De twee K-problemen van het Nederlandse basisonderwijs

Tekst Anna Bosman en Sezgin Cihangir
Gepubliceerd op 15-09-2022
Anna Bosman en Sezgin Cihangir - Het ene Nederlandse kind krijgt meer kansen dan het andere. Een kabinetsplan voor een verlengde brugklas werkt averechts, denken Anna Bosman en Sezgin Cihangir.

Kansenongelijkheid is een groot probleem in het Nederlandse onderwijs. Een van de factoren die daar aan bijdragen, is dat de juf of meester van groep 8 bepaalt naar welk vervolgonderwijs de leerling gaat. Twee leerlingen met exact dezelfde Cito-score krijgen niet per se hetzelfde schooladvies. Goed presterende leerlingen uit lagere milieus krijgen een lager ‘advies’, dan diezelfde leerlingen uit hogere milieus, omdat de leerkracht veronderstelt dat ze thuis te weinig ondersteuning zullen krijgen.

Wij hebben ons altijd verbaasd over deze verantwoording voor het lagere schooladvies. Is het niet juist een aanbeveling als een kind ondanks het minder stimulerende thuismilieu toch een goede Cito-toets weet te halen? Waarom wordt dit bestraft met een lager in plaats van een hoger schooladvies?

Een parkeerbon, een kapvergunning:
Burger kan tegen elk overheidsbesluit
in beroep behalve tegen het ‘schooladvies’

Dat ‘advies’ is overigens een eufemisme, want het is bindend en er is geen beroep tegen mogelijk. Een parkeerbon, een kapvergunning, een subsidiebesluit, je kunt als Nederlandse burger tegen elk overheidsbesluit in beroep, behalve tegen het ‘schooladvies’ aan het einde van de basisschool.

Kortom, aan deze onrechtvaardigheid moet een einde komen. Dat zijn wij met iedereen, inclusief minister Wiersma eens. Maar of de voornemens van de minister om van de eindtoets een doorstroomtoets te maken de oplossing is, is maar de vraag. Er staat namelijk een andere, veel grotere roze olifant in de onderwijskamer waarvoor eerst een oplossing moet worden gevonden: de kwaliteit van het Nederlandse basisonderwijs.

 

Basisvaardigheden

Wiersma heeft bij zijn aantreden laten weten vooral te willen inzetten op het verbeteren van de basisvaardigheden taal en rekenen. Dat stemde ons hoopvol ten aanzien van vooral leerlingen uit lagere sociale milieus. We weten namelijk dat leerlingen uit deze milieus niet alleen oneerlijk geadviseerd worden, maar ook onevenredig veel last hebben van kwalitatief slecht onderwijs. Leerlingen uit hogere sociale milieus kunnen bij een gebrek aan goed onderwijs bijles krijgen of worden door de ouders bijgespijkerd. Die kansen hebben leerlingen uit de lagere milieus meestal niet.

Zolang de kwaliteit van het basisonderwijs niet op orde is, is het dweilen met de kraan open. Het uitstellen van de selectiemoment is dan slechts een doekje voor het bloeden. De kans is overigens ook levensgroot dat de kansenongelijkheid alleen maar toeneemt, omdat leerkrachten de ontwikkeling van leerlingen nóg langer op zijn beloop kunnen laten. Als leerlingen achterlopen, dan kunnen we ouders geruststellen met: ‘Maar mevrouw, maakt u zich geen zorgen, uw kind hoeft pas op zijn 15e te kiezen. Hij is een trage leerling, het komt wel goed.’

 

Eindtoets

De eindtoets minimaal twee of drie jaar uitstellen, terwijl ons basisonderwijs zodanig ondermaats presteert dat we elk jaar een plaatsje zakken op de internationale ranglijsten, lost het probleem van kansenongelijkheid niet op. In feite betekent het uitstellen van de selectiemoment dat de minister twee of drie jaar ineffectief onderwijs toevoegt aan de bestaande basisschool. Op deze manier betekent latere selectie feitelijk uitstel van executie.

Laten we ons ook realiseren dat de brede brugklassen die zo geambieerd worden, veel meer vraagt van leerkrachten dan het huidige onderwijssysteem. Ze moeten leerlingen van allerlei niveaus bedienen; een taak waar de meeste leerkrachten niet op toegerust zijn.

Ook wij willen dat kansenongelijkheid vermindert, maar de belangrijkste, noodzakelijke voorwaarde is verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. Daar profiteert iedere leerling van. De twee K-problemen van het huidige Nederlandse onderwijs zijn niet onafhankelijk van elkaar. Kwaliteit op orde vermindert de Kansenongelijkheid. Daarom zijn wij het met minister Wiersma eens om geen grootscheepse (megalomane) onderwijshervorming door te voeren, terwijl wij weten dat de basis nog lang niet op orde is. Laten we inzetten op onderwijsverbetering; die taak vraagt nu eerst en met grote spoed al onze tijd en aandacht.

 

Anna Bosman is hoogleraar en directeur opleiding pedagogische wetenschappen van primair onderwijs, Radboud Universiteit

Sezgin Cihangir is directeur van het Nederlands Mathematisch Instituut. Beide auteurs zijn lid van Team Red het Onderwijs.

 

Dit artikel is eerder verschenen in Trouw.

Verder lezen

1 Onderwijsraad wil reset
2 Middenschool 2.0: analyse en oplossingen
3 De tienerschool en maatwerkdiploma’s zijn niet de oplossing

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent