Kwekelingen

Tekst Sjoerd Karsten
Gepubliceerd op 05-12-2017
Sjoerd Karsten - Wanneer Jan Ligthart en Adriaan Gerhard elk op een volksschool in de Jordaan zitten, breekt in 1866 een vreselijke cholera-epidemie uit, die in Amsterdam meer dan duizend slachtoffers maakt. Artsen zitten met hun handen in het haar en wijten de ziekte aan giftige dampen, die zich via de lucht verspreiden. Zij pleiten daarom voor schoolgebouwen met hoge plafonds en ramen die open kunnen.

In de scholen van Ligthart en Gerhard is dat nog niet het geval. Zij zitten met z’n honderden samengepropt in één lokaal ter grootte van een ‘flinke dwarsstraat’, waarin de klassen zijn verdeeld over rijen banken. Bij meer dan vijftig leerlingen moet er van de wet een schot tussen en een hulpje bij.

Ligthart en Gerhard komen uit een eenvoudig milieu. De ouders Ligthart tobben al jarenlang met hun slechtlopende kruidenierszaak en zijn nauwelijks in staat het schoolgeld te betalen. Vader Gerhard is kleermaker, maar wordt ontslagen vanwege zijn revolutionaire opvattingen. Veel perspectieven hebben de beide jongetjes in de hoogste klas niet. Hoe knap ze ook zijn, een academische studie zit er financieel niet in. Ligthart droomt van een baan als dominee. Hij is te zwak om, zoals zijn broers, timmerman te worden. Maar gelukkig is er voor deze slimme kinderen nog een kans: het onderwijsvak. Er is namelijk een groot tekort aan hulpjes voor de bovenmeester.

‘Verknoeide deuren vallen in ’t oog, verknoeide kinderen ziet niemand’

Ligthart kan het zich later nog goed herinneren: ‘Hoe mijn hart opsprong van blijde verlichting, toen de bovenmeester mij dit uitzicht opende: ik kon kweekeling worden. Dan kostte ik niets en zou zelfs wat verdienen: gratis opleiding en vijf gulden in drie maanden.’ Ook Gerhard wordt gevraagd om bij de bovenmeester in de leer te komen. Hij is minder opgetogen. Hij zou liever verder willen leren. Maar als oudste in een gezin met tien kinderen en een werkloze vader, zit er weinig anders op. Gerhard is alleen blij als hij de eerste keer met zijn zuurverdiende centen thuiskomt. Maar als twaalfjarige wordt hij meteen in het diepe gegooid en moet hij de leerlingen aan de ‘lage eerste bank’ leren lezen. De kleintjes worden vaak overschreeuwd door de grote kinderen, die pas stil worden als de bovenmeester het lokaal in komt.

De gratis opleiding stelt weinig voor. Studeren voor onderwijzer bestaat vooral uit memoriseren. ‘Zijn les opzeggen: een boek oplezen, zonder het boek,’ aldus Ligthart. Al snel krijgen de kwekelingen een rij met veertig kinderen onder hun hoede. Verder moeten ze de kunst afkijken van de meesters en juffen in het lokaal. Tussen 1858 en 1880 bestaat ongeveer een kwart van het personeel uit kwekelingen en dat komt de kwaliteit van het onderwijs bepaald niet ten goede. Daarom wordt de roep om betere opleidingen steeds luider.

Uiteindelijk schaft de minister in 1878 het kwekelingenstelsel af. Het belangrijkste opleidingsinstituut wordt de kweekschool. Die in Amsterdam opent zijn poorten in 1876. Voor timmerman, het vak van de broers van Ligthart, bestaat er al lang een opleidingsinstituut. Vanwaar dit verschil? Ligthart: ‘Ik weet geen ander antwoord dan: hout kost geld. En kinderhersens krijg je binnen schedelverpakking thuis. (…) Verknoeide deuren en vensters en kappen schreien ten hemel – die vallen ieder in ’t oog en zijn onbruikbaar. Verknoeide kinderen schreien niet eens ter aarde – niemand ziet ze. En zo zijn de mensen angstvalliger, waar het deuren dan waar het kinderen betreft.’

Ligthart schopt het tot schoolhoofd in de Haagse Schilderswijk, waar hij met zijn personeel nieuwe lesmethoden ontwerpt. Gerhard wordt hoofd van een volksschool in de Jordaan en uiteindelijk zelfs lid van de Tweede Kamer, waar hij jarenlang de stem van de leraar is.

Sjoerd Karsten is emeritus hoogleraar Onderwijskunde. Bekijk hier alle korte docu’s van Wandelen met Sjoerd Karsten.

Dit artikel verscheen in de rubriek 'Wandelen met Sjoerd Karsten' in Didactief, debember 2017.

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent