Beide artikelen zijn gebaseerd op kernbegrippen uit de psychologie. Het eerste is self-efficacy (in het Nederlands zelfeffectiviteit) een begrip dat Albert Bandura lanceerde in 1977: het ingeschatte vermogen van een persoon in de eigen bekwaamheid om met succes een bepaalde taak te volbrengen of een probleem op te lossen. Niet te verwarren met zelfvertrouwen. Het tweede, sterk verwante begrip is motivatie, datgene wat een individu tot bepaald gedrag drijft. Dit ligt heel dicht bij interesse als we het hebben over intrinsieke motivatie; de motivatie die uit de persoon zelf komt en die niet 'ingebracht' of veroorzaakt is door een andere persoon of een externe beloning.
Het eerste artikel (van Holzberger, Philipp, & Kunter) gaat over het samenspel tussen wat de leraar denkt te kunnen doen (self-efficacy) en wat hij of zij denkt nodig te hebben (intrinsieke behoeften). De onderzoekers keken naar de invloed van het gevoel van zelfeffectiviteit van leraren in het voortgezet onderwijs (bijvoorbeeld: Als ik mijn best doe, kan ik de prestaties van mijn leerlingen positief beïnvloeden) op de ervaren autonomie (Ik kan mijzelf zijn in de klas), competentie (Ik ga meestal naar huis met een gevoel van tevredenheid) en verwantschap (Ik zie mijn collega's als vrienden). Zowel zelfeffectiviteit als intrinsieke behoeften voorspellen ieder afzonderlijk hoe de leraar lesgeeft: hoe hoger, des te 'beter' leerlingen de instructie vinden. Maar het bijzondere is dat er een negatieve wisselwerking lijkt te zijn tussen de twee. De docent-leerling-relatie wordt negatief beïnvloed wanneer de school leraren niet tegemoet komt aan hun intrinsieke behoeften, terwijl zij wel denken zelfeffectief te zijn. Duidelijk is dat de schoolleiding er goed aan doet na te gaan hoe ze het gevoel van voldoening van leraren kan versterken!
Het tweede artikel (van Lee, Lee, & Bong) kijkt met een vergelijkbare lens, maar nu naar de leerling. De onderzoekers keken of individuele interesse (ofwel de intrinsieke motivatie) van VO-leerlingen beter de zelfregulatie (controle nemen over het eigen leren) en leerprestaties kon voorspellen dan zelfeffectiviteit. Overeenkomend met veel ander onderzoek bleek zelfeffectiviteit een redelijke voorspeller van zowel leren als zelfregulatie: Ik denk dat ik het kan en dus leer ik beter en - mits dat goed gaat - reguleer ik mijn eigen leren ook beter. Maar ze ontdekten ook dat interesse daarvoor een directe voorspeller was, onafhankelijk van de zelfeffectiviteit!
Dus als de docent en scholen graag willen dat leerlingen (deels) controle over en verantwoordelijkheid voor hun leren nemen - denk aan de veelbesproken 21e eeuwse vaardigheden - zij twee afzonderlijke bronnen van motivatie moeten zien te stimuleren. De onderzoekers waarschuwen hierbij dat datgene wat de zelfeffectiviteit bevordert, niet noodzakelijkerwijs ook de intrinsieke motivatie of interesse bevordert en andersom. Daar moeten we dus niet te gemakkelijk over denken. Om dit te bereiken zijn excellente docenten nodig die, zoals John Hattie ook stelt, een hoog niveau van zowel vakinhoudelijke als vakdidactische kennis hebben.
Volg Paul ook op Twitter: @P_A_Kirschner.
Dit artikel is ook verschenen in het aprilnummer van Didactief, 2014.
Bronnen:
Holzberger, D., Philipp, A., & Kunter, M. (2014). Predicting teachers' instructional behaviors: The interplay between self-efficacy and intrinsic needs. Contemporary Educational Psychology.
Lee, W., Lee, M-J., & Bong, M. (2014). Testing interest and self-efficacy as predictors of academic self-regulation and achievement. Contemporary Educational Psychology.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven