Over gelijke kansen in het onderwijs is tot nu toe in 2017 al veel meer gepubliceerd dan de afgelopen 10 jaar bij elkaar. Het rapport van de commissie Sint en de publicatie van Sardes Kansen bieden in plaats van uitsluiten (binnenkort op deze site) zijn al onmisbaar voor wie op de hoogte wil blijven van deze materie. De hamvraag is echter of alle beleidsretoriek zich straks ook financieel vertaalt als de formatie weer wordt vlot getrokken. Daar heb ik eerlijk gezegd nog de nodige twijfels over. Het meest waarschijnlijk is dat de verdeling van gelden over ontvangers en over onderdelen van het beleid ingrijpend zal veranderen, maar dat het totale budget niet meer dan licht zal stijgen. Zeker na de flinke financiële tegenvaller die vorige week opeens boven tafel kwam.
Een ingrijpende verandering is in ieder geval te verwachten wat betreft de verdeling van gelden over de gemeenten. Het CBS heeft allerlei vingeroefeningen mogen doen met alternatieven voor de bepaling van achterstanden van leerlingen. En bij alle varianten gaan de vier grote steden er fors op achteruit, de middelgrote leveren beperkt in, de kleine gaan er op vooruit. We krijgen al berichten over slapeloze nachten in de randstadsteden en rijkrekendromen op het platteland.
Maar ook qua thema komen er veranderingen in zicht. Het ministerie van Financiën schuift in zijn ‘ombuigings- en investeringslijst 2017’ vrolijk de nodige miljoenen heen en weer. In de impulsgelden, die nu de gewichtenregeling aanvullen, ziet men weinig nut. Dat geldt ook een beetje voor de gewichtenregeling en zeker voor de leerplusregeling voor het voortgezet onderwijs. Daar kunnen oplopend in de tijd wel 200 miljoen worden weggehaald. Dat er allerlei belastinggeld naar de schoolbesturen gaat zonder dat er greep is op de besteding van dat geld, ligt Financiën, maar ook andere departementen, zwaar op de maag.
De gelden die naar de gemeenten gaan voor gemeentelijk achterstandenbeleid en bijvoorbeeld schakelklassen staan in deze lijst ook te boek als interessante bezuinigingen tot rond de 100 miljoen. Bij de schakelklassen staat opgemerkt dat deze niet effectief zijn. Dat is een onjuiste constatering, al was het maar omdat er al bijna 10 jaar geen onderzoek naar dit instrument is uitgevoerd. En wat het betreft het gemeentelijk beleid lijkt de visie van de commissie Sint dat gemeenten met hun huidige bevoegdheden niet echt een deuk in een pakje boter hebben geslagen, hier wat al te gemakkelijk financieel te zijn vertaald.
Investeren in het achterstandenbeleid ziet Financiën ook wel. Er is extra geld nodig om te zorgen dat alle kinderen met een indicatie ook faciliteiten ontvangen en er mag straks tot 140 miljoen naar huiswerkklassen. De kassa gaat echter pas echt rinkelen als het jonge kind in zicht komt. Daar wordt op termijn zo’n 400 miljoen extra voorgesteld voor kwaliteitsverbetering en intensivering in de voorschool. VVE vanaf 2 jaar, 16 uur per week, met pedagogische medewerkers op Pabo-niveau is de bedoeling. Is dat geen visionair voorstel? Een kleine waarschuwing: een forse investering in de voorschool zonder parallelle versterking van de vroegschool is een bedrijfsrisico. Een goed fundament leggen is belangrijk, maar je moet er wel op doorbouwen.
Wat er van deze voorstellen van Financiën terecht komt, staat in de sterren geschreven. De voorstellen zijn technisch van aard en gericht op doelmatigheid. Of de politici deze koers kiezen of een geheel andere, zullen we in de loop van het jaar zien. Maar het inspireert tot verregaande speculaties, toch?
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven