Corona en het achterstandsdenken

Tekst Yolande Emmelot
Gepubliceerd op 23-06-2020
Yolande Emmelot - De sluiting van scholen vanwege het COVID-19 virus gaf een nieuwe impuls aan het achterstandsdenken, ook wel het deficiëntiedenken genoemd. Het denken vanuit tekorten dus. Pedagogen en onderwijskundigen gaven al vaak tegengas tegen dit denken en deze framing, wat tot nieuw taalgebruik leidde: kansen(on)gelijkheid. Echter, in coronatijd, steekt het achterstandsdenken weer de kop op, zowel bij beleidsmakers, sommige professionals in het onderwijs als bij ouders. Het vervallen in oud taalgebruik leidt tot het ídee dat er vooral iets ingehaald moet worden.



In onderzoeken waar ik tijdens de lockdown aan werkte, kwam de kwestie ‘achterstanden’ ter sprake (en dan vooral in de zin van achterstand ten opzichte van de jaarplanning van scholen). Op de vraag in hoeverre er nu van ‘achterstanden’ bij leerlingen sprake was, kreeg ik van schoolleiders in het voortgezet onderwijs te horen dat ze zich daar eigenlijk geen zorgen om maakten. Hun zorg betrof veeleer het welbevinden van de leerlingen. Leerlingen hadden last van eenzaamheid of leden zelfs aan depressies. Leerkrachten van basisscholen maakten zich daarboven zorgen om kinderen in onveilige thuissituaties. Er werd ook geprotesteerd tegen het achterstandsdenken. Want achterstanden zijn in te halen, maar psychische schade is veel hardnekkiger en ernstiger.

Gelukkig wordt aan die andere gevolgen van de lockdown in de media ook aandacht besteed, maar we zijn zo gewend aan het ‘achterstandsframe’ dat dit toch het leidende perspectief is. Uit maakbaarheidsoogpunt is dat misschien ook begrijpelijk, maar het gaat voorbij aan een veel grotere problematiek die op termijn nog wel tot veel meer ‘achterstanden’ kan leiden.

Een belangrijke vraag is: wat kunnen we leren van de coronatijd? Het was en is niet voor iedereen alleen maar ellende, ook niet voor schoolgaande kinderen. Sommige kinderen vonden het heerlijk om thuis in hun eigen tempo en op het voor hen gunstigste tijdstip schoolwerk te doen. Kinderen leerden volgens leerkrachten goed plannen. Omgekeerd lijkt het ook zo te zijn dat kinderen die op scholen zitten waar weektaken gebruikelijk zijn en waar ze dus al goed hebben leren plannen, minder last hebben van het niet naar school gaan. Sommige kinderen kregen door het afstandsonderwijs meer zelfvertrouwen, konden zich beter concentreren, bleken nog beter zelfstandig te kunnen werken. Leerlingen bleken thuis soms heel anders dan op school: je leert als leerkracht leerlingen beter kennen. Je ziet andere dingen, krijgt een completer beeld van je leerlingen. En sommige leerlingen (met autisme bijvoorbeeld) bleken eigenlijk beter te gedijen in de situatie van (gedeeltelijk) afstandsonderwijs.

Laten we vooral de balans straks opmaken. Van zowel het complete als gedeeltelijke afstandsonderwijs. Laten we kijken wat het ons geleerd heeft over verschillen tussen kinderen, in persoonlijkheid, mogelijkheden, thuissituatie. En wat dat betekent voor het onderwijs. Laten we leerlingen vooral als individuen zien (zonder het belang van het sociale te vergeten) en ze proberen te bieden wat ze nodig hebben voor een optimale ontwikkeling.

En zullen we het woordje ‘achterstanden’ weer gewoon schrappen?

 

Yolande Emmelot is onderzoeker aan het Kohnstamm Instituut.

Zie ook haar blog 'Taalachterstand bij het vuilnis'.

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent