Het ideaal versus de praktijk

Tekst Louise Elffers
Gepubliceerd op 14-10-2020
Aan idealen in het onderwijs geen gebrek. Maar we hebben er weinig aan als we de praktijk niet onder ogen willen zien. En die is vaak een stuk weerbarstiger.  

In het onderwijs lijken de idealen nogal eens tegen de plinten te klotsen. Zo worden leraren vaak beschreven als idealisten die zich dagelijks het snot voor de ogen werken, puur en alleen uit liefde voor de leerling en het vak.
Zelf voel ik altijd wat argwaan bij dit narratief. Het wordt niet enkel gehanteerd als loftuiting aan het adres van al die harde werkers, maar ook als excuus om leraren een fatsoenlijke behandeling als werknemer te onthouden: je zit toch niet in het onderwijs voor het geld?

 

Idealen vertroebelen soms het zicht op de realiteit
 

Maar niet alleen binnen de muren van onze scholen kolkt het van de idealen. Er worden ook voortdurend idealen van buitenaf op het onderwijs afgevuurd. Onze scholen leiden immers de volgende generatie op, en die moet worden gekneed tot de ideale burgers die onze samenleving straks zo hard nodig heeft. Dus moet het onderwijs veel meer aandacht besteden aan het klimaat, globalisering, biodiversiteit, culturele diversiteit, burgerschap, digitalisering, persoonlijke groei, natuur, cultuur, literatuur, Chinees, Artificial Intelligence, creativiteit, innovatie, samenwerking, levensbeschouwing, gezonde voeding, sport, de uiterlijke en innerlijke mens, relaties, geluk en de kunst van het leven. En dat alles natuurlijk het liefst op een geheel vernieuwende wijze.

 

Rechts ingehaald

En dan zijn er nog de grote idealen over onderwijs die het zicht op de – vaak minder mooie – realiteit kunnen vertroebelen. Pleiten voor veranderingen in het onderwijs heeft sowieso weinig zin zonder goed zicht op de actuele stand van zaken in de praktijk. Maar in het maatschappelijk debat over enkele actuele onderwijsvraagstukken valt op dat soms hardnekkig wordt geredeneerd vanuit een ideaalbeeld dat rechts is ingehaald door de praktijk.

Bijvoorbeeld in discussies over de vroege selectie en differentiatie in het Nederlandse onderwijsstelsel, en de voorkeur van veel ouders en leerlingen voor instroom in havo en vwo in plaats van vmbo. In die discussies staat altijd wel iemand op die stelt dat alle niveaus volstrekt gelijkwaardig zijn. Hoger is niet beter. Het is een ideaal dat breed wordt onderschreven, maar de praktijk laat helaas toch echt wat anders zien (lees ook mijn column Hardnekkige hiërarchie). Hoger opgeleid zijn loont in onze meritocratische samenleving, meer dan ons misschien lief is. Het heeft weinig zin om die realiteit te ontkennen omwille van het mooiere ideaal. Leerlingen en ouders laten zich door de realiteit leiden bij het maken van hun keuzes.

 

Verschil in arbeidsmarktperspectief

Hetzelfde kan gezegd worden over de vaak gehoorde stelling dat al die studenten die zich melden aan de poorten van het hoger onderwijs gewoon een vak zouden moeten leren in het mbo. De waarde van mbo-geschoolde vakmensen voor onze samenleving staat als een paal boven water (zie ook Frisse blik op beroepsonderwijs, Didactief, oktober 2020, red.), en de baankansen voor gediplomeerde mbo’ers in bepaalde sectoren ook.

In het onderwijs klotsen de idealen tegen de plinten



Toch waarschuwde ik in mijn boek De bijlesgeneratie al eens voor het vasthouden aan een romantisch ideaal van vakmanschap in een steeds hoger opgeleide samenleving. Een verschil in arbeidsmarktperspectieven tussen mbo- en hbo-gediplomeerden drijft veel mbo 4-studenten wel degelijk naar het hbo. Het heeft weinig zin die keuze te bekritiseren, enkel omdat we vinden dat de waarde van het mbo-diploma gelijk zou moeten zijn aan dat van het hbo.

Het onderwijs kan niet zonder idealen. De onderwijskwaliteit is overal onberispelijk. Onze curricula zijn toekomstbestendig. Leerlingen krijgen gelijke kansen. Alle leraren leveren fantastisch werk, en hun beroep is het aantrekkelijkste dat er is. Als leidraad hebben zulke idealen echter alleen zin wanneer we óók bereid zijn te onderkennen dat de praktijk soms een stuk weerbarstiger is. Om de kloof tussen ideaal en praktijk te dichten, moeten we die allereerst onder ogen durven zien.

Louise Elffers is lector Kansrijke schoolloopbanen in een diverse stad (HvA), onderzoeker bij Onderwijswetenschappen (UvA) en directeur van het Kenniscentrum Ongelijkheid. Ze schreef De bijlesgeneratie. Lees hier meer columns.

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent