De onderwijsinspectie presenteerde in april haar onderwijsverslag over 2018. Eén van de meest zorgwekkende conclusies is de hoge segregatie van kinderen naar afkomst (inkomen, opleiding en geboorteland van hun ouders) die bovendien in veel gemeenten toeneemt. Ouders kiezen in toenemende mate voor een basisschool buiten hun eigen woonwijk met leerlingen met eenzelfde achtergrond als hun eigen. De trend is zorgelijk omdat de meest welvarende samenlevingen juist worden gekenmerkt door gelijkwaardige participatie en interactie van verschillende bevolkingsgroepen. Volgens de OESO is het samenwerken in een diverse groep, met mensen met verschillende achtergronden, één van de belangrijkste vaardigheden voor het succesvol functioneren in de huidige samenleving. En hier geldt: ‘jong geleerd is oud gedaan’. Wanneer kinderen op jonge leeftijd niet leren om te gaan met andere bevolkingsgroepen is de kans kleiner dat ze dat op latere leeftijd wel zullen doen.
Verschillende gemeenten voeren daarom beleid om gemengde scholen te stimuleren en kinderen vooral samen naar school te laten gaan. Amsterdam is een bekend voorbeeld waar ouders voorrang krijgen voor de basisschool in hun wijk en worden ontmoedigd om hun kind buiten de wijk naar school te laten. Daarnaast probeert de landelijke overheid, bijvoorbeeld door publieksvriendelijke inspectierapporten, ouders ook te motiveren om scholen vooral te kiezen op basis van onderwijskwaliteit.
Waarom kiezen ouders dan toch voor een school met een schoolpopulatie van ‘de eigen soort’? En hoe kunnen we ouders meer vertrouwen geven in de kwaliteit en meerwaarde van een gemengde school?
De motivaties voor de keuze voor een basisschool variëren, maar onderzoek laat zien dat er een aantal gemeenschappelijk factoren zijn aan te wijzen. Zo speelt de reputatie van de school in de wijk een belangrijke rol, waarbij ouders verhalen met elkaar delen over bijvoorbeeld de normen en waarden in een school. Die verhalen worden vaak al gedeeld op het kinderdagverblijf, waarbij de keuze van bevriende ouders en kinderen ook een rol speelt in de eigen schoolkeuze. Ouders maken ook een inschatting van de mate waarin de schoolpopulatie past bij hun eigen achtergrond en schoolervaring: welke taal wordt er op het schoolplein gesproken, zien andere ouders er hetzelfde uit en gedragen ze zich hetzelfde en in welke mate is er sprake van ‘kliekjes’ van ouders met een andere etnische of opleidingsachtergrond op het schoolplein (documentaire ‘De witte vlucht’)? Hoe homogener een school is (bijvoorbeeld witte hoog opgeleide ouders met Northface jassen en bakfietsen), hoe kleiner de kans dat ouders met een andere achtergrond zich daar zullen melden.
Er lijkt vooral overeenstemming in waarden
binnen verschillende typen scholen,
terwijl er overeenstemming tussen scholen nodig is
om segregatie te voorkomen
Deze voorbeelden laten zien dat kwaliteit van een school een beperkte rol speelt in schoolkeuzeprocessen van ouders; ouders kiezen vooral op basis van waarden en de mate waarin deze overeenkomen met hun eigen achtergrond en wat ze hun kinderen mee willen geven. Het burgerschapsonderwijs, en recente voorstellen om de wet aan te scherpen, probeert daarin een gemeenschappelijke deler te creëren. Maar leren over democratische waarden creëert nog geen gevoel van ‘gelijksoortigheid’ of een broedplaats waar kinderen (en hun ouders) met elkaar leren omgaan. Daarvoor zijn meer maatregelen nodig om overeenstemming over een gemeenschappelijke set aan waarden te waarborgen over hoe we met elkaar omgaan in en om de school (bijvoorbeeld hoe ouders en leerlingen met elkaar op het schoolplein omgaan), en welke waarden en gedragsnormen we kinderen meegeven (zogenaamde ‘value-congruence’).
De conclusie in het onderwijsverslag (OV, 2018) dat scholen met bijzondere onderwijsconcepten en religieuze scholen sterk bijdragen aan segregatie impliceert dat er een sterke congruentie is in waarden binnen verschillende typen scholen, terwijl een waarden-congruentie tussen scholen juist nodig is om segregatie te voorkomen. Ouders moeten zich meer herkennen in de culturele en sociale waarden van scholen in hun wijk, ook de scholen waar kinderen met een andere achtergrond naar toe gaan.
De vrijheid van onderwijs zorgt er voor
dat een discussie over deze waarden lastig is
De vrijheid van onderwijs zorgt er voor dat een discussie over deze waarden lastig is. Een gesprek over waarden, en een ‘Nederlandse identiteit’ wekt bovendien al snel de indruk van een extreem-rechtse agenda, waarbij het risico bestaat dat identiteit vooral wordt ingevuld door de sociaal-cultureel en economisch dominante groep. Toch is de discussie wel nodig en moeten we op zoek naar interventies die zorgen voor een grotere gemeenschappelijke deler en saamhorigheid tussen scholen. Voorbeelden die door Sitkin en roth (1993) worden beschreven gaan uit van ‘leading by example’ waarbij bijvoorbeeld de waarde van een gemengde school wordt gevierd, of lokale agenda’s voor verbetering waarbij kinderdagverblijven en scholen samen sociale integratie organiseren.
De discussie over burgerschapsonderwijs biedt een goed startpunt, maar meer actie is nodig. Kinderen leren immers vooral over achtergronden en culturen van leeftijdsgenoten wanneer ze daar samen mee naar school gaan; dat kan geen enkele les burgerschap meegeven, hoe goed de les ook is.
1 Run op de kopgroep
2 Nederlands onderwijs is ijverig genoeg
3 De sombere bril van de Onderwijsinspectie
4 Sneak preview De Bijlesgeneratie
5 De armoede en de onderwijskansen
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven