‘Goed onderwijs is als een goede maaltijd,’ zegt Bas van der Meijden, lerarenopleider geschiedenis aan de Hogeschool Windesheim. ‘Het valt of staat met de juiste ingrediënten.’ Bovenaan het boodschappenlijstje van Van der Meijden staan een doortimmerd lesprogramma en een leraar met didactische vaardigheden om daar effectief mee te werken. Maar in de praktijk zijn veel lerarenopleidingen vooral op dat laatste gericht. ‘Een groot deel van de opleiding staat in het teken van lesgeven. We brengen aankomende leraren nauwelijks bij hoe ze een rol kunnen spelen in het vormgeven van het curriculum.’
Als het aan Van der Meijden ligt, gaat daar verandering in komen. Hij is betrokken bij een netwerk van zo’n twintig lerarenopleiders die ervaringen en ideeën over curriculumontwerp uitwisselen. Dit opleidersnetwerk is een initiatief van SLO, nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling, dat al langer probeert de belangstelling voor curriculumontwerp te stimuleren.
‘Leraren hebben in Nederland relatief veel autonomie,’ zegt Nienke Nieveen, projectleider bij SLO. ‘Op landelijk niveau is er weinig vastgelegd. De kerndoelen zijn heel ruim geformuleerd.’ Maar met die autonomie moet je wel kunnen omgaan. Sommige leraren hebben hun lessenplan op orde, maar zien vervolgens niet altijd hoe hun les in het grote geheel past. Ze gaan dan bijvoorbeeld twijfelen of ze wel alle noodzakelijke stof hebben behandeld. Als gevolg daarvan grijpen scholen vaak terug op kant-en-klare methodes, die weer weinig flexibiliteit bieden. ‘Zonde,’ vindt Nieveen, die graag zou zien dat leraren meer in control zijn als het om het curriculum gaat.
Vanuit die gedachte ontwikkelde SLO samen met het opleidersnetwerk de toolkit Curriculumontwerp. Het hart daarvan bestaat uit het zogeheten curriculaire spinnenweb (zie onder), waarin de kernonderdelen van een curriculum staan. ‘Het mooie van die tool is dat die brede vragen opwerpt,’ zegt Van der Meijden, die zelf tien jaar voor de klas stond. ‘Waartoe geef je les? Waarmee doe je dat? Je wordt gedwongen om goed na te denken over wat je wilt met je onderwijs en hoe je dat gaat bereiken.’
Leerdoelen, docentenrollen, bronnen en nog veel meer. In dit curriculaire spinnenweb staan alle kernonderdelen van een curriculum, met in het midden de onderwijsvisie die alles met elkaar verbindt. De verschillende lagen verwijzen naar afspraken op landelijk, school- en klasniveau. Hoe geef je invulling aan elk onderdeel? Waar is er ruimte voor verbeteringen of aanpassingen?
Kijk voor een uitgebreide uitleg op curriculumontwerp.slo.nl/spinnenweb.
Curriculumontwerp zal niet van vandaag op morgen onder leraren ingeburgerd zijn, maakt Nieveen duidelijk. Maar ze denkt wel dat het tij mee zit. ‘Meer eigenaarschap van leraren is een veelgehoorde wens, zie bijvoorbeeld Onderwijs 2032.’ Met een kerncurriculum hebben scholen meer ruimte om een eigen draai aan het lesprogramma te geven. ‘Maar je hebt dan wel leraren nodig die die ruimte effectief kunnen invullen.’ Ook Van der Meijden ziet kansen, al benadrukt hij wel dat scholen zelf de noodzaak van een cultuuromslag moeten inzien. ‘Als scholen straks bijvoorbeeld massaal complete methodes met een “Onderwijs2032-keurmerk” gaan inslaan, zijn we niets opgeschoten. Dan blijven de meeste leraren methodeslaven.’
Daarom ziet Van der Meijden graag dat scholen meer energie gaan steken in het verhelderen van hun visie op wat goed onderwijs is. Want juist leraren die meer autonome keuzes willen maken, hebben het baken van een goed doordachte onderwijsvisie nodig. En daar schort het volgens hem nu nog vaak aan. ‘Een leraar die zijn vak serieus neemt, moet alles wat hij in de klas doet inhoudelijk kunnen koppelen aan de onderwijsvisie van zijn school. Wat wil ik precies bereiken met flipping the classroom? Waarom begin ik elke les met een kwartier uitleg? Meer aandacht voor curriculumontwerp zorgt ervoor dat scholen en leraren zich bewuster worden van dit soort keuzes.’
Moet curriculumontwerp verplichte kost worden voor de leraar van morgen? Nieveen zou al heel tevreden zijn als het een gangbaar onderwerp wordt tijdens de lerarenopleiding en er een beter bijscholingsaanbod komt. ‘Leraren die zich op dit terrein willen ontwikkelen, moeten meer mogelijkheden krijgen.’ SLO heeft daar zelf modules voor in elkaar gezet voor lerarenopleidingen en nascholingsinstituten. ‘Stel dat je in de toekomst in elk team iemand hebt die curriculumontwerp in de vingers heeft, dat zou al heel mooi zijn.’
Evergreens
Elk vak kent ze: evergreens. ‘De middeleeuwse stad’ is een in het geschiedenisonderwijs. Elk lesboek heeft er wel een hoofdstuk over, zegt Bas van der Meijden, lerarenopleider geschiedenis. Maar bekeken vanuit het curriculaire spinnenweb dienen zich tal van alternatieve manieren aan om dit afgegraasde onderwerp te behandelen. ‘Neem bijvoorbeeld het aspect leeromgeving. Waarom geef je hier les over in de klas en niet op locatie in het centrum van pakweg Deventer? Of het aspect leeractiviteiten: waarom besteed je relatief veel tijd aan uitleg en niet aan opdrachten?’
Van der Meijden werkt met ‘bestaansverhelderend onderwijs’: via het verleden beter begrijpen hoe we nu leven. ‘Waarom leven we bijvoorbeeld in steden? Tegenwoordig omdat het gezellig en hip is, vroeger omdat de stad bescherming bood. Dat is een heel ander uitgangspunt. Door kinderen van zoiets bewust te maken, begrijpen ze beter wie ze zijn. Met de door het spinnenweb opgeworpen vragen krijg je als school scherper voor ogen wat je precies wilt bereiken.’
Meer informatie: curriculumontwerp.slo.nl.
Dit artikel is verschenen in de rubriek Leerplan in Didactief, november 2016.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven