Voor de meeste taaldocenten zal dit geen nieuws zijn, maar wat goed en fout is in een taal verandert met de tijd. Daarbij hechten we volgens Van der Meulen meer waarde aan de ene taalregel, terwijl we ons van de andere niet eens zo bewust zijn. Zo zul je je leerlingen misschien verbeteren als ze zeggen, ‘zij heeft een hoger cijfer als ik’. Maar als ze zeggen, ‘dit was een hele saaie les’, zul je eerder ingaan op de inhoud van de boodschap. In het laatste voorbeeld is zowel ‘hele’ als ‘heel’ dan ook goed volgens taaladviseurs. Waarom zijn we bij de ene regel strenger dan (als?) bij de ander? Volgens Van der Meulen is er geen patroon te ontdekken. En taaladviseurs zijn het ook niet allemaal met elkaar eens.
Een andere bevinding was dat veel taaladviseurs last hebben van ‘frequency bias’: ze letten zoveel op bepaalde fouten dat ze het gevoel hebben dat die vaker voorkomen dan ze daadwerkelijk doen. Als zij zeggen dat een bepaalde fout veel voorkomt, kan dat dus nog wel eens meevallen.
Van der Meulen ziet dat er nog onderzoek gedaan moet worden naar het effect van taaladviezen op taalgebruik in de praktijk. Hij concludeert wel dat deze adviezen ons bewuster maken van taalregels. Tegelijk pleit hij voor een ruimer beeld van wat wel en niet mag in taal.
In de afgelopen jaren zijn er veel leraren die oproepen om grammaticaonderwijs te transformeren of zelfs helemaal te schrappen. De regels expliciet aanleren blijkt helemaal niet zo effectief als ooit gedacht. Wellicht geldt hetzelfde voor taaladvies. Desondanks, zo zegt van der Meulen, blijft iedereen z’n eigen ideeën houden over taalregels en is er altijd wel ophef over een regel.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven