Daar waren ze dan weer, de Pisa-resultaten van 2022, als een aanzwellende golf van onbehagen. Nederlandse leerlingen presteren opnieuw slechter op het gebied van lezen, rekenen/wiskunde en de natuurwetenschappen, blijkt uit het internationale vergelijkingsonderzoek. Het kwam als een mokerslag aan.
Grof gezegd ontvouwt zich een tweedeling in de reacties, zien wij als team ‘Red het Onderwijs’. Aan de ene kant een steeds groter wordende beweging die de Pisa-cijfers als een onheilspellend signaal beschouwt en haar bezorgdheid luid verkondigt. Meestal zijn dat wetenschappers en leraren die pleiten voor meer expliciete instructie in het onderwijs en modern-traditionele onderwijsvormen aanhangen.
Aan de andere kant staan onderwijsvernieuwers die de uitkomsten met een korreltje zout nemen en ze het liefst maskeren met subjectieve meningen. De ergste variant is die van de stemmen die het internationale onderzoek simpelweg irrelevant verklaren. Ze nemen de stelling in dat het in het onderwijs om totaal andere zaken gaat. “Onderwijs is toch meer dan taal en rekenen?”, zo menen zij. Zeker dat is zo, maar zonder voldoende lees- en rekenvaardigheid, komen we niet eens toe aan die ‘andere zaken’.
Bij de laatste landelijke verkiezingen kreeg het onderwijs nauwelijks aandacht, weggedrukt in het politieke schimmenspel. Zelfs nu, met de alarmerende Pisa-resultaten, toont de overheid zich allesbehalve bereid tot doortastend ingrijpen. Het gebrek aan daadkracht in overheidskringen speelt de ‘sceptici’ in de kaart. In deze schermutselingen voelen wij de noodzaak om deze uiteenlopende reacties te duiden.
Een veelgehoord geluid is dat motivatie het fundament van onderwijs moet zijn; pas daarna kun je aandacht schenken aan vakken als lezen en rekenen. Volgens dit idee moet de leerling als het ware de eigenaar van het eigen leerproces zijn. Het Pisa-onderzoek wordt hierbij als onzinnig terzijde geschoven vanwege de nadruk op cognitieve vakken. Wetenschappelijk onderzoek toont echter keer op keer aan dat motivatie niet de voorwaarde is voor leren, maar juist het gevolg ervan. Zonder leersucces kan motivatie zelfs vervliegen.
De school is de arena waar leerlingen in aanraking komen met onbekende kennis, iets wat ouders niet kunnen bieden. Niet het verbeteren van bestaande vaardigheden, maar het ontdekken van het onbekende of het verwerven van het onbeminde vormen de kern.
Weer anderen pleiten voor school als maatschappelijk fenomeen met een grote pedagogische opdracht die eruit bestaat om vooral goede burgers voort te brengen. Daarbij lijkt het aanleren van basisvaardigheden als taal en rekenen ondergeschikt. Dit is een hardnekkige, moeilijk te bestrijden onderwijsideologie die haar oorsprong vindt in het idee van ‘een maakbare samenleving’.
De afgelopen jaren heeft ze aan populariteit gewonnen. Ze vergeten dat je je alleen kunt ontwikkelen tot goede burger, als je de nodige kennis en vaardigheden hebt!
Twintig jaar geleden waren de Pisa-cijfers nog redelijk op orde en de vijftienjarige leerlingen nog functioneel geletterd en bedreven in rekenen en wiskunde. Een brede kennisbasis bood toen nog ruimte voor het begrijpen en waarderen van teksten, met zelfs plaats voor muziek, kunst en gymlessen. Maar dat was vóór de intrede van talloze ‘levenslessen’ in het klaslokaal: burgerschap, zelfredzaamheid, ondernemerschap, gezond leven, EHBO, gebarentaal, programmeren, enzovoort. Stuk voor stuk belangrijke zaken, maar het moeten bijzaken zijn in de klas.
Ten slotte zijn er de pleitbezorgers van een voorzichtige aanpak als reactie op de dalende leerresultaten. Ze willen tekortkomingen aanpakken door meer aan te sluiten bij de behoeften van leerlingen. Als een leerling niet veel belangstelling toont voor rekenen, wiskunde of taalonderwijs, dan moet dat vooralsnog niet worden aangeboden. Gepersonaliseerd onderwijs heet dat. Deze aanpak door zachte heelmeesters heeft te veel stinkende open wonden achtergelaten.
Sterker nog, ouders zoeken zelf tegen forse bedragen taal- en rekenonderwijs buiten de school omdat het op veel scholen niet meer op de juiste manier wordt aangeleerd.
Het zogeheten ‘realistisch rekenen’ heeft volgens de onderwijsinspectie inmiddels een marktaandeel van 100 procent. Het Nederlands rekenonderwijs slaagt er al meer dan twintig jaar niet in om het vak op een bevredigend niveau te krijgen, waarbij de leerlingen daadwerkelijk de basisvaardigheden beheersen.
Het lijkt erop dat Pisa de noodklok luidt voor dovemansoren. Het probleem in Nederland is al jaren kristalhelder: de kwaliteit van het onderwijs moet omhoog. Team Red het Onderwijs hanteert de stelling dat de leraar verantwoordelijk is voor het leren van de leerling. Dit impliceert geen roep om meer tucht en afrekening, maar een pleidooi voor betere opleidingen en ruimte om het werk op wetenschappelijk verantwoorde wijze te verrichten.
Verandering brengen in de monocultuur van realistisch rekenen zou een enorme boost geven aan de rekenvaardigheden van de jeugd. En het afschaffen van begrijpend lezen en het invoeren van een kennisrijk curriculum zal de lees- en taalontwikkeling versterken. Begrip van teksten is immers onmogelijk zonder achtergrondkennis.
Sezgin Cihangir (directeur Nederlands Mathematisch Instituut), Anna Bosman (hoogleraar pedagogiek Radboud Universiteit) en Paul Kirschner (hoogleraar onderwijspsychologie Open Universiteit) zijn alle drie lid van het team Red het Onderwijs.
Dit artikel verscheen eerder hier.
Dit is een ingezonden artikel, waarvoor de redactie niet verantwoordelijk is. Lees hier meer over ons beleid aangaande ingezonden stukken. |
1 Dossier: PISA
2 PISA: venijn zit in de staart
3 PISA nader bekeken: VMBO zakt door het ijs
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven