Onlangs (14 juni 2018) nam ik deel aan een debat over vroege selectie in het Nederlandse onderwijs, op de Onderwijs Research Dagen aan de Radboud Universiteit. Een leuke anekdote is dat het debat plaatsvond in de Leon Weckezaal, vernoemd naar de voormalige directeur van het Studiecentrum voor Vredesvraagstukken van de Nijmeegse universiteit, waar menig student (waaronder ik) een keuzevak volgde over vrede en veiligheid. Of het door de gedachte aan Leon Wecke kwam weet ik niet, maar het was maar eens tijd om de discussie even scherp te formuleren.
Toevallig gaf Alexander Rinnooy-Kan ook een keynote op hetzelfde congres, die stelde dat Nederland zo langzamerhand een uitzonderingspositie inneemt met het vroeg selecterende systeem.
Als opmaat naar het debat toonden Inge de Wolf van de Onderwijsinspectie en ik aan dat vroege selectie sociale ongelijkheid in de hand werkt. Toch meende Bert Ouwens, vertegenwoordiger van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW) te moeten stellen dat de vraag naar vroege selectie de verkeerde vraag is. Immers, kijk maar eens wat een geweldige initiatieven er lokaal worden ontwikkeld om de doorstroom van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs te bevorderen! Voor een projectleider gelijke kansen van OCW vond ik dit nogal een stellige uitspraak. Waren we voor niets naar Nijmegen getogen?
Het moment van selectie in het Nederlandse stelsel (op twaalfjarige leeftijd) lijkt steeds bepalender te worden. De brugklassen versmallen (er bestaan vandaag de dag havo-brugklassen en vwo-brugklassen, dat zijn geen brugklassen…), de brugperiode verkort van twee naar één naar nul jaar, en de brede scholengemeenschappen verdwijnen als sneeuw voor de zon, zeker in de grote steden. Segregatie tussen scholen neemt toe, zo laten gegevens van de Onderwijsinspectie zien. En OCW denkt dat we het probleem met wat lokale initiatieven oplossen.
De versmalling van scholen en toenemende segregatie kunnen niet los worden gezien van de grote autonomie van scholen in het Nederlandse bestel. De vertegenwoordiger van de VO-raad in het debat (Marij van Deutekom), het verbond van scholen in het voortgezet onderwijs, was uiteraard een groot voorstander van meer autonomie van scholen. Maar juist de autonomie is symptomatisch voor een economisch onderwijsmodel waarin scholen als marktpartijen concurreren voor de beste leerlingen, met grotere ongelijkheden en segregatie tot gevolg.
Het probleem van ongelijke kansen
lossen we niet op door het enkel
aan het veld over te laten
Dat de VO-raad pleit voor de-standaardisatie is begrijpelijk vanuit haar belangenpositie (immers: hoe minder bemoeienis hoe beter). Maar dat het ministerie van OCW op dezelfde trom slaat, geeft blijk van een gebrek aan visie over gelijke kansen. Het probleem van ongelijke kansen lossen we niet op door het enkel aan het veld over te laten. Juist in een vroeg-selecterend systeem als Nederland is het van belang dat nationale en lokale overheden een visie ontwikkelen en handelen om gelijke kansen te bevorderen. Het ministerie, wethouders en scholen moeten om de tafel om de kansengelijkheid te bevorderen. Een afwachtende houding met de armen in de lucht, ‘laat scholen het maar zelf doen’, dat is nu net niet wat nodig is. Het leidt tot een versmalling van scholen, zodat leerlingen elk in hun eigen reservaat opgeleid worden. We zouden in Nederland echt moeten overwegen of we het moment van selectie niet op een of andere manier kunnen uitstellen. Laat leerlingen lekker zwemmen de eerste jaren van het voortgezet onderwijs op brede scholengemeenschappen, biedt hen elk jaar weer kansen om stappen te zetten.
De Onderwijsraad, vertegenwoordigd in de persoon van Martine Braaksma, had het helder voor de geest. De keuzevrijheid is een essentieel onderdeel van het Nederlandse onderwijsstelsel, maar keuzevrijheid kan gelijke kansen in de weg staan. Het is tijd dat het ministerie van OCW zich dit realiseert, en niet op de schoot van de VO-raad gaat zitten. En laat de lokale overheden haar mogelijkheden gebruiken om gelijke kansen te bevorderen. Zet een mooi schoolgebouw neer op voorwaarde dat er een brede scholengemeenschap in komt. Overheden kunnen meer dan ze wensen, maar de kwestie vereist wel een institutionele visie op de rol van de overheid voor het bewaken van gelijke kansen.
Dit artikel is eerder op 15 juni hier verschenen.
Herman van de Werfhorst is hoogleraar sociologie aan de UvA. Lees hier ook zijn publicatie Onderwijsstelsels vergeleken.
1 Drie vragen aan Herman van de Werfhorst
2 Stuur ze naar school!
3 Onderwijsstelsels vergeleken
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven