Als Zeeuwse boerenzoon is hij wel wat ontberingen gewend, en de rust en het isolement van het dorpje kan hij goed gebruiken om veel te studeren en te schrijven. Zo kan hij uitgroeien tot een van de meest spraakmakende pedagogen van de negentiende eeuw.
Als hartstochtelijk jager vraagt Geluk onmiddellijk een vergunning aan om in de omgeving wild te kunnen schieten. Hij krijgt die akte, mits zijn jachtbedrijf ‘geen hinder voor het onderwijs’ betekent. Die officieel geuite vrees is niet ongegrond. Plattelandsonderwijzers willen hun tijd nogal eens gebruiken om hun karige salaris aan te vullen in natura: kippen, eieren en groenten.
Zijn tweede verzoek aan de autoriteiten stuit op meer verzet. Geluk wil graag voorlezer en voorzanger van de hervormde gemeente worden. Dat is in strijd met de nog jonge wet uit 1857 die het onderwijzend personeel van openbare scholen verbiedt om kerkelijke ambten te bekleden. Het openbaar onderwijs heeft tot dan toe een uitgesproken protestants karakter, en daar wil de wetgever van af. Openbare scholen moeten in het vervolg neutraal zijn. Om niet langer aanstootgevend te zijn voor andersdenkenden moeten ook de schoolboeken flink worden aangepast. Desalniettemin zet Geluk zijn wens door. Uiteindelijk weet hij samen met de kerkenraad minister Thorbecke te bewegen om toch toestemming te verlenen.
Ondanks zijn kerkelijke ambten en zijn sterke geloofsovertuiging doet Geluk niet mee aan de steeds luider klinkende roep om meer bijzondere scholen van een duidelijk protestantse signatuur. Integendeel, hij is een verklaard voorstander van een ‘gemengde openbare school’. In zijn beroemde Woordenboek voor opvoeding en onderwijs uit 1882 besteedt hij hieraan ruime aandacht. Voor Geluk is de openbare school ‘een uitstekend middel tot het aankweeken van verdraagzaamheid’. Het bijzonder onderwijs is een gevaar, omdat het de jeugd in ‘een dwangbuis van confessionele stelsels’ dwingt. Geluk keurt orthodoxie af, maar bepleit evenmin strikt neutraal onderwijs. Hij is voor een ‘ethische’ opvoeding die kinderen leert over goed en kwaad. Daarin blijft hij een overtuigd christen.
Ondanks zijn geloof pleitte Geluk voor openbare scholen
Met zijn Woordenboek maakt Geluk furore. De bekende onderwijshervormer Jan Ligthart noemt het een ‘helder meesterwerk’. Koningin Emma vraagt Geluk aan het hof, om haar raad te geven over de opvoeding van prinses Wilhelmina. Verder succes kan dan ook niet uitblijven. Steeds meer profileren Geluk en zijn vriend Harm de Raaf, directeur van de Rijkskweekschool in Middelburg, zich als de grondleggers van een wetenschappelijke pedagogiek. ‘Eerst de theorie, dan de practijk’, is hun motto. Er moet een theorie over opvoeding en onderwijs komen ‘waaraan zelfs de koppigste practicus zich moet onderwerpen’. Vooral De Raaf gaat daar heel ver in. Volgens hem neemt de onderwijzer een ondergeschikte positie in; de ‘methodische behandeling der leerstof’ krijgt voorrang.
Dit standpunt leidt aan het begin van de nieuwe eeuw tot een heftig conflict met een nieuwe generatie zelfbewuste onderwijzers, die niets wil weten van al die wetenschappelijke pretenties. De rebelse Piet Bol en Theo Thijssen beginnen hun kruistocht tegen wat zij de ‘papieren pedagogiek’ noemen. Al snel raakt de term ‘wetenschappelijke pedagogiek’ besmet. Volgens Bol en Thijssen is die in de praktijk van geen enkele waarde. Compromisloos gaan zij tekeer tegen alles dat riekt naar ‘methoden’ of voorschriften. Dat doet geen recht aan iemand als Geluk, die bij zijn begrafenis in 1919 door de dorpsbewoners wordt geëerd. Hij was altijd in Dinteloord gebleven, en wie er ook maar een probleem had, er was altijd de ‘eenvoudige onderwijzerswoning, waar men nimmer tevergeefs aanklopte’.
Sjoerd Karsten is emeritus hoogleraar Onderwijskunde.
Bekijk alle korte docu’s van Wandelen met Sjoerd Karsten op didactiefonline.nl/video.
Dit artikel verscheen in de rubriek 'Wandelen met Sjoerd Karsten' in Didactief, april 2017.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven