Wiliam
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven