Doe iets!

Tekst Melanie Ehren en Martijn Meeter
Gepubliceerd op 09-06-2022
De kansenongelijkheid is toegenomen na Covid en inconsistent beleid van OCW helpt niet. Toch weten we volgens Ehren en Meeter uit onderzoek welke interventies meer kwalitatief goede leraren zullen opleveren.

Groeiende ongelijkheid in een decentraal systeem

In veel landen hebben schoolsluitingen als gevolg van COVID de toch al achtergestelde leerlingen het hardst getroffen. De Inspectie van het Onderwijs sloeg alarm over de ongelijkheid waar de pandemie mee gepaard gaat. Schrikbarende aantallen leerlingen stromen door naar het vo met een gebrekkige beheersing van rekenen, lezen en schrijven. Net als in andere landen ontwikkelt de Nederlandse regering nieuw beleid om het leerverlies als gevolg van COVID aan te pakken en "weer een beter systeem op te bouwen". Dit beleid omvat financiering voor scholen om gerichte ondersteuning te organiseren voor leerlingen die dat nodig hebben (bv. bijlessen, remedial teaching) met verdere investeringen in scholen die een achterstandspopulatie bedienen. Daarnaast voert de overheid nu een breed onderzoek uit om beter inzicht te krijgen in de diepere oorzaken van de ongelijkheid in het onderwijs en antwoord te geven op de vraag hoe het onderwijssysteem kan worden aangepast om deze oorzaken goed aan te pakken.

 

Een decentraal systeem met een gecoördineerde aanpak

Verbetering van het onderwijs van bovenaf is geen gemakkelijke opgave, gezien het sterk gedecentraliseerde karakter van het onderwijs en de waarde die men hecht aan de autonomie van scholen. Volgens de OESO hebben Nederlandse scholen internationaal gezien de hoogste autonomie. Vrijheid van onderwijs vormt al decennia de ruggengraat van het Nederlandse onderwijs en is een kernwaarde voor veel beleidsmakers en leraren.

Een meer centrale, gecoördineerde aanpak is echter van cruciaal belang om ongelijkheid te verminderen, omdat verschillen in leermogelijkheden en -resultaten vaak buiten de invloedssfeer van een school liggen. Denk bijvoorbeeld aan de vrije schoolkeuze van ouders, die leidt tot zeer homogene scholen met een hoge concentratie aan sociale, gedrags- en leerproblemen op sommige scholen. Of het vroege indelen van leerlingen in vmbo/havo/vwo, waardoor kinderen met laag opgeleide ouders en/of een migrantenachtergrond vaak benadeeld worden. Verschillende studies over ongelijkheid in ons onderwijs laten zien hoe de vork in de steel zit, met één duidelijke boodschap: dit is een complex probleem vanwege de multidisciplinaire aard: woonplaats, de sociale en de economische situatie beïnvloeden en versterken elkaar. Daarbij heeft elk type maatregel ter verbetering van het onderwijs meerdere gevolgen, met een hoge mate van onderlinge samenhang en tot op zekere hoogte onvoorspelbare resultaten. De grote complexiteit vereist een gecoördineerde aanpak die verder gaat dan geïsoleerde maatregelen, interventies of programma's; een aanpak met als doel de processen in het onderwijs zodanig te veranderen dat de ongelijkheid vermindert.

 

Maar waar begin je dan?

Idealiter willen we een reeks maatregelen die een vermenigvuldigingseffect hebben, waarbij het gezamenlijke effect op het verminderen van ongelijkheid groter is dan de som van de afzonderlijke uitkomsten. Aangezien goede leerkrachten en kwalitatief hoogstaand onderwijs de ruggengraat van elk onderwijsstelsel vormen, moeten we beginnen met:

Ervoor zorgen dat alle scholen voldoende uitstekende leraren hebben.

Nederland kampt echter met een groot lerarentekort dat in de toekomst alleen maar zal groeien. Voorspeld wordt dat middelbare scholen in 2023 een tekort van meer dan 1000 leraren hebben, en in 2026 naar schatting zelfs 2600 fte doordat leraren met pensioen gaan. Met name vakken als Nederlands, Duits, Frans, ICT, wiskunde, natuur- en scheikunde zullen bijzonder hard worden getroffen, terwijl scholen in sommige steden nu al continu met crisismanagement bezig zijn om vacatures te vervullen. Ongeveer 12% van de basisscholen in de grote steden (bv. Amsterdam) heeft permanente vacatures, omdat leerkrachten naar betaalbaardere plekken verhuizen (zie figuur rechts uit Staat van het Onderwijs 2020).

Zelfs als er voldoende nieuwe leerkrachten instromen (wat onwaarschijnlijk is gezien het huidige aantal studenten aan lerarenopleidingen), verlaten velen van hen de eerste jaren het onderwijs vanwege hoge werkdruk, stress, gebrek aan ondersteuning en de grote verantwoordelijkheid. Ook de weinig aantrekkelijke werkomgeving en de schaarse mogelijkheden voor loopbaanontwikkeling en de minimale communicatie met collega's en de schoolleiding spelen startende leraren parten. Gemiddeld verlaat 31% van de beginnende leerkrachten het voortgezet onderwijs binnen vijf jaar na afstuderen.

 

Tegenstrijdige maatregelen

Het ministerie van Onderwijs heeft geprobeerd het aantal leraren te verhogen door scholen toe te staan ongekwalificeerde leraren in dienst te nemen terwijl zij een opleiding tot leraar volgen, maar deze leraren lijken extra geneigd te zijn hun baan op te zeggen. Het is ook de vraag hoe verstandig deze strategie is, vanwege de boodschap die zij afgeeft aan de beroepsgroep in het algemeen. Hoe moeten we immers de aard en status van het leraarschap begrijpen als we iedereen met een diploma in het hoger onderwijs toestaan leraar te worden?

De Inspectie meldt dat gemiddeld 7% van de basisscholen onbevoegd onderwijzend personeel heeft en dat dit nadelige gevolgen heeft voor de onderwijskwaliteit en de leerresultaten van kinderen. Het TALIS-rapport van de OESO wijst ook op een sterke daling van de status van het beroep van leraar in Nederland. Dit zou wel eens een belangrijke factor kunnen zijn bij de tekorten, aangezien een lage status mede beïnvloedt hoe haalbaar het is om uitstekende leraren aan te trekken. Door de toelatingseisen te versoepelen, verlagen we onbedoeld zowel de kwaliteit als de status van het beroep. Helaas is dit niet nieuw: in het verleden zijn meer van dergelijke inconsistenties de revue gepasseerd, zoals de invoering van een beroepsregister dat het moeilijker maakt om leraar te worden en tegelijkertijd de administratieve werklast van leraren verhoogt, zonder dat dit noodzakelijkerwijs ten goede komt aan de kwaliteit van het gegeven onderwijs.

 

Wat kunnen we doen om het aantal uitstekende en bevoegde leraren te vergroten?

Verschillende studies bekeken welke typen interventies tot voldoende kwalitatief goede leraren zouden leiden. Hier volgt een samenvatting van de top 6:

  • Zorg voor schoolleiders van hoge kwaliteit. Schoolleiders zijn cruciaal voor de werktevredenheid van leraren en of ze op de school blijven werken (Kraft et al, 2016), terwijl hun onderwijskundig leiderschap het onderwijs op hun school kan verbeteren.

  • Zorg voor een goede werkomgeving voor leraren. Sims’ (2021) review van empirische literatuur van de afgelopen 20 jaar suggereert dat de kwaliteit van de werkomgeving in de school een belangrijke factor is voor het behoud van leraren. Een goede werkomgeving betekent beperkte administratie en nakijken, de mogelijkheid samen te werken met collega's en een klas met niet teveel leerlingen die zich ook een beetje gedragen. De schoolleider speelt een belangrijke rol bij het vormgeven van deze werkomstandigheden, maar ook externe belanghebbenden (bv. de onderwijsinspectie) hebben hierop invloed.

  • Garandeer dat nieuwe leerkrachten gesteund worden en dat zij feedback en coaching krijgen van ervaren leerkrachten in de school.

  • Geef een hoger salaris aan leraren op de moeilijkste scholen, in de duurste woonplaatsen, en van de minst populaire vakken. Sims en Benhenda (2022) stellen vast dat leraren die zo’n hoger salaris ontvingen 23% minder vaak het onderwijs in door de staat gefinancierde scholen verlieten dan leraren in soortgelijke scholen die dit niet ontvingen. In de VS zijn vergelijkbare resultaten gemeld.

  • Creëer carrièreperspectieven voor leraren, zodat zij deze niet elders hoeven te zoeken. Het model van Singapore is in dit opzicht voorbeeldig. Ook andere landen (bijvoorbeeld Engeland) vergroten de carrièremogelijkheden in het onderwijs (inclusief een formalisering van de verschillende fasen van professionele ontwikkeling).

  • Zorg voor een hogere waardering en status van het beroep van leraar (bijvoorbeeld hoge toelatingseisen en een goed salaris).

Nog een laatste boodschap: het beleid en de maatregelen moeten coherent zijn, goed op elkaar afgestemd en gericht op zowel een hogere kwaliteit als een hogere kwantiteit van leraren. Met minder tevreden zijn op een van beide punten zal tot gevolg hebben dat de ongelijkheid op de lange termijn niet vermindert.

 

Vertaling uit het Engels: Wouter Havinga.

Verder lezen

1 Passend onderwijs failliet?
2 Dossier corona
3 Kansenongelijkheid kort samengevat
4 Middenschool 2.0: analyse en oplossingen

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent