In de eerste plaats over de rolvermenging: mag de school het adressenbestand van ouders, en het eigen gebouw, gebruiken voor het faciliteren van commerciële activiteiten? Maar ook meer principieel: zou onderwijs in Nederland niet voor iedereen gelijk toegankelijk moeten zijn? Leidt het aanbieden van dit soort ‘schaduwonderwijs’ niet tot kansenongelijkheid? Mijn waarneming past in een bredere trend. Het aantal private bedrijven dat onderwijs aanbiedt neemt sterk toe: van ruim 5.000 bedrijven in 2007 tot bijna 14.000 in 2020. Volgens een recente schatting van het CBS zijn de uitgaven van huishoudens aan privaat onderwijs toegenomen van €142 mln in 2010 tot €320 mln in 2019. In de meest recente Staat van het Onderwijs maakt ook de Onderwijsinspectie zich zorgen over deze toename: ‘Daardoor krijgt het onderwijs onbedoeld steeds meer kenmerken van een vrije markt, met alle kansen voor wie de weg kent, maar ook met de voorspelbare achterblijvers’.
Kansenongelijkheid in het onderwijs is al langer een punt van zorg. Het Centraal Planbureau (CPB) besteedde de afgelopen jaren in verschillende publicaties aandacht aan de verschillen in schoolcarrière van leerlingen met verschillende sociaal-economische achtergronden. Dat onderscheid vertaalt zich later weer in baankansen en inkomensverschillen. Het inkomen van kinderen hangt op die manier in belangrijke mate samen met het inkomen van ouders: wie voor een dubbeltje geboren is, wordt moeilijk een kwartje. Naast onrechtvaardig is dat economisch gezien ook nog eens dom. Het is voor welvaart in brede zin optimaal als iedereen zijn of haar potentieel kan realiseren, onafhankelijk van de uitgangssituatie.
De coronacrisis heeft deze ongelijkheid verder vergroot. Vrijwel alle leerlingen ondervonden nadelige gevolgen van de gedwongen sluiting van scholen en het digitaal onderwijs, maar het is evident dat zowel het schooltype (denk aan het belang van praktijkonderwijs en stages) als de achtergrond van de leerlingen (denk aan de woonomgeving en -omstandigheden, aanwezigheid van leermiddelen en ondersteuning vanuit ouders) bepalend zijn geweest voor de opgelopen leerachterstand. Vorige week werd bekend dat de opgelopen taalachterstand – ik weiger om dit eufemistisch een ‘vertraging’ te noemen – bij leerlingen in het vmbo een vol jaar bedraagt.
Inmiddels trok de overheid in totaal €8,5 mrd uit voor het Nationaal Programma Onderwijs, met als voornaamste doel deze achterstanden zoveel mogelijk in te lopen. Maar het lijkt erop dat een deel van dit geld terecht komt bij – soms zelfs nieuw opgerichte – bedrijven die schaduwonderwijs aanbieden. Dat lijkt mij onwenselijk: zo krijgt de private leerindustrie nog eens een extra impuls, dit keer gefinancierd uit publieke middelen. Gegeven de krapte op de arbeidsmarkt kan dat ook leiden tot uitstroom van leerkrachten en ondersteuners vanuit het publieke onderwijs, juist op scholen met veel achterstandsleerlingen en relatief moeilijke werkomstandigheden. Op die manier dreigt het publieke onderwijs van binnen uitgehold te worden.
Hoe krijgen we de geest weer in de fles? In het onderzoek naar schaduwonderwijs in Nederland zijn veel vragen nog onbeantwoord. Wat is bijvoorbeeld de aanleiding voor de toename? Wat zijn de precieze gevolgen? En hoe kan de balans tussen privaat en publiek onderwijs het beste worden gevonden? Welke regelgeving hoort daarbij, en kunnen we leren van andere landen?
Ik zie zelf een aantal parallellen met de zorgsector. Net als het onderwijs kent de Nederlandse gezondheidszorg een combinatie van publieke financiering en veelal private aanbieders, waarvan het grootste deel niet winst-beogend is. Dat is afwijkend van veel andere landen, waar de publiek gefinancierde zorg grotendeels door publieke instellingen wordt aangeboden. Die landen kennen naast het publieke zorgstelsel altijd een parallelle private zorg, waarin mensen die het kunnen betalen voorrang krijgen en waar zorgpersoneel betere arbeidsvoorwaarden kent dan in de publieke zorg. Die tweedeling is in Nederland voorkomen door het private zorgaanbod feitelijk op dezelfde manier te reguleren als het publieke aanbod, met dezelfde kwaliteitseisen, vestigingseisen, marktregulering en toezicht.
In het onderwijs ligt dat anders. Naast een zeer gereguleerde publieke sector staat een volledig ongecontroleerde private sector – die zich echter richt op dezelfde doelgroep, met dezelfde leerstof, en deels gebruikmakend van het publiek gefinancierde netwerk. Dat laatste lijkt mij in elk geval ongewenst. De Onderwijsraad heeft aangekondigd nog dit jaar met een advies over privaat aanbod in het primair, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs te komen. Ook het CPB is van plan onderzoek te doen naar schaduwonderwijs. Het is tijd om na te denken over maatregelen om de sluipende tweedeling in het onderwijs aan te pakken.
Pieter Hasekamp is directeur van het Centraal Plan Bureau.
Dit essay is eerder op 5 november 2021 online gepubliceerd op de website van het FD en 6 november op de opiniepagina in het FD.
1 Licht op schaduwonderwijs
2 Dossier: Gelijke kansen
3 'Schaduwonderwijs is riskant'
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven