Behalve acute gevolgen voor 253 leerlingen, heeft sluiting van de school grote impact op het onderwijsaanbod in het snelst groeiende stadsdeel, een gebied waar van oudsher weinig te kiezen valt. Ouders, leerkrachten en onderwijsvernieuwers staan voor een raadsel: waarom krijgt een veelbelovend onderwijsinitiatief geen fatsoenlijke kans om zich te bewijzen? Waarom die haast, Rome is toch ook niet in één dag gebouwd?
Klein Amsterdam komt voort uit de scholenwedstrijd Onze Nieuwe School. Deze pilot uit 2016 moest een vernieuwingsimpuls geven in gebieden met een schraal onderwijsaanbod en de innovatiekracht van Amsterdam benutten. Ook was het een antwoord op adviezen van de Onderwijsraad om vernieuwing te organiseren en een poging bestaande machtsverhoudingen binnen het stelsel te doorbreken die innovatie verhinderen. De school gebruikt de stad als leeromgeving: leerlingen gaan de stad in om te leren, en de stad komt de school in om leren mogelijk te maken. “Een aanwinst voor het onderwijsaanbod in de stad", stelde de jury destijds. Met Klein Amsterdam koos Amsterdam voor een school die het leren dienend wilde maken aan de ontwikkeling van kinderen.
De school startte medio 2018 een noodgebouw op een braakliggende kavel. Al snel lootte Klein Amsterdam de meeste kinderen uit van de hele stad. De gevestigde orde was mordicus tegen de komst van een nieuwe school: een rechtszaak vanuit grote schoolbesturen vertraagde de opening en betekende dat de school als ‘eenpitter’ van start ging. Uitdagingen waren talrijk: nieuwbouw, online lesgeven, het lerarentekort én een nieuw concept neerzetten. Plus voortdurende druk om snel te groeien. De reality check volgde voorjaar 2023 met het inspectierapport, dat kritisch oordeelde over de onderwijskwaliteit en de manier waarop de school werd bestuurd.
Schoolstichting is a priori een risico voor de onderwijskwaliteit. De inspectie bezoekt een schoolbestuur gemiddeld eens per 4 jaar, en uit gegevens van de inspectie blijkt dat veel nieuwe initiatieven onvoldoende scoren. Van de Nederlandse basisscholen die de inspectie de afgelopen twee jaar bezocht, scoorden 42 ‘zeer zwak’. Een disproportioneel groot deel daarvan (20-25%) bestond minder dan zeven jaar. Een slecht eerste rapport is dus - helaas - relatief ‘normaal’.
Inspectierapporten zijn in de regel de opmaat voor een verbeteropdracht. Scholen die een zware onvoldoende krijgen, hebben wettelijk een jaar de tijd om verbeteringen door te voeren en het niveau op te krikken naar een onvoldoende of voldoende. Op Klein Amsterdam vraagt men zich af waarom de interim-bestuurder heeft nagelaten kanttekeningen te plaatsen bij het inspectierapport, en waarom een herstelplan geen behoorlijke kans krijgt. Leerkrachten en ouders werken aan een realistisch herstelplan en zijn ervan overtuigd dat een dergelijk herstelplan haalbaar is binnen de termijn die de inspectie stelt.
Het is een overheidstaak om te zorgen voor een breed, kwalitatief onderwijsaanbod. Waar sommigen terugdeinzen voor vernieuwing en traditioneel onderwijs zien als de belangrijkste maatstaf voor kwaliteit en motor voor sociale mobiliteit, stellen vernieuwers juist dat onderwijsvernieuwing zorgt voor een rijkgeschakeerd onderwijsaanbod dat toegankelijk is voor álle kinderen. Weliswaar kiest niet elke ouder in eerste instantie voor een nieuw onderwijsinitiatief, maar in een pluriform onderwijslandschap kunnen traditioneel en vernieuwend onderwijs elkaar juist aanvullen en kruisbestuiven.
Komend najaar wordt de nieuwe wet Meer Ruimte voor Nieuwe Scholen (2021) geëvalueerd. De casus van Klein Amsterdam is exemplarisch voor de omgang met vernieuwing in een verouderd stelsel. Men schiet in een kramp en gooit de handdoek in de ring bij de eerste de beste tegenslag, terwijl het juist bestuurlijke moed en doorzettingskracht vergt op alle niveaus om noodzakelijke verandering te realiseren. Ook traditioneel vernieuwingsonderwijs (Montessori, Jenaplan, Dalton en vrijeschool) verwierf mettertijd een plek in het onderwijslandschap. Maar ook dat kostte tijd en moeite.
Of deze school bestaansrecht heeft, moet mettertijd blijken. Aan belangstelling bij ouders ontbreekt het niet. Maar zoals je een kind begeleidt naar volwassenheid, leert falen en helpt op te staan, is het nodig om vernieuwende initiatieven met voldoende tijd, middelen en aandacht te ondersteunen. Om Klein Amsterdam een fatsoenlijke kans te geven om zich te bewijzen, zijn nu bevlogen, moedige bestuurders nodig, op (onderwijs)bestuurlijk en politiek niveau, die dit karwei kunnen helpen afmaken.
Floor Lamet (links) en Judith Fischer (rechts) zijn de ontwikkelaars en oprichters van Klein Amsterdam.
Dit artikel verscheen eerder in het Parool, 23 oktober 2023.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven