Zet leraar centraal in lerarenbeleid

Tekst Marc van der Meer en Ruud van der Aa
Gepubliceerd op 20-04-2023
Leraren zijn onvoldoende betrokken bij het landelijke lerarenbeleid, schrijven Marc van der Meer en Ruud van der Aa in een nieuw boek dat we onder onze lezers verloten.

De personeelskrapte in een aantal sectoren, waaronder onderwijs, is op de langere termijn structureel. Dat gaf minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid onlangs toe aan de Tweede Kamer. Oplossingen zoekt zij in een betere begeleiding van mensen naar werk en financiële prikkels om meer uren te werken. Ook pleit de minister voor slimmer en efficiënter werken. Maar daar zitten grenzen aan, blijkt in het Amsterdamse basisschoolonderwijs.

De inzet van professioneel onbevoegden (kunstenaars, accountants en musici) in plaats van gediplomeerde leraren leidde alom tot verontwaardiging, ook bij minister Wiersma. Dit is echter momenteel staande praktijk (voor maximaal één dag per week) in het noodplan Aanpak lerarentekort in de G5, maar hoe lang nog? De besturen willen de status quo bestendigen, minister en vakbonden willen er van af.  
 

Stille reserves

In ons boek ‘Onderwijs aan het werk’ hebben we de lerarenagenda van de laatste jaren uiteen gerafeld. We stellen dat het voornaamste probleem is dat het landelijke lerarenbeleid wordt gekenmerkt door onvoldoende eigenaarschap van leraren zelf. Daarnaast is het weinig continu en coherent, en er is geen beleidstheorie. Ook is er te weinig aandacht voor een leer- en ontwikkelcultuur. De landelijke discussie over de beroepskwaliteit (het lerarenregister) en de vereenvoudiging van de bevoegdheden is volledig vastgelopen.

Onderwijskwaliteit en gelijke kansen voor leerlingen staan onder druk, werkdruk en werkplezier van leraren zijn problematisch. En ondertussen stijgen de tekorten, vooral in de scholen met de grootste leerachterstanden. Op zich zijn er voldoende leraren opgeleid, maar teveel verdienen buiten het onderwijs hun brood. Uit onderzoek van het ministerie bleek dat minimaal 17 duizend mensen met een Pabo/Sen-diploma (de lesbevoegdheid voor het primair onderwijs) buiten het onderwijs werken en minimaal 14 duizend personen geen baan hebben en ook niet arbeidsongeschikt zijn. Voor mensen met een lesbevoegdheid voor het voortgezet of middelbaar beroepsonderwijs zijn deze aantallen respectievelijk 32.000 en 20.000. De stille reserve is over heel Nederland verdeeld. In de Randstad zijn de tekorten het grootst.
 

Interventiepakketten

Onlangs stelde de landelijke Commissie-Asscher voor bestaande maatregelen te combineren tot ‘interventiepakketten’, waarin de wensen en behoeften van leraren het vertrekpunt vormen. Samenwerkende schoolbesturen zouden de personeelsinzet moeten regisseren en coördineren (lees ook Grof geschut tegen lerarentekort). Maar is dat reëel? De beroepsgroep is onvoldoende georganiseerd en schoolbesturen concurreren met elkaar waardoor bestuurlijke solidariteit ontbreekt. Er is over de hele linie te veel uitval, met name onder nieuwe generaties werkenden in het onderwijs die soms weer snel vertrekken. Er is dus niet alleen een wervingsprobleem, maar ook een bindingsprobleem in de arbeidsmarkt van het onderwijs. De achterdeur staat wagenwijd open en ook schoolleiders zoeken elders emplooi.

In het basisonderwijs in de hoofdstad heeft dat niet zozeer te maken met de loonhoogte na het gelijktrekken van de salarissen in het primair en voortgezet onderwijs, maar wel met de toegang tot huisvesting, transport en een aantrekkelijke werkomgeving. Geen wonder dat landelijke afspraken over werkdrukreductie niet 1-2-3 leiden tot een verlichting op de werkvloer.

Door de blijvende personeelstekorten moet het onderwijs in Amsterdam (maar ook in bijvoorbeeld Lelystad, Heerlen of Den Bosch) anders worden georganiseerd. Leraren hebben andere competenties nodig, bijvoorbeeld om onderwijs te ontwerpen, leerlingen te begeleiden en feedback geven. Ook kunnen de differentiatievaardigheden en ict-geletterdheid worden verbeterd. Als meer leertechnologie ingezet wordt, moet een groter beroep worden gedaan op de zelfregie van leerlingen en studenten: maar dan moeten de kennis en ervaring van leraren vertrekpunt zijn voor de vernieuwingen van de schoolorganisatie die daardoor nodig zijn.
 

Vertrouwen

Dit alles kan niet zonder voldoende vertrouwen op de werkvloer. Er is meer aandacht nodig voor het denken én handelen van leraren op de werkvloer. En beide zijn van belang op de werkvloer. In ons recente boek werken we dat uit aan de hand van een aantal ‘eerste principes’ die we afleiden uit de literatuur over kwaliteit van de arbeid en het tegengaan van uitval en voorkomen van burn-out. Het eerste principe gaat over wendbaar gedrag en zelfsturing op de werkvloer. Hoe vinden docenten elkaar als ze het onderwijs willen vormgeven? Hoe verdelen ze het werk in het team, en ook als er nieuwe collega’s binnenkomen? Het tweede principe betreft de functie van het handelen. Aan welk onderwijs willen docenten bijdragen? Wat is het doel van het onderwijs en wat willen ze bereiken voor hun leerlingen? Het derde principe gaat over de verhouding tussen regels en professionele normen. Dat is van belang als er onvoldoende docenten beschikbaar zijn om het werk te doen. Dan moet er samengewerkt worden en het werk anders worden georganiseerd. Dat kan alleen slagen als de docenten het zelf willen.

De verhouding tussen bevoegdheden en bekwaamheden, die in Amsterdam zo actueel is voor invallers op de vijfde dag van de week, is ook een uiting van dit derde principe. Eerder hebben we in Didactiefonline geschreven dat het vastlopen van de commissie Zevenbergen (over de bevoegdheden) ertoe leidt dat er op regionaal niveau nieuwe professionele standaarden moeten worden ontwikkeld, al dan niet in verbinding met de lerarenopleidingen. Dat thema is nu bijzonder actueel geworden. Pas als de personeelsinzet ontwikkelingsgericht is, gericht op dagelijkse verbeteringen op de werkvloer ontstaan er aantrekkelijke werkomgevingen waar leraren en leerlingen kunnen floreren.

Marc van der Meer is bijzonder hoogleraar onderwijsarbeidsmarkt Tilburg University/ CAOP en Ruud van der Aa is senior onderzoeker bij CAOP.

‘Onderwijs aan het werk’ is geschreven door 43 auteurs en bevat 34 hoofdstukken, onder meer over de lerarenagenda (2013-2020), de positie van schoolleiders en leraren, de onderwijsorganisatie, bevoegdheden en kwalificaties, arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden, en professionalisering en kennisinfrastructuur. Het is gratis te downloaden.

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent