Natuurlijk: democratie gaat met vallen en opstaan en het is aan het parlement om de signalen die vanuit de maatschappij komen, serieus te nemen. Ook als je deze te rechts of te links vindt.
Maar ik vraag me wel af: op wat voor scholen zaten de mensen die nu via de social media met modder gooien naar onze democratie? Of hun ongenoegen – dat in bepaalde gevallen zeker terecht is – uiten door te stemmen op mensen die het niet zo nauw nemen met onze democratie.
Leerden deze mensen wel iets over de waarde ervan? En dat het alternatief -in het uiterste geval- één man/vrouw of één partij is die de dienst uitmaakt? En dat, als je het daar niet mee eens bent, je beter je mond kunt houden.
Natuurlijk zijn er de lessen burgerschapskunde, maar daarmee maak je van leerlingen nog geen mensen die de democratie –ondanks alle tekorten- een warm hart toedragen.
Het gaat mijns inziens om de praktijk van alledag. Juist in het basisonderwijs, waar je de hele dag optrekt met je kinderen, kun je ze de democratische beginselen leren en laten ervaren.
Maar de vraag is natuurlijk: zijn juffen en meesters zich bewust van hun rol als opvoeder en mans genoeg om niet te kiezen voor schijndiscipline?
Honderd jaar geleden werd dit al bedacht door bijvoorbeeld mensen als Helen Parkhurst (Daltononderwijs); Peter Petersen (Jenaplan) en de Poolse arts Janusz Korczak die in zijn weeshuis in Warschau kinderen eigen verantwoordelijkheden gaf.
Ik leerde van hen dat je samen met kinderen regels kunt opstellen en dat kinderen heel goed in staat zijn om te bepalen wat wel en niet redelijk is.
In mijn groep maakten we bijvoorbeeld afspraken over de rust in de klas tijdens het werken aan de taak en het elkaar helpen. Maar ook: hoe beoordelen we een boekbespreking; wat zijn de regels voor een kringgesprek; afspraken over naar de wc gaan; hoe los je conflicten op; hoe zorgen we ervoor dat niemand gepest wordt en wat doe je als je vindt dat je niet eerlijk bent behandeld door je juf of meester?
Daarna was het aan mij om te zorgen dat iedereen zich aan de regels hield. Als sommige niet goed bleken te werken, bespraken we ze opnieuw. Zo leerden kinderen omgaan met hun vrijheid en dat je omwille van het goed functioneren van de groep niet altijd je zin kunt krijgen.
De kring is natuurlijk de plek om de democratie te verwoorden. Maar ook de ideale plek om te praten over het nieuws; over vooroordelen en wat wel en niet waar is. Dat kan kinderen helpen om zaken te relativeren, waardoor ze steeds beter gaan beseffen dat je niet zomaar met een oordeel klaar kunt staan.
Bij ons op school begonnen we hier al mee in de kleutergroep, waarbij het allerbelangrijkste is dat kinderen iedere dag zonder tegenzin de school binnen stappen, omdat het een veilige plek is, waar je elkaar respecteert en waar niet wordt gepest. Want dán pas durf je jezelf te zijn en je ook echt uit te spreken.
Natuurlijk zijn er pestprotocollen, maar die helpen niet veel als juffen en meesters niet op één lijn zitten. Volgens mij zijn anti-pestprogramma’s dan ook niet nodig als kinderen vanaf groep 1, dankzij juf of meester, zich er telkens van bewust zijn dat ze sámen verantwoordelijk zijn voor elkaars welbevinden.
En dat in de meest ruime betekenis: zorg voor elkaar, maar bijvoorbeeld ook voor een opgeruimd lokaal of voor de rust in de groep.
Mijn ervaring is ook dat kinderen elkaar dan op een positieve manier gaan aanspreken op hun verantwoordelijkheden.
Absolute voorwaarde daarbij is natuurlijk het vertrouwen dat je krijgt van de leerkracht. Weten dat je als kind gezien wordt en niet alleen staat.
Kortom:
Democratische vorming en alles wat daarbij hoort, moet mijns inziens in de genen van de school zitten.
Jacques Vriens
Kinderboekenschrijver en oud-basisschool directeur.
1 Maak werk van burgerschap
2 Geef leraren een plattegrond pedagogiek
3 Burgerschap oogt mager in po
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven