Omwille van de mannelijkheid: gemengd of gescheiden onderwijs?

Tekst Angela Crott
Gepubliceerd op 05-02-2016
Angela Crott - Het pleidooi voor gescheiden onderwijs dat sinds het begin van de eenentwintigste eeuw steeds vaker te horen is, had zijn tegenhanger in een pleidooi voor gemengd onderwijs in de twintigste eeuw. In beide pleidooien staat een en hetzelfde argument in het middelpunt: de mannelijkheid van de jongen. Met ook nog een rol voor de vrouwelijkheid van het meisje.

20e eeuw: het masculiniserend effect van gemengd onderwijs
Met Strijd in het jonge leven. Voor onze oudere jongens (1941) is de predikant Brillenburg Wurth een van de eerste schrijvers over jongensopvoeding die co-educatie aanprijst. In zijn boek wijst hij er tot twee maal toe op dat gemengd onderwijs op jongens een beschavende invloed zal hebben. Zoals veel toenmalige opvoeddeskundigen was Brillenburg Wurth van mening dat onder invloed van meisjes de manieren van jongens verbeteren. Andere deskundigen die zich over gemengd onderwijs bogen, zoals de psycholoog L. Berger in 1948 in Dux (het katholieke maandblad voor jeugdvorming), gingen er bovendien vanuit dat meisjes op school met hun zedelijke vrouwelijke verschijning de eenzame strijd van jongens tegen de masturbatie zouden verlichten.

Het was van groot belang dat meisjes jongens bij deze strijd ondersteunden. De meeste geestelijken en artsen uit deze tijd zagen masturbatie als een besmettelijke zonde die kon leiden tot een andere ‒ eveneens besmettelijke zonde ‒ die van de particuliere vriendschap of homoseksualiteit. En dat was funest voor het heteroseksuele huwelijk dat het ultieme opvoedingsdoel was.

Dit idee van zonde werd na de Tweede Wereldoorlog door de groeiende beroepsgroep van psychologen en pedagogen betwist. Volgens hen was masturbatie een psychohygiënisch probleem dat kon leiden tot de 'ontwikkelingsstoornis' homoseksualiteit. Deze auto- en homo-erotische stadia konden voorafgaan aan de heteroseksuele eindfase. Twee psychologen onder de jongensopvoeders, de protestant N. Beets en de katholiek P.J.A. Calon, zagen particuliere vriendschap niet als een ontwikkelingsstoornis, maar als een belangrijke overgangsfase op weg naar de heteroseksuele liefde. Een dergelijke 'onbaatzuchtige vriendschap' was van belang voor de geestelijke rijping van de jongen.

In Homoseksualiteit in Katholiek Nederland. Een sociale geschiedenis 1900-1970 (1992) laat Harry Oosterhuis zien dat voor de meeste deskundigen niet zozeer de geestelijke rijping van de jongen van belang was, maar de rijping van zijn mannelijkheid. Van gemengd onderwijs werd een masculiniserend effect verwacht. Jongens zouden zich tegenover meisjes als man willen profileren. Dit zou hen afhouden van masturbatie en homoseksualiteit en daarmee de ontwikkeling van een gezonde sekse-identiteit bevorderen. De feminiserende werking van jongens onder elkaar was volgens een psycholoog door een onderzoek op een zestal middelbare jongensscholen in zuidoost Nederland aan het licht gebracht. In verband hiermee wees een psychiater op toneeluitvoeringen. Jongens op een jongensschool die een vrouwenrol op zich namen, liepen grote psychologische risico's. Door deze travestie konden feminiene trekken op de voorgrond treden. Andere deskundigen, zoals de bekende psycholoog F.J.J. Buytendijk, meenden dat gemengd onderwijs goed was voor jongens én meisjes. De seksen leerden dan met elkaar om te gaan, waardoor het sekseverschil minder zou gaan tellen. Uiteindelijk hadden alle deskundigen hetzelfde opvoeddoel voor ogen: een gezond heteroseksueel huwelijk. En daarom moest het onderwijs gemengd worden.

Er waren al wel gemengde scholen, maar met de Mammoetwet van 1968 werd dit landelijk ingevoerd. Het was de tijd van secularisering, democratisering, individualisering én vrouwenemancipatie. Druk met hun eigen (seksuele) emancipatie hoefden de meisjes niet meer met hun eerbaarheid de zedelijkheid van de jongens op een hoger plan te brengen. Masturbatie werd van een psychohygiënisch probleem een gezonde activiteit met jezelf, homoseksualiteit werd van een ontwikkelingsstoornis een vorm van seksuele voorkeur en het huwelijk verdween als opvoeddoel achter de horizon. Onder invloed van de vrouwenbeweging kwam nu de agressieve kant van mannelijkheid in de belangstelling te staan die op de middelbare school al socialiserend moest worden omgevormd tot een emotionele mannelijkheid. Ook nu werden de meisjes als beschavende factor aangemerkt.

21e eeuw: het masculiniserend effect van gescheiden onderwijs
De beschavende invloed van de meisjes op de jongens in het gemengde onderwijs sprong niet direct in het oog. Zoals deskundigen verwacht hadden, was dit wel het geval met de masculiniserende invloed van de meisjes op de jongens. Deze invloed ging verder dan verwacht. Jongens probeerden met hun mannelijkheid niet alleen indruk te maken op de meisjes, maar grensden deze tegelijkertijd af van alles wat als meisjesachtig werd gezien. Daarmee kwam een belangrijk doel van gemengd onderwijs ‒ elkaar als sekse nader leren kennen ‒ niet goed uit de verf. Door groepsdruk, schrijft socioloog Koos Neuvel in Waarom jongens geen meisjes zijn (2006), nemen jongens het ijverige en gehoorzame gedrag van meisjes op school niet over, maar zetten daar hun imago van stoerheid en luiheid tegenover. Bovendien gaan hun prestaties in vakken waar meisjes van oudsher beter in zijn ‒ taal, literatuur en kunst ‒ achteruit. Om jongens op school aan het werk en aan de talige vakken te krijgen vindt Neuvel dat het 'serieuze overweging' verdient om in Nederland te experimenteren met gescheiden onderwijs.

Deze serieuze overweging maakte de minister van OCW in 2011, toen ze liet onderzoeken hoe jongens leerden. Dit onderzoek volgde op de oproep in de krant van Wim Kuiper, voorzitter van een vereniging van christelijke schoolbesturen, om te experimenteren met aparte jongens- en meisjesklassen voor taal en wiskunde. Volgens Kuiper was dit nodig, omdat de talenten van jongens in het huidige schoolsysteem niet tot hun recht kwamen. De conclusie van het onderzoek in 2012, met als belangrijkste bevinding dat genderverschillen ondergeschikt waren aan persoonlijke verschillen, zette een streep door het experiment.

De dwingende boodschap van genderdeskundigen dat het verschil binnen de seksen groter is dan het verschil tussen de seksen, laat hen weinig ruimte voor het onderkennen van de grote invloed van de geslachtshormonen in de puberteit. Ze blijven de maatschappelijke socialisatie tot man of vrouw op de voorgrond plaatsen. En bij deze socialisatie hoort volgens hen een genderrelationele aanpak. Dit is volgens de Vlaamse genderwetenschapper Jos van Thienen een aanpak die recht doet aan elke individuele leerling, waarbij zoveel mogelijk gestreefd wordt naar een gelijke behandeling van jongens en meisjes.

Een gelijke behandeling van jongens en meisjes is ver weg in het huidige onderwijs dat met zijn grote nadruk op taal- en emotionele vaardigheden en op samenwerken en zelfstandig plannen in het nadeel is van jongens. Niet alleen in het middelbare, ook in het hoger onderwijs bleek uit De jongens tegen de meisjes, een groot onderzoek van drie universiteiten uit 2015. Was de 'vervrouwelijking' van jongens op jongensscholen in de twintigste eeuw een van de redenen om voor gemengd onderwijs te kiezen, in de eenentwintigste eeuw is de feminisering van het onderwijs zelf de reden om te pleiten voor de (her)invoering van gescheiden onderwijs.

Er zijn al heel wat (buitenlandse) studies gedaan naar de effecten van gemengd en gescheiden onderwijs op de leerprestaties van jongens en meisjes. Uit een meta-analyse van 184 van deze studies in het Amerikaanse Psychological Bulletin van 2014 blijkt dat de prestaties min of meer gelijk blijven. Kleinschaliger onderzoek laat zien dat het welbevinden van jongens en meisjes vooruit gaat op scholen voor gescheiden onderwijs. Andere (langlopende) studies tonen aan dat jongens op jongensscholen eerder voor talige vakken kiezen en meisjes op meisjesscholen eerder voor exacte vakken en dat de keuze voor een vervolgberoep op scholen met gescheiden onderwijs minder seksestereotiep is dan die op gemengde scholen.

De geestelijke rijping van de jongen is misschien wel meer gebaat bij gescheiden onderwijs. Dan hoeft hij zijn mannelijkheid niet steeds opnieuw te bewijzen ten opzichte van het meisje en kan er beter op worden ingespeeld. Ook op de feminiene kant ervan.

Jos van Thienen (red.), Meisjes Zus Jongens zo. Hoe omgaan met gender op school (Leuven 2013).

Angela Crott is historica en jongensonderzoekster.

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent