‘Leraar zijn is een raar beroep’, zegt Hargreaves. Eigenlijk kun je het goed vergelijken met dat van een strafrechtadvocaat: allebei stellen ze vragen waar ze het antwoord al op weten. En met die antwoorden nemen ze vaak geen genoegen. Stel je voor dat je tijdens een etentje aan vrienden zou vragen: “En, hoe is de kip?” En als ze antwoorden “lekker”, zou je doorvragen: “Maar wat vind je er lekker aan: de manier waarop zij gebraden is, of de saus, of de groente die er bij zit?” En ga zo maar door. Je vrienden zouden na tien minuten vertrekken, denkend dat je gek bent geworden. Maar in het onderwijs is dat soort vragen stellen normaal. Zoals het ook normaal is dat je overdag niet naar de wc mag. Dat zou als vereiste in de vacatures moeten staan: een ijzeren blaas.’
Het congres dat de gemeente Rotterdam samen met Bazalt organiseerde rondom Hargreaves is een aangename verrassing. De man gaat het gesprek aan met zijn publiek. In tegenstelling tot de dagvoorzitter weet hij het ook doortastend te duiden: niks hoor, hier zitten bijna geen leerkrachten, maar vooral schooldirecteuren en middenmanagement. Om dat te achterhalen heeft Hargreaves geen stemkastjes nodig, gewoon ‘steek uw hand eens op’. Hier staat een leraar pur sang die de juiste vragen weet te stellen. En hij heeft er lol in.
Net als bij de beste leerkrachten (en leraar is hij zelf ook geweest), is een van zijn geheimen dat hij de luisteraar dicht bij laat komen. Hargreaves wordt vaak persoonlijk, vanochtend. En dat neemt hem voor je in. Zoals wanneer hij vertelt waarom hij decennialang dacht dat hij geen wiskundeknobbel had. Altijd weer de herinnering aan dat commentaar in zijn rapporten uit de tweede, derde en vierde van het vo: Je had harder kunnen werken, volgend semester een paar tandjes er bij. ‘Pas toen mijn vrouw laatst zei: “Maar je vader stierf toch toen je in de brugklas zat?”, snapte ik het. Mijn moeder - een werkster – stortte in na zijn dood en al die jaren daarna probeerde ík de boel draaiende te houden. Ik maakte de kachel aan, stofzuigde het huis, deed de boodschappen en ik ging pas om 11.00 uur naar school als mijn oma kwam om voor mijn moeder te zorgen. De reden dat ik wiskunde niet snapte, was dat ik niet naar les ging, niemand mij steunde en niemand met mij praatte. Ik worstelde met wiskunde, maar dat had niets te maken met dat vak, maar vooral met andere dingen in mijn leven.’
Het is een voorbeeld dat er in Rotterdam in gaat als Gods woord in de ouderling. De schooldirecteuren in de zaal kennen allemaal wel van die leerlingen waar Hargreaves het over heeft: kinderen die opgroeien in armoede, in gezinnen die overbelast zijn. Bijna een half miljoen (421.000) leven er volgens het Kansfonds onder de armoedegrens in Nederland: een op de acht, dat zijn er ongeveer drie per klas. Hargreaves zelf noemt ook vluchtelingen als voorbeeld. ‘Als ze bij jou op school komen, zie je aanvankelijk niet wat ze in hun rugzakje hebben zitten. Dat hun huis gebombardeerd werd of dat ze in een bootje een gevaarlijke zee overgestoken zijn. Ze lopen op adrenaline en doen lekker mee. Maar na vier maanden gaan ze zich soms ineens misdragen, ze knijpen of ze schreeuwen of ze sluiten zich af en jij snapt maar niet waar dat vandaan komt. Well, het komt uit hun leven.’
Hoe bied je alle kinderen de beste kansen? Degenen uit laagopgeleide, arme gezinnen, de vluchtelingen én de zonen en dochters van de zogenoemde curling-ouders die op hun eigen manier volledig onvoorbereid zijn op het leven omdat alle problemen die zij tegen hadden kunnen komen op hun pad vakkundig zijn weggeveegd.
Goede kansen vergen een hele stevige basis met goede instructie èn teamwork, dat is de crux van Hargreaves’ boodschap in de Doelen. Wat dat eerste betreft is de Engelsman (hij werkt momenteel in Boston in de VS, maar hij is opgegroeid in Accrington in Lancashire, VK) bepaald onorthodox. Uit eigen ervaringen puttend vertelt hij met instemming aan de zaal hoe basisschoolleraren in Canada (waar hij onder andere met Michael Fullan werkte) slechts met bepaalde leesprogramma’s mochten werken. ‘Pas als hun resultaten voortreffelijk waren, mochten ze hun eigen programma kiezen.’ Als ik hem na afloop in een interview vraag of dat in Nederland wel zal werken, zegt hij: ‘Leraren zullen hier weinig van bovenaf accepteren, dat zit niet in jullie cultuur. Maar ze hebben wel een beetje teveel autonomie naar mijn smaak. Het kan geen kwaad om de zeggenschap over hoe het moet in de klas wat meer in het midden te leggen. Mijn nieuwe boek heet niet voor niets Leading in the Middle.‘
Voor goede instructie is natuurlijk ook een goede leraar nodig. ‘Expertise doet er echt toe! En Nederland kan daar nog wel een tandje bij zetten. Een universitaire leraar is gewoon beter. Als je nog geen universitair diploma hebt, zorg dan dat je het krijgt!,’ roept hij de zaal in. Weer trekt hij een vergelijking met Canada waar de overheid op zijn aanraden de professionele cultuur onder leraren wist te veranderen met een financiële injectie in de vakbond van 25 miljoen dollar voor innovatie, betere leerresultaten en professionele ontwikkeling. ‘Nu ging het in die kringen eens niet over lonen en staken en dergelijke, maar over léren. De cultuur van de vakbond veranderde daardoor revolutionair. Het leidde tot massaal leren van leraren. De enige voorwaarde die de overheid stelde, was dat leraren hun resultaten deelden en eens per jaar aan elkaar presenteerden. Daar hebben we nu al acht jaar profijt van.’
Hij roept de zaal ook op trots te zijn op verworven expertise. ‘We zijn allemaal èrgens beter in dan sommigen. Dat moet je niet wegduwen of begraven omdat iemand anders zich dan misschien beter voelt. Schaam je niet, maar laat het zien.’
We vragen Hargreaves ook naar een reactie op de rel in Birmingham, waar een homoseksuele leraar bedreigd wordt en zijn school als het ware gegijzeld, omdat merendeels islamitische ouders zich verzetten tegen zijn diversiteitslessen (Mondige minderheid vs. wereldleraar, mei 2019). Hargreaves wordt onmiddellijk heel voorzichtig: ‘Dit zijn momenten waar verschillende mensenrechten elkaar beconcurreren. Het is zinloos om dan alleen maar te zeggen: laten we diversiteit vieren. Alsof er maar één identiteit is en één manier van zijn. Het gaat er om gesprekken te blijven voeren over hoe we elkaar kunnen respecteren en erkennen.’ Over de opstelling van de Engelse regering – minister van Onderwijs Nick Gibb wachtte volgens sommigen ondraaglijk lang voordat hij zijn steun uitsprak voor Andrew Moffat - wil Hargreaves zich niet uitlaten (‘Ik ga niets zeggen over een specifiek geval’). Maar in het algemeen, zegt hij, moet een overheid zich natuurlijk houden aan de wereldwijde afspraken over mensenrechten: ‘Dat kan betekenen dat sommige gemeenschappen als ze in een publiek stelsel functioneren, zich moeten aanpassen aan de publieke waarden. De premier van Ontario heeft een paar jaar geleden katholieke scholengemeenschappen in een vergelijkbaar geval gedwongen te kiezen: ofwel jullie onderschrijven gelijke rechten voor iedereen en nemen inclusie van homoseksuelen en andere minderheden op in je curriculum ofwel jullie stappen uit het publieke stelsel en beginnen private scholen.’ |
Expertise is essentieel, maar teamwork is zo mogelijk nog belangrijker. Hargreaves neemt zichzelf als voorbeeld. Na een ongeluk in de bergen hield hij lang last van zijn rechterenkel. Allerlei specialisten bogen zich erover, maar niemand kwam met een oplossing, tot hij ze allemaal in één kamer bij elkaar had (‘wat een moeite dat kostte!’) en ze samen wél uitvogelden wat er aan de hand was. ‘In het onderwijs is het eigenlijk hetzelfde,’ zegt hij, ‘mensen praten niet met elkaar. De enige die de verbinding maakt tussen al die mensen om hem heen is dat kind.’
Alleen maar samenkomen of praktijkervaringen delen helpt overigens niet. ‘Plan lessen samen, beoordeel elkaar, gebruik data en kijk goed naar elkaar. Daag elkaar uit in plaats van altijd maar beleefd te blijven, maar zorg wel voor goede protocollen en stevige relaties.’ Zo’n systeem kan met name risicoleerlingen vooruit helpen.
Hargreaves: ‘Vergader bijvoorbeeld wekelijks over een “student of wonder”. Zet een foto van een leerling die bepaalde lessen moeilijk vindt, zoals ik vroeger wiskunde, midden op tafel en praat samen over hoe deze leerling tot beter leren kan worden gebracht. Dat is geen extra werk, het is inspirerend. Het verandert je mentaliteit. Lesgeven doe je in je eentje, maar na zo’n bijeenkomst zitten de stemmen van je collega’s automatisch ook in je hoofd als je die leerling weer voor je hebt. Je voelt steeds dat oordeel van die anderen meewegen. En dat helpt om die leerling te helpen.’
Maar leraren hebben toch helemaal geen tijd voor dit soort overleg? Het is een vraag die onvermijdelijk uit de zaal opstijgt. Hargreaves is pragmatisch in zijn antwoord ‘Probeer tijd te sparen. Als je elke dag een half uur later begint met lesgeven, levert dat per tien dagen een dag op om samen te werken.’ Banking time noemt hij dat. Zijn pragmatisme lijkt overigens niet ingegeven door teveel begrip voor een zuinige overheid. Op een ander moment maakt hij in de Doelen gehakt van overheden die gemakzuchtig klassen vergroten om geld te besparen. In Ontario is onlangs besloten dat de gemiddelde klas drie extra leerlingen krijgt. ‘Dat lijkt weinig voor buitenstaanders,’ aldus Hargreaves, ‘maar ze hebben geen idee wat dat allemaal betekent: in kleinere klassen heb je minder nakijkwerk, minder cijfers, minder gedrag te managen, minder ouders….’ Maar, is zijn boodschap: hoe groot je klas ook is, samenwerken met collega’s levert altijd winst op.
Zonder dat hij te luchtig over zaken heen stapt, straalt Hargreaves optimisme uit. Staar je niet blind op de problemen die je tegenkomt, zegt hij tegen de zaal, want die zijn onvermijdelijk. ‘Problemen horen bij lesgeven, ze zijn er inherent aan. Als je geen weerstand krijgt,’ aldus Hargreaves, ‘doe je iets niet goed. Je krijgt mensen wel zover dat ze dingen kunnen die ze zelf niet voor mogelijk hadden gehouden en dat heeft een prijs.’ Niet schrikken dus, als iets niet meteen van zelf gaat, maar elkaar helpen. ‘Als een kind zich misdraagt en je zegt tegen een collega: “Ik heb grote problemen met Sam”, reageert die vaak bijna per definitie met een ontkenning: “Ik niet”. Iedereen in onderwijs is defensief. Maar het zou zo veel beter zijn als collega’s zouden zeggen: “Zullen we eens kijken wat de verschillen in onze lessen zijn, of de verschillen tussen onze klassen, misschien kunnen we er samen iets aan doen?” Praat met elkaar over leerlingen en zoek samen naar oplossingen.’
De bonusvraag in Rotterdam was natuurlijk hoe het vak van leraar zo aantrekkelijk te maken is dat het lerarentekort weer zal dalen? Hargreaves top vijf luidde ook hier verrassend pragmatisch. Op 1: vertel je kinderen en je leerlingen hoeveel je van je werk houdt, als dat zo uitkomt, liefst op de momenten dat je ziet dat er bij hen iets gebeurt door wat jij hebt gezegd of gedaan. Op 2: zet in op leraren die als eersten van hun familie gaan studeren. Ook voor mij gold, vertelt Hargreaves, dat leraar zijn een van de weinige beroepen was die ik kende, waarvoor je een hogere opleiding nodig had. Dat geldt nu voor veel immigranten in een stad als Rotterdam. Zij hebben bovendien vaak zelf leraren gehad die het verschil maakten en dat kan motiveren. Maak daar gebruik van.
Het derde punt dat hij maakt is voor Nederland minder relevant: laat vrijwilligers die in het onderwijs helpen, doorstromen naar de lerarenopleidingen. Het vierde daarentegen was wel actueel: betaal leraren genoeg. ‘Als je de huur niet kunt betalen als leraar of je moet een tweede baantje nemen om rond te komen, dan ontmoedigt dat. Maar het salaris voldoet, tellen andere zaken: een goede schoolleider is het belangrijkste en een ondersteunende en coöperatieve omgeving. Goede programma’s voor gedrags- en emotieregulatie bij leerlingen. Want goed lesgeven zal je niet lukken, als het gedrag van je leerlingen niet op orde is.’ Maar werkdruk dan? ‘Er is altijd veel te doen over werkdruk, maar wat vooral telt is hoe die werkdruk voelt, of je er een beetje controle over hebt. Of je bijvoorbeeld niet overal toestemming voor hoeft te vragen. Of er veel zaken zijn die afleiden van het echte werk met de kinderen.’ Wie wegduikt op een feestje als mensen vragen wat-ie doet, zal het niet lang volhouden, aldus Hargreaves. Natuurlijk telt opleiding ook mee als het gaat om status of imago. Hij grapt: ‘In Finland krijgen artsen de meeste dates, onmiddellijk gevolgd door leraren. Dat is gewoon Darwin: ze zien er misschien niet fantastisch uit, maar ze zijn tenminste slim.’
Het laatste punt op Hargreaves’ bonuslijst past goed bij een van de meest recente adviezen van de Onderwijsraad ‘Ruim baan voor de leraar’ en bij het carrièreperspectief zoals Marco Snoek dat recentelijk in Didactief schetste. Hargreaves: ‘Leraar is een educatief beroep, zoals arts een medisch beroep is, maar er nog veel meer andere medische beroepen zijn. Dat geldt ook voor onderwijs: met een bevoegdheid kun je leraar worden, maar je kunt ook schoolleider zijn of lerarenopleider of educatief uitgever. Onderwijs is een carrière en leraar zijn is daar maar een onderdeel van.’ Het zal het publiek als muziek in de oren klinken.
Ja/NeeIs kennis belangrijker dan ervaring voor een leraar, ja/nee? Moeten leraren onderwijsonderzoek gebruiken, ja/nee? Toetsen, ja/nee? |
Jean M. Twenge, Igen, Why today’s super-connected Kids are growing up less rebellious, more tolerant, less happy – and completely unprepared for Adulthood – and what that means for the rest of us. ISBN 9781501152016, Uitgeverij Atria Books, 2018.
Susan Rosenholtz, Teachers' Workplace: The Social Organization of Schools (Research on Teaching Monograph Series). ISBN: 9780801301155, Uitgeverij White Plains NY, 1989.
Michael Fullan, Andy Hargreaves, Professional Capital, Transforming Teaching in Every School. ISBN 9780415624572. Uitgeverij Taylor & Francis Ltd. 2012.
Meer weten van Andy Hargreaves? Lees hier Call to action: bringing the profession back in, in samenwerking met Michael Fullan.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven