Nederland heeft een serieus probleem. Volgens De staat van het onderwijs 2020 is ongeveer een kwart van de schoolverlaters functioneel analfabeet; ze kunnen zich niet redden in een geletterde maatschappij. In deze groep zijn kinderen uit achterstandswijken onevenredig zwaar vertegenwoordigd. Het probleem ligt deels bij het aanvankelijk lezen: kinderen blijken technisch lezen niet goed te beheersen, zoals het herkennen van letters, letterklanken, het combineren van letters tot lettergrepen en woorden, en het automatiseren ervan. Maar er is ook een tweede probleem: de ‘begrijpend lezen’-instructie richt zich voornamelijk op vaardigheden en strategieën, en niet op tekstbegrip.
De gebruikelijke benadering van begrijpend lezen in het Nederlandse onderwijs is gericht op ‘het vinden van de hoofdgedachte’ van een tekst of ‘het herkennen van gevolgtrekkingen’. Vervolgens oefenen leerlingen deze vaardigheden in willekeurige teksten die er – in theorie – voor zorgen dat ze complexe teksten begrijpen. De veronderstelling is blijkbaar dat leerlingen weinig inhoudelijke kennis van het onderwerp van de tekst nodig hebben om begrijpend te kunnen lezen.
Deze aanpak is zo diepgeworteld dat veel leraren er niet van af stappen, ook al blijkt uit onderzoek dat het ze geen winst oplevert in leestoetsscores en niet effectief is (NB: een bijwerking is dat kinderen lezen vaak als iets vervelends gaan ervaren, in plaats van als iets leuks en dus ophouden met lezen). Ondanks de lage scores houden veel leraren dus vast aan deze manier van werken, en om die scores te verbeteren besteden ze soms zelfs meer tijd aan het aanleren van deze technieken. Ze verspillen daarmee tijd die ze beter kunnen gebruiken.
Leestechnieken beheersen
zonder iets te doen aan
kennis is tijdverspilling
Een recente studie (Grissmer e.a., 2023) toont namelijk aan dat het vergroten van de algemene kennis van leerlingen hun prestaties bij begrijpend lezen op lange termijn aanzienlijk kan verbeteren. In deze studie werden meer dan 2000 leerlingen betrokken. Kinderen die een kennisrijk curriculum volgden in groep 1 tot en met 4 presteerden veel beter bij gestandaardiseerde leestoetsen dan leeftijdgenoten die standaardonderwijs kregen. Met name leerlingen uit gezinnen met een laag inkomen boekten enorme vooruitgang. Hun prestaties kwamen op gelijk niveau met die van kinderen uit gezinnen met een hoger inkomen, die standaardonderwijs volgden.
De studie van Grissmer is wat men een ‘natuurlijk experiment’ noemt. Hierbij worden de experimentele en de controlegroep gevormd door een toevallige samenloop van omstandigheden, bijvoorbeeld regelgeving of populatieveranderingen. In de Amerikaanse staat Colorado passen opmerkelijk veel basisscholen een kennisrijk curriculum toe, maar lang niet genoeg om aan de vraag daarnaar te voldoen. In het schooldistrict dat onderzocht werd waren het er negen. Daarom moest er geloot worden om te bepalen welke kinderen in het schooldistrict naar die negen scholen mochten.
De 688 ingelote leerlingen volgden een kennisrijk curriculum, terwijl de uitgelote leerlingen op ‘gewone’ basisscholen standaardonderwijs kregen zonder kennisrijk curriculum. De onderzoekers wachtten vier jaar totdat de kinderen groep 5 bereikten – het eerste leerjaar waarin gestandaardiseerde toetsen worden afgenomen in Colorado – voordat ze de resultaten maten. Ze volgden de toetsresultaten van de ingelote en uitgelote leeftijdgenoten, tot en met groep 8.
Alle ingelote leerlingen boekten significante vooruitgang op leestoetsen in elke klas in vergelijking met de uitgelote leerlingen. Als we dit resultaat zouden toepassen op alle Amerikaanse leerlingen, zou de VS opklimmen naar de top vijf in de PIRLS-ranking (in 2016 stond de VS op de vijftiende plaats van de 58 deelnemende landen).
Voor leerlingen uit gezinnen
met lage inkomens was
het verschil spectaculair
Maar dat is nog niet alles. Wanneer we de resultaten splitsen naar inkomensniveau, krijgen we extra inzichten. Acht van de negen deelnemende scholen bevonden zich in midden- tot hoge-inkomensgebieden. Hoewel deze leerlingen thuis waarschijnlijk al redelijk wat academische kennis hadden opgedaan, hadden ze dus toch baat bij het kennisrijke curriculum. Het verschil in prestaties tussen de ingelote en uitgelote leerlingen (effectgrootte) was gemiddeld (0,445). Maar voor leerlingen uit gezinnen met lage inkomens was het verschil spectaculair (1,299!). Bovendien scoorden leerlingen die het kennisrijke curriculum volgden ook aanzienlijk beter op wiskunde op de gestandaardiseerde toets in groep 7. Deze winst was zo groot dat, volgens de onderzoekers, het verschil tussen leerlingen uit gezinnen met lage en die met hoge inkomens volledig verdween! Stel je voor wat er zou gebeuren als kennisrijke curricula in Nederland ingevoerd zouden worden.
Paul A. Kirschner is emeritus hoogleraar Onderwijspsychologie aan de Open Universiteit en gasthoogleraar aan de Thomas More Hogeschool (België). Meer columns lezen?
Referenties:
Grissmer, D., Buddin, R., Berends, M., Willingham, D., DeCoster, J., Duran, C., Hulleman, C., Murrah, W., & Evans, T. (2023). A kindergarten lottery evaluation of core knowledge charter schools: should building general knowledge have a central role in educational and social science research and policy? (EdWorkingPaper: 23-755). Annenberg Institute, Brown University: https://doi.org/10.26300/nsbq-hb21.
Inspectie van het Onderwijs (2020). De staat van het onderwijs 2020. Staatsuitgeverij: https://www.onderwijsinspectie.nl/documenten/rapporten/2020/04/22/staat-van-het-onderwijs-2020.
1 Het gelijk van Hirsch: kennis telt
2 Lezen met plezier
3 Rijker kennisfundament
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven