Nederlandse basisscholen krijgen maar liefst 1.464 rekendoelen op hun bord: 11 kerndoelen, 173 streefdoelen, 82 fundamentele doelen, 794 tussendoelen en 404 aanbodsdoelen.
Laten we eens kijken naar de kerndoelen, aangegeven in het groen. Ze zijn wettelijk vastgelegd en ruim beschreven, om ruimte te geven aan scholen. Inderdaad, het zijn er slechts 11, lekker compact. Helaas, in opdracht van OCW worden ze dit jaar aangepast door SLO, want ‘de huidige kerndoelen zijn niet actueel en ruim geformuleerd. Dit geeft onduidelijkheid bij leraren over wat moet en mag en leidt tot werkdruk en overladenheid’. Het zogenoemde actualisatieproces is in volle gang; ik voorspel dat het aantal kerndoelen iets zal toenemen.
Dan de streefdoelen, dat zijn er momenteel 173. Ze zouden in elke school centraal moeten staan in het aanbod en de schoolambitie. De onderwijsinspectie concludeert in de nieuwste Staat van het Onderwijs dat te weinig leerlingen de streefdoelen krijgen aangeboden (in haar jargon, het 1S-niveau, Inspectie, 2023). Overigens zou minimaal 65% van de leerlingen en de scholen dat niveau moeten behalen in Nederland (Expertgroep, 2009). Het liefst had de inspectie zelf gesproken van standaard-doelen, vertelde een inspecteur mij laatst. Ze had graag benadrukt dat die standaarddoelen gangbaar en normaal zouden moeten zijn op scholen. De politiek besliste anders.
Naast de streefdoelen (1S) zijn er ook de (lagere) fundamentele doelen (1F). Samen worden ze de referentieniveaus genoemd en die zijn dus wettelijk vastgelegd. Wettelijk moet 85% van de leerlingen aan het eind van de basisschool 1F hebben gehaald. Moeilijk? Ach, er zijn 82 1F-doelen, maar ze zijn zo laag dat je er bijna over struikelt. Mijn advies aan scholen is om je daarom niet op 1F te richten, maar op 1S. Daar zou de ambitie van elke school, van elke klas, van elke leerling op gericht moeten zijn.
Hoewel het niveau van 1F heel laag is en 1S niet bindend, constateert de inspectie dat leerstof op Nederlandse scholen vaak te snel naar beneden wordt aangepast (Inspectie, 2023). Hierin ligt een risico dat leerlingen onvoldoende de kans krijgen van de school om zich de streefdoelen eigen te maken. Mijn advies: pas je aanbod niet naar beneden aan, maar geef alle leerlingen de kans om zich de streefdoelen eigen te maken. Over het algemeen zullen op de gemiddelde school slechts enkele leerlingen met (ernstige) leerproblemen op 1F blijven steken of zelfs daar in een (ouderwetse) RT-setting extra ondersteuning bij nodig hebben. Aan alle andere leerlingen kun je gerust de streefdoelen aanbieden, zodat zoveel mogelijk leerlingen de kans krijgen om zich die rekenvaardigheden eigen te maken die ze nodig hebben voor een succesvol vervolg in het vo.
Nu hebben we de belangrijkste doelen gehad. Maar er zijn ook nog eens 794 zogenoemde tussendoelen voor rekenen beschreven. Ze vormen een nadere uitwerking van de streefdoelen (1S) maar zijn verkaveld over de verschillende groepen van de basisschool (groep 2 t/m 8). Dan krijg je detailleringen als: groep 7 kan vlot optellen en aftrekken onder 100.000; groep 6 kan vlot optellen en aftrekken onder ± 10.000; groep 5 kan optellen en aftrekken tot ten minste 1.000; groep 4 kan optellen en aftrekken tot ten minste 100. Dit kan natuurlijk helemaal geen kwaad. Maar het leidt op scholen soms wel tot uitspraken als: ‘Dat hoeft nog niet in groep 5’ of ‘Dat zit niet in de M6-toets’. Methodemakers en toetsontwikkelaars hebben die verkaveling namelijk doorgevoerd in hun methoden en toetsen. Die kunstmatige verkaveling hindert leerlingen om zich rekenvaardigheden goed eigen te maken en voortgang te boeken in de rekenontwikkeling.
En dan zijn we trouwens nog niet klaar. Er zijn ook 404 aanbodsdoelen beschreven, ook wel ‘inhoudslijnen met aanbodsdoelen’ genoemd. Deze zijn niet per leerjaar beschreven zoals bij de tussendoelen, maar in drie fasen (fase 1/jonge kind, fase 2 en fase 3). Ze dienen als leidraad voor scholen die hun eigen leerdoelen en lesdoelen willen formuleren. De aanbodsdoelen zijn dus voor scholen die geen methode gebruiken, maar dat zijn er in de praktijk waarschijnlijk heel erg weinig. De meeste scholen gebruiken de aanbodsdoelen dan ook niet.
Omdat ik merk dat leraren door de bomen het bos niet meer zien, heb ik een vragenlijst uitgezet onder leerkrachten, IB’ers, rekencoördinatoren en schoolleiders die ik via LinkedIn heb verspreid: wat vinden zij van al die verschillende rekendoelen? Er werkten 108 mensen aan mee.
Wat opvalt in hun antwoorden is dat een derde van de respondenten vindt dat er een overvloed aan rekendoelen is. Rekenen is te gefragmenteerd geraakt, zegt een schoolleider: ‘Men heeft rekenen te veel versnipperd in kleine segmenten. Ieder stapje is een doel, waardoor je door de bomen het bos niet meer ziet.’
Men constateert te veel bureaucratische bemoeienis; een leerkracht illustreert: ‘Er zullen wel heel veel mensen achter een bureau wat van gevonden hebben.’ En hier en daar klaagt men over een vermeend gebrek aan praktijkgerichte inzichten. Een schoolleider: ‘Zelfs specialisten helpen dus niet door te kijken wat nu nodig is: minder in plaats van meer.’
Ongeveer een kwart van de respondenten geeft aan dat er te weinig keuzes worden gemaakt en te veel wordt vastgelegd. Er worden nieuwe doelen toegevoegd, maar er wordt niets verwijderd en er is geen sprake van prioritering. Leerkrachten spreken over ‘beheerdrang’, ‘controledrang’. Een leerkracht zegt: ‘Wij zijn erg goed in het bedenken van regels en zijn vaak te gedetailleerd.’ Of zoals een schoolleider het verwoordt: ‘Het lijkt niet meer simpel te mogen zijn.’ Een rekencoördinator concludeert: ‘Typisch Nederland. Alles moet “vastliggen”.’
Maar zouden de rekendoelen buiten Nederland dan anders zijn beschreven? Het antwoord daarop is: ja. Als we kijken naar twee buurlanden, zien we het volgende. Vlaanderen hanteert 55 eindtermen. 50 zijn er overigens verplicht, maar ze zijn veel compacter en overzichtelijker beschreven. Vijf hoeven niet bereikt te worden en worden ‘attitudes’ genoemd.
In Engeland zijn er 224 wettelijke vereisten voor de verschillende leerjaren van de primary schools (vergeleken dus met 794 tussendoelen in Nederland). De primary school duurt overigens twee jaar korter dan de basisschool. Maar het aantal tussendoelen is in Engeland ook aanzienlijk compacter beschreven: gemiddeld 37 per leerjaar tegen in Nederland bijna 100 per leerjaar. Daarnaast zijn er in Engeland ook uitdagendere rekendoelen zoals statistiek en algebra. In Nederland is algebra volledig naar het voortgezet onderwijs doorgeschoven.
Kortom, op basis van deze inventarisatie een voorzichtige conclusie: in Nederland hebben we heel veel rekendoelen. Het zijn rekendoelen met verschillende doelen. Dat lijkt een typisch Nederlands fenomeen. Een blik buiten Nederland biedt mogelijk aanknopingspunten om met veel minder nog meer te bereiken in het rekenonderwijs.
Peter Langerak is onderwijspedagoog en werkt aan het Nederlands Mathematisch Instituut, hij is buiten-promovendus onderwijswetenschappen aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
Bronnen
Referentiekader taal en rekenen (2009). Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen.
Inspectie van het Onderwijs (2023). Rapport de Staat van het Onderwijs 2023. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs.
educationendowmentfoundation.org.uk
www.nponderwijs.nl/interventies/beheersingsgericht-leren
National Centre for Excellence in the Teaching of Mathematics. www.ncetm.org.uk
Bronnen van de rekendoelen:
De kerndoelen: open.overheid.nl/documenten/ronl-7effcbd8-41bd-482b-bc4c-54b0bab740ff/pdf
Concretisering streefdoelen en fundamentele doelen: www.slo.nl/@4245/concretisering-3/
Tussendoelen: www.slo.nl/publish/pages/3176/tussendoelen-rekenen-wiskunde-po-2017_1.pdf
Aanbodsdoelen: www.slo.nl/sectoren/po/inhoudslijnen-po/inhoudslijnen-rekenen-wiskunde/
1 Curriculum.nu
2 Onderwijs in het buitenland
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven