Pauselijke Zoeaaf

Tekst Sjoerd Karsten
Gepubliceerd op 09-04-2018
Sjoerd Karsten - Verschillende plekken in het West-Friese Lutjebroek herinneren aan ‘de reus van het dorp’, Pieter Janszoon Jong, de ‘oorlogsheld’ van het katholiek onderwijs. Pieter Jong is meer dan twee meter lang en een vrome katholieke jongen.

In het protestantse Nederland worden in de negentiende eeuw katholieken met grote argwaan bekeken, omdat zij het gezag van de paus boven dat van de eigen natie stellen. Wanneer paus Pius IX in 1860 een oproep doet om zijn heilige staat te verdedigen tegen de nationalisten die voor de Italiaanse eenwording strijden, sturen duizenden katholieke gezinnen uit Nederland hun ongetrouwde zonen zuidwaarts om te vechten voor de paus en de kerk. Deze vrijwilligers worden zoeaven genoemd en hullen zich in een tenue dat lijkt op dat van het Franse vreemdelingenlegioen, een exotisch kostuum met een speciale pet. Een van hen is Pieter Jong. Op zijn inschrijfformulier staat: ‘Een kerel als een boom.’ Daarom moet in Rome een speciaal groot uniform voor hem worden gemaakt.

De arme jongens hebben geen idee van wat hun te wachten staat, maar zijn vol strijdlust. In een ontroerende brief aan zijn moeder schrijft Pieter dat zijn hart beefde bij het zien van de paus met zijn zacht en minnelijk gelaat: ‘“Ha, Hollanders!”, zei hij, en we kregen elk een zilveren medalje.’ Pieter vecht als een leeuw. Wanneer in de slag bij Monte Libretti zijn munitie opraakt, slaat hij nog zeker veertien tegenstanders de schedels in, voor hij zelf sneuvelt. Dat lot treft veel Nederlandse jongens, die het grootste deel van de pauselijke vrijwilligers uitmaken. Na de val van Rome en de nederlaag van de paus keren de meeste overlevenden terug naar Nederland, waar hun het staatsburgerschap wordt ontnomen. In tegenstelling tot de harde reactie van de overheid ontvangt de katholieke gemeenschap de Nederlandse zoeaven als helden.

Drukkerij R.K. Jongensweeshuis Tilburg, opgericht om alle katholieke scholen te voorzien van leermiddelen op goed katholieke grondslag, pikt in 1923 het heldenverhaal van Pieter Jong op en brengt het boekje De held van Lutjebroek op de markt. Het is een rijk geïllustreerd geschiedenisverhaal, geschreven voor leerlingen van de laatste twee klassen van de lagere school. Van alles komt aan de orde: zijn ‘roeping tot zoeaaf’, zijn reis naar Rome, brieven aan familieleden, de overwinningen en nederlagen, en tot slot het gedenkfeest in Lutjebroek op 13 oktober 1917. Katholieke schoolkinderen smullen ervan. In 1935 wordt een enigszins vereenvoudigde versie uitgebracht, die tot in de jaren vijftig aftrek vindt naast de gebruikelijke heiligen- en bekeringsverhalen van de uitgeverij.

In de jaren vijftig zijn de eerste tekenen van de ontzuiling zichtbaar en wordt de band tussen de uitgever en de fraters in Tilburg losser. De uitgeverij verandert ook van naam, al verliest ze niet direct haar katholieke veren. Maar naast scholen bedient ze een ruimere markt. Met de missieverhalen verdwijnt De held van Lutjebroek uit het fonds. Andere ‘helden’ in de boekjes veranderen van kleur. Zo doet de beroemde Arendsoog niet langer schietgebedjes en dankt hij de Voorzienigheid niet meer. De boekjes worden zelfs multicultureel van aard. De katholieke markt blijkt uiteindelijk te klein om als uitgever te kunnen overleven.

In Lutjebroek blijft de naam van Pieter Jong nog wel voortleven. De plaatselijke voetbalvereniging heet nog steeds naar de zoeaven, maar het hoofdveld is vernoemd naar nieuwe helden: de broertjes Ronald en Frank de Boer, die ooit daar hun voetballoopbaan begonnen.

Sjoerd Karsten is emeritus hoogleraar Onderwijskunde. 

Deze column verscheen in Didactief, april 2018.
 

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent