In het lokaal zitten 26 leerlingen van rond de 16 jaar al klaar met laptops voor hun neus. Tuca staat voor het krijtbord. Nadat een paar jongens enthousiast hun wilde dromen over drugs en drank hebben gedeeld als ik vertel dat ik uit Amsterdam kom, begint Tuca onverstoorbaar met de les. Alle jongens worden gelijk met opdrachten het lokaal uitgestuurd. Het is ‘girlstime’. ‘De meiden gaan samen een uitje bedenken’, legt Tuca me uit. ‘We moeten wat meer doen aan groepsvorming in deze klas. De eerste twee maanden van dit schooljaar volgden de leerlingen alle vakken. Ze waren net nieuw op school. Nu [november red.] hebben ze hun profielen gekozen en zitten ze dus in een nieuwe klassensamenstelling. Aan het begin van het schooljaar hebben we wel veel aan groepsvorming gedaan, maar nu is dat eigenlijk weer nodig. Een aantal meisjes heeft bij de mentor aangegeven dat ze zich niet op hun gemak voelen. Tijd voor actie dus.’ Het wordt de bioscoop, besluiten de meiden in het Deens.
Voorzichtig komen de eerste jongens de klas weer binnen, de kust is veilig. ‘Wanneer is het boystime?’ klinkt het gekscherend. Tuca verzekert hen dat zij ook aan de beurt komen en als alle jongens weer zitten, begint ze snel met de lesstof. De antwoorden van de jongens zal ze online beschikbaar stellen voor de meiden. Al het werk gaat hier digitaal. Tijdens het bespreken van de Engelse tekst over het afval van papieren koffiebekers kan ik meekijken met een rugbywedstrijd op de laptop van de jongens voor me. ‘Wie heeft er wel eens papieren koffiebekers gebruikt?’, vraagt Tuca. Geen reactie. ‘Nou dan zijn jullie beter dan ik.’ Als de rugbyjongens achter hun laptop beginnen te lachen, heeft Tuca het door. ‘Alle computers zijn dicht als we het boek gebruiken’, klinkt haar strenge repliek. Braaf gaan de schermen naar beneden. Niet alle leerlingen hebben de tekst thuis gelezen, dus geeft Tuca ze de gelegenheid om hem nu in duo’s te lezen en de vragen te beantwoorden. Daarna loopt het klassikale gesprek beter. Aarzelend komen de vingers omhoog als ze vraagt: ‘Is het een goed idee om je eigen koffiemok mee te nemen naar een koffiezaak?’. In keurig Engels antwoordt een van de meisjes dat je nogal zou sjouwen als je in elk keten een aparte mok moet kopen. Je weet immers niet van welk keten je onderweg een tentje tegen zal komen.
Enthousiast kondigt Tuca de volgende tekst aan. Een gedicht uit 1999. De leerlingen mogen al lopend in duo’s de tekst voorlezen aan elkaar. De meeste jongens vliegen de klas uit, de meisjes blijven achter hun tafeltjes plakken. Na twee minuten zitten ze gezellig te kletsen. Tijd voor wat inside information over hoe dat zit met die keuzeprofielen.
‘We zitten nu drie maanden op deze school’, vertelt een meisje. ‘Ik heb het profiel maatschappij en wiskunde gekozen. Met een profiel kies je op welk niveau je de vakken volgt, op a-, b- of c-niveau. Een vak op a-niveau volg je drie jaar, bij b twee jaar en bij c één jaar. Er zijn ook verplichte vakken, bijvoorbeeld Deens en geschiedenis en Engels. Per profiel verschilt op welk niveau je de vakken volgt.’ En hoe zit het met die laptop? ‘Die hebben we bij alle vakken nodig. We moeten online ons huiswerk inleveren en daar zien we bijvoorbeeld ook onze cijfers en het rooster.’
De zeven minuten leestijd zijn om en de jongens komen de klas weer in. Eentje heeft een tosti gehaald en begint hem rustig op te eten. De geur verspreidt zich door de klas en zorgt voor hongerige blikken. Nog een kwartier en dan is het lunchpauze. Tuca deelt beurten uit en samen lezen ze het gedicht. Ze zakt al lopend door haar knieën in een poging het ritme aan te geven. ‘Later in het jaar zullen we nog veel meer poëzie lezen’, kondigt Tuca aan. Een reactie blijft uit, het enthousiasme van de leerlingen moet duidelijk nog groeien.
De geur van de tosti verspreidt zich door het lokaal
De klok tikt voort en er klinkt al ongeduldig geschuifel met stoelen, gaat die bel al bijna? Tijd om het huiswerk op te geven. Omdat Tuca naar een seminar van eTwinning gaat, valt de volgende les uit en dat betekent een grote zelfstandige opdracht. ‘Jullie mogen zelf groepjes maken. Elk groepje kiest een van deze teksten over duurzaamheid’, ze wijst naar haar tabel op het bord. ‘In je groepje ga je een gedeeld document maken waarin je samen de opdrachten maakt. Jullie maken ook een presentatie waarin jullie uitleggen waar de tekst over gaat.’ Op haar eigen site zal Tuca een filmpje met tips uploaden. Ondertussen gaat de bel. Als de groepjes gemaakt zijn, loopt het lokaal leeg. ‘Doei Tuca’, klinkt het sympathiek.
Onder het genot van een broodje gerookte zalm vertelt Tuca me over de school. ‘We hebben ongeveer 1000 leerlingen. Er zijn ook drie buitenlokalen en een biologieplek in ons stuk bos.’ En dat is nog niet alles. Tijdens de rondleiding later zie ik ook een losstaand muziekgebouw, met daarin een aantal met hout afgewerkte studiootjes met instrumenten, en lokalen. In een zijtak van het hoofdgebouw zit een flinke ruimte die leerlingen zelf ingericht hebben: twee lokalen en een open ruimte. Zonder schoenen mogen we naar binnen in de wat leeg ogende ruimtes. Er zijn weinig meubels en er zitten nauwelijks studenten (zie de drie foto's hiernaast). ‘Het viel de studenten achteraf toch een beetje tegen, maar af en toe gaat er wel een aantal studeren’, vertelt Tuca.
Terug naar het broodje en het onderwijs. ‘We werken op deze school vooral projectmatig. Innovatie is in die projecten een belangrijk speerpunt. De overheid heeft bedacht dat innovatie in alle vakken terug moet komen. Bij Engels werk ik er aan door leerlingen brochures of posters te laten maken. Ik laat ze dan ook experts bellen voor informatie. Een keer heb ik leerlingen vervolgens hun informatie laten uitleggen aan de bovenbouw van de basisschool in de buurt. Dat was heel leuk. Ik heb mijn leerlingen ook al eens laten samenwerken met andere Deense klassen. Samen hebben ze opdrachten gemaakt via Skype. Ze doen beter hun best als met iemand werken die ze niet kennen.’ Tuca wil nu graag internationaal samenwerken. Daarom gaat ze naar een seminar van eTwinning over fake nieuws. ‘Ik hoop met eTwinning een leuk project op te zetten’.
‘Leerlingen doen beter hun best bij iemand die ze niet kennen’
Een online platform als eTwinning is voor haar waarschijnlijk een eitje. Ze heeft niet alleen een eigen website, maar maakt ook virtuele lessen. ‘Soms geef ik een virtuele les op. Dan kijken leerlingen mijn les thuis via mijn website. Daar zet ik ook opdrachten op met informatie en aanwijzingen. Nadien moeten ze dan hun antwoorden uploaden. Zo kunnen ze het werk maken waar en wanneer ze willen. Het kost mij minder voorbereiding, maar wel meer nakijkwerk. In een gewone les kan je tijdens de les al zien wat ze doen en hoe het gaat.’ Digitale opdrachten hoeven niet per se schrijfopdrachten te zijn. ‘Ik laat leerlingen ook wel eens een screencasts maken, dat is een soort podcast maar dan met beeld. Daarin analyseren ze een gedicht. Ze filmen het en wijzen stukjes aan of schrijven er wat bij terwijl ze hardop het gedicht bespreken. Zo maken ze het gedicht eigen. Ze brengen onder woorden wat ze weten en daardoor kan ik goed inspelen op hun begrip. Dat maakt het makkelijker om te beoordelen. Die screencasts zijn ook goed in te zetten bij verlegen leerlingen. In de klas durven ze weinig te zeggen, maar in zo’n filmpje leren ze om te durven spreken. Ik bekijk de filmpjes tijdens de afwas. Er moet wel beeld bij zitten hoor, anders wordt het voor mij ook te saai om er 25 te beoordelen’, voegt ze er lachend aan toe. Ondertussen lopen we naar haar auto om te vertrekken naar de seminar van eTwinning.
Leerlingen maken als huiswerk een screencast: een podcast met beeld
Onderweg vertelt Tuca hoe ze haar onderwijs differentieert. ‘Ik probeer me aan te passen aan de groep leerlingen. Deze klas heeft veel jongens, die geïnteresseerd zijn in sport en minder in school. Ik laat ze bijvoorbeeld wel eens om me heen zitten met alleen een boek en een papier. Dan leren ze wat ze moeten leren. Daarna gaan ze terug naar hun tafeltjes en maken de opdrachten. Ik geef deze groep ook minder huiswerk, omdat sommigen weinig tijd hebben doordat ze sporten op professioneel niveau of bijbaantjes hebben. Ik maak dan meer tijd voor opdrachten tijdens de les.’ Ze differentieert ook naar de bovenkant. ‘In sommige klassen met hele goede leerlingen die geïnteresseerd zijn, geef ik meer huiswerk. We lezen in de klas langere teksten en ik laat de leerlingen dan ook actiever bezig zijn. Met een zwakkere groep lees ik bijvoorbeeld stukken van een Shakespeare tekst, goede groepen laat ik de hele tekst lezen. Ik heb eens een klas met een acteur twee uur lang een deel van Shakespeare laten spelen. Dat was echt heel leuk!’
In Denemarken moet meer gelezen worden, als het aan de overheid ligt. ‘Leerlingen moeten nu elk jaar een Engels en Deens boek lezen. We mogen of met de hele klas hetzelfde boek lezen of ieder een eigen boek laten kiezen.’ Is dat wel handig bij projectmatig onderwijs? Tuca vindt het juist een voordeel. ‘Door die projecten lazen we steeds alleen fragmenten uit boeken. Nu lezen we ook hele boeken, dat vinden de leerlingen veel fijner. Ik laat leerlingen zelf kiezen welke romans we in de klas lezen en gids ze daarbij.’ Die inbreng van leerlingen vindt ze erg belangrijk. ‘Ik ben nu meer een coach. Jaren geleden was het gangbaar dat je als leraar de baas was in de klas, maar nu zijn leerlingen meer deel van het proces. Wat wil je gaan studeren? Wat wil je lezen? Ik begeleid hen.’
Tuca is duidelijk op haar plek voor de klas. ‘Ik ben dol op deze leeftijdsgroep. Het is heel leuk om les te geven, het is het enige werk dat ik wil doen. En onderwijs is ook heel belangrijk. Ik heb veel onafhankelijkheid in mijn werk, dat is fijn. Ik beslis wat er gebeurt in de klas, ik ben mijn eigen baas. De relatie tussen de leraren en de directeur van onze school is niet heel strikt, dat is fijn. Hij vertrouwt ons.’ Wederom lijkt vertrouwen het toverwoord. ‘In Scandinavië word je niet gecontroleerd. Ik heb een tijdje in Brussel gewerkt, daar had ik veel meer het gevoel dat ik gecontroleerd werd. Ze vertrouwen daar niet in wat je doet. De schoolleider werkte minder samen met ons als leraren. In zo’n school overleef je alleen als je van je leerlingen houdt.’
‘Als je veel gecontroleerd wordt, overleef je als leraar alleen als je van je leerlingen houdt’
Toch is er wel een vorm van controle in de Deense scholen. ‘Er is een lokale inspectie’, vertelt Tuca. ‘Leraren beoordelen elkaar. Ze gaan in groepen naar een andere school en beoordelen de mondelinge examens daar. Zo zie je welke lesmethodes ze gebruiken en welke onderwerpen behandeld zijn. Schriftelijke examens worden door externe beoordelaars gecontroleerd.’
Die examenresultaten verschijnen vervolgens op ranglijstjes in de krant, vergelijkbaar met de scholenlijsten in o.a. Trouw en Elsevier. ‘Middelbare scholen worden in een ranglijst gezet in de krant. Als een hele klas slecht scoort op het examen, dan ligt het probleem in de school. Door die ranglijsten zien ouders en leerlingen dat en lost het zichzelf op. Een school wil dan graag beter worden.’ Tuca ziet die lijstjes niet als een bedreiging. ‘Ik neem ze niet zo serieus. Veel nieuwkomers op school kan ook de oorzaak zijn van slechte examenresultaten op Deens, maar dat zie je niet in die lijstjes. Ouders weten ook dat die lijsten niet alles laten zien.’
Het Deense schoolsysteem is in verandering, vertelt Tuca. ‘Ongeveer 75% van alle scholen is door de overheid gefinancierd, 25% is privéonderwijs. De privéscholen zijn in opkomst.’ Dat komt niet door een kwalitatief verschil. ‘Alle kinderen hebben leraren van dezelfde lerarenopleidingen. Kinderen op privéscholen hebben geen betere leraren. Maar met hun extra inkomsten kunnen die scholen wel beter zorgen voor kinderen met speciale onderwijsbehoeften. Je betaalt als ouder voor een privéschool ongeveer evenveel als voor de kinderopvang.’ De opkomst heeft volgens Tuca te maken met bezuinigingen. ‘Denemarken heeft de laatste jaren veel uitgegeven aan onderwijs. Nu hebben we een liberale regering, die minder wil investeren in onderwijs en de zorg. Zij bezuinigen er juist op.’ Die uitgaven zijn wel te zien aan het muziekgebouw en de door studenten ingerichte ruimtes in Tuca’s school. ‘Maar niet alle scholen hebben die luxe gehad hoor’, verzekert ze me.
Inmiddels arriveren we in Tuca’s auto bij de seminar van eTwinning in Hillerod. De werkdag zit er nog lang niet op. Lees meer over onze avonturen op de seminar in ‘Maak eens nepnieuws met een Noorse klas‘. Je leest er ook over het project dat Tuca zal starten met een Belgische collega. Didactief sprak er ook met leraren uit Luxemburg, Noorwegen en Finland. Lees in deze interviews hoe zij het lesgeven ervaren.
1 Maak eens nepnieuws met een Noorse klas
2 Zo werkt fake nieuws
3 Luxemburg: veranderchaos en integratieproblemen
4 ‘De overheid vertrouwt ons’
5 ‘Inclusief onderwijs is niet makkelijk’
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven