Het verdriet van Ibn Ghaldoun

Tekst Boudewijn van Velzen
Gepubliceerd op 21-06-2013
Boudewijn van Velzen - Leerlingen, leerkrachten, schoolleiders, ouders en bestuurders van scholen op islamitische grondslag in ons land hebben ongetwijfeld een ontzettend moeilijke week achter de rug.

Leerlingen van Ibn Ghaldoun, islamitische school voor voortgezet onderwijs in Rotterdam, lijken examenopgaven te hebben gestolen, met als gevolg dat hun vrienden volgende week alles opnieuw moeten doen. Bleef het daarbij, dan was het leed nog te overzien. Maar er gebeurde meer: alle leerlingen van alle scholen voor vo in het land hebben een paar dagen in de piepzak gezeten, bestuur en schoolleiding werden bestookt door de media, politici riepen om het sluiten van de school, de stichting van andere middelbare scholen op islamitische grondslag zal ongetwijfeld moeilijker dan ooit worden. Emoties liepen hoog op: 18 juni sloot een actiegroep met kettingsloten de poort van de school onder het motto 'wij doen wat de politiek niet doet'. En daarna raakten leerlingen slaags met cameramannen. De trend lijkt: wanneer houden we eens op met dat islamitische onderwijs?

Iets meer dan een jaar geleden, op 7 juni 2012, stond op de voorpagina van Trouw: 'Islamitische scholen. Felicitaties van minister: kwaliteit onderwijs met sprongen vooruit.' Dat bericht sloeg op de basisscholen die zijn aangesloten bij ISBO, de landelijke koepel voor scholen op islamitische grondslag. In het begin van dit jaar bleek dat twee van die scholen het predicaat 'excellent' hebben verdiend.

De reacties op deze berichten waren op zijn zachts gezegd lauw te noemen. Maar wat mij betreft zouden ze op zijn minst aanleiding kunnen zijn om de vraag naar het bestaansrecht van deze scholen genuanceerd te benaderen. Natuurlijk is het evident dat er van alles aan de hand is in, met en rond die scholen. Maar is dat intussen niet het geval met heel veel scholen, ongeacht de grondslag? Zou het niet zo kunnen zijn dat ons mooie onderwijsstelsel met het daarbij opgetuigde bestel van instituties en instellingen zich maar moeizaam verhoudt tot een samenleving die heel wat dynamischer en complexer is dan in de tijd dat het werd ontworpen?

Scholen op islamitische grondslag heb ik de afgelopen jaren leren kennen toen ik meewerkte aan het KIO-project, een programma van ISBO dat is gericht op het verbeteren van de onderwijskundige en bestuurlijke kwaliteit van de aangesloten scholen. De felicitaties van de toenmalige minister hadden betrekking op de resultaten van dat programma.

Het heeft mij altijd getroffen met hoeveel inzet leerkrachten en schoolleiders willen werken aan de kwaliteit van de lessen, in de volle overtuiging dat het in het belang van hun leerlingen is om het goed én om het goede te doen. Maar wat me ook heeft getroffen is de intensiteit van de dialoog die in al die scholen noodzakelijkerwijs moet worden gevoerd over de spanning - die eigenlijk in elke bijzondere school bestaat - tussen de wettelijke opgave (vastgelegd in wet en regelgeving) en de eigen levensvisie.

Het blijkt dan van groot belang om heel precies te zijn in het onderscheiden van een school op islamitische grondslag (dat is een grondwettelijk recht) en islamitisch onderwijs (dat mag misschien wel, maar wordt in elk geval niet gesubsidieerd). Voor ons, opgegroeid in de Nederlandse traditie, lijkt dat onderscheid een open deur. Voor veel leerlingen, ouders, leerkrachten en schoolleiders met een migrantenachtergrond is dat helemaal niet eenvoudig.

Hetzelfde kan gezegd worden over de bestuurders. Een groot aantal besturen van scholen op islamitische grondslag weet heel goed wat er van hen gevraagd wordt in termen van goed bestuur en handelt daarnaar. Anderen hebben daar meer moeite mee. Het gaat dan niet om de woorden van de code goed bestuur, maar vooral om het bestuurlijk gedrag in de praktijk van alledag. Die tegenstelling heeft er toe geleid dat de ISBO een aantal besturen heeft geroyeerd, waardoor niet alle scholen op islamitische grondslag lid zijn van de koepel. En voor het overige weten we allemaal dat ook menig bestuurder van scholen op andere dan islamitische grondslag worstelt met de invulling van wat goed bestuur nu eigenlijk is.

Is er dan niets aan de hand in de Ibn Ghaldoun school? Er is van alles aan de hand, en ik zie dat als een reflectie van het moeizame proces dat deze school doormaakt naar wat het uiteindelijk zal moeten worden: een gewone Nederlandse school. Peter Senge maakt in zijn boek Lerende Scholen (2003, Academic Service) duidelijk dat voor echte gedragsverandering het mentale model van de betrokkenen moet wijzigen. Mentale modellen zijn de beelden, veronderstellingen en verhalen over onszelf, de anderen, de instellingen en alle overige relevante aspecten van de wereld om ons heen. Ik vind dat er veel te weinig wordt gedaan om scholen op islamitische grondslag te helpen bij het begrijpen van de mentale modellen die de basis vormen van het Nederlandse denken en handelen over goed onderwijs en goed bestuur. Het helpt dan niet om te roepen dat zo'n school dicht moet, het helpt niet om weer eens een ideologisch geladen debat over de grondwet te gaan voeren en het helpt ook niet om zo'n school met pappen en nathouden overeind te houden tot het uiteindelijk vanzelf weer mis gaat.

Wat wel zou kunnen helpen is als alle betrokkenen vanaf de eerste dag dat zo'n school op islamitische grondslag wordt gesticht met elkaar vaststellen dat het er nu om gaat om hier het best mogelijke onderwijs voor de leerlingen te realiseren. Voor die leerlingen is het ideologische, politieke, bestuurlijke, organisatorische debat dat zo'n stichting altijd lijkt op te roepen volstrekt irrelevant. Dat debat houdt vooral een groot aantal volwassenen van de straat. Voor de leerlingen telt alleen de onderwijskundige kwaliteit. En net als bij elke school die wordt betaald uit de openbare kas weten we best hoe dat kan worden gerealiseerd. Ook door de leerkrachten van de Ibn Ghaldoun is in de afgelopen jaren bewezen hoe in relatief korte tijd goed onderwijs kan worden gerealiseerd.

Ik kijk met bewondering naar Bart Renders, de rector van de Ibn Ghaldoun. Hij lijkt gestaag te blijven werken aan dat onderwijs voor zijn leerlingen, zonder het tumult te ontkennen. Ik mag hopen dat hij het volhoudt. Hij is een goede keuze voor deze klus gebleken.

Ik kijk met zorg naar het bestuur van de school en hoop dat men daar nu echt begrijpt dat goed besturen iets anders is dan al onderhandelend hopen dat de school mag blijven bestaan. Dat een school (openbaar, katholiek, islamitisch)bestaat, is niet van belang – wat de school levert, daar gaat het om. Ik kijk op de website van ISBO en vind geen enkele verwijzing naar alles wat een van haar leden nu moet doormaken. ISBO weet als geen ander wat er gedaan kan en moet worden om scholen op islamitische grondslag op te stoten in de vaart der volkeren. Een beetje kritische solidariteit moet toch kunnen.

En ik moet echt diep zuchten als de wethouder van onderwijs in Rotterdam in een eerste reactie zegt dat de school dicht moet. Ik begrijp de frustratie, want Rotterdam heeft echt ruimhartig financiële hulp geboden – en dan dit. Misschien toch eerst eens met zorg kijken naar de manier waarop de hulp is gerealiseerd?

De geleerde Ibn Ghaldoun verrichtte in de veertiende eeuw baanbrekend werk door historische en economische processen te analyseren in termen van oorzaak en gevolg. Ik mag hopen dat we even adem halen en zo'n analyse maken voordat we welke actie dan ook ondernemen.

Boudewijn A.M. van Velzen is onderwijsadviseur en trainer.

Lees hier deel 2 van deze blog.

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent