De leraren in de lead. Dat was de afgelopen twee jaar de leuze van curriculum.nu. Teams van leraren hebben voor negen leergebieden bouwstenen en grote opdrachten ontwikkeld voor het po en de onderbouw vo. Over deze voorstellen vonden begin dit jaar enkele stevige Kamerdebatten plaats met als algemene teneur: we zijn er nog lang niet. Misschien, zo klonk het toen van verschillende kanten, zijn leraren ook niet de meest aangewezen curriculumontwikkelaars. De Tweede Kamer drong, net als de Onderwijsraad al deed in 2018, aan op het instellen van een onafhankelijke en permanente curriculumcommissie.
Die commissie gaat er inderdaad komen, liet minister Slob afgelopen maand weten in zijn Kamerbrief. Deze zomer stelt hij eerst een tijdelijke wetenschappelijke curriculumcommissie in die leidend wordt in de lopende curriculumvernieuwing. Na afronding daarvan, eind 2023, zal de minister een permanente commissie instellen. Wie er in de tijdelijke commissie plaats gaat nemen, is nog niet bekend.
Ook verder heeft Slob goed geluisterd naar de Kamer: het werk van de ontwikkelteams zit erop, want: ‘Voor het ontwikkelen van de geactualiseerde kerndoelen en eindtermen is een andere aanpak nodig dan in de afgelopen periode is gehanteerd, waarbij curriculumexpertise nog steviger wordt betrokken.’ SLO krijgt deze taak toebedeeld.
Dat de rol van leraren beperkt wordt, is ook, zo formuleert Slob in zijn brief, omdat ze in deze coronotijden al genoeg aan hun hoofd hebben: ‘Met deze bijgestelde vervolgaanpak wil ik hen niet onnodig belasten.’
Eerst is de commissie aan zet. Die beoordeelt alle tot nu toe ontwikkelde materialen en formuleert op basis daarvan een ontwerpopdracht voor SLO (najaar 2020). SLO krijgt een jaar de tijd en wordt geacht ook vakverenigingen, vakexperts en toets- en leermiddelenmakers te consulteren. De commissie beoordeelt eind 2021 de concepten van SLO en daarna komen vanaf 2022 de schoolleiders en leraren weer in beeld: ze mogen in de dagelijkse schoolpraktijk testen of de concepten van SLO uitvoerbaar zijn en bijdragen aan een minder overladen programma. Eind 2023 brengt de commissie een eindadvies aan minister en Kamer uit.
De Kamer stemde op 23 juni in met dit aangepaste traject, waarbij ze via moties de commissie en de ontwikkelaars nog wel enkele inhoudelijke en politieke wensen mee gaf. De commissie moet bijvoorbeeld bij haar beoordeling van de concepten bijzondere aandacht besteden aan het terugdringen van de overladenheid en het bevorderen van kansengelijkheid en ze moet prioriteit geven aan de vakken Nederlands, Engels, rekenen/wiskunde en burgerschap. Vakverenigingen moeten bij het hele proces nauw betrokken worden. En als we dan toch gaan vernieuwen, maak dan ook werk van lesmateriaal over duurzaamheid en goed uitgewerkte kerndoelen over ‘racisme, discriminatie, antisemitisme, koloniaal verleden en migratiegeschiedenis’.
Voor de bovenbouw van het vo wil Slob meer vaart maken. Hij laat geen bouwstenen meer ontwikkelen, maar wil meteen aan de slag met ‘noodzakelijke vakvernieuwingen’. Gestart wordt met de vakken waar de nood het hoogst is: Nederlands, wiskunde en de moderne vreemde talen (mvt). Begin 2021 al kunnen deze vakvernieuwingen formeel van start, zij het dat de examenprogramma’s eerst enkele jaren op pilotscholen worden getest. Dat klinkt alsof het gros van de scholen al wel nieuw onderwijs moet verzorgen, maar nog te maken krijgt met oude examens. Geen recept voor succes, want scholen willen immers leerlingen zo goed mogelijk voorbereiden op examens.
Uiteindelijk gaan alle vakken door de vernieuwingsmolen. Slob komt daarvoor begin 2021 met een meerjarenplanning, die hij in samenwerking met SLO, CvTE en Cito maakt. Ook in dit vernieuwingstraject heeft de wetenschappelijke commissie een belangrijke vinger in de pap.
Slob belooft in zijn brief voldoende aandacht te besteden aan draagvlak en ondersteuning van de werkvloer. NRO krijgt de opdracht om de voortgang van het traject en de ondersteuningsbehoefte van leraren, schoolleiders en schoolbestuurders in beeld te brengen, inclusief de middelen die hiervoor nodig zijn.
Verder meldt Slob dat ‘een niet eerder betrokken, representatieve groep leraren en schoolleiders’ bevraagd zal worden naar hun zorg- of aandachtspunten over een vernieuwd curriculum, evenals de verwachte gevolgen voor bijvoorbeeld de werkdruk.
In antwoord op de aangenomen motie-Rog cs gaat de Onderwijsraad ten slotte een onderzoek doen naar de oorzaken van de afgenomen leesvaardigheid om vervolgens de Tweede Kamer te adviseren over de noodzakelijke interventies om de leesvaardigheid weer op peil te brengen.
De kosten tot nu toe: 19 miljoenIn antwoord op een Kamervraag van Michel Rog zet minister Slob de tot nu toe gemaakte kosten voor Curriculum.nu op een rijtje. Het merendeel van de kosten betreft volgens Slob de compensatie voor scholen, leraren en sectororganisaties: 4.2 miljoen in 2018 en 3,5 miljoen euro in 2019. Maar de kostenpost voor het bureau Curriculum.nu ligt hoger: het kreeg tussen 2015-2019 in totaal bijna 8,3 miljoen euro. Hiervan zijn onder meer de feedbackbijeenkomsten voor de tussenopbrengsten van de ontwikkelteams gefinancierd, locatiehuur, de kosten voor procesbegeleiders en inhoudelijke deskundigen en websitebeheer. Toch is er ook nog een aparte post Huisvesting (2015-2019: 703.000 euro) en uitvoeringskosten (2017-2019: 282.000 euro). Ten slotte ging er 790.000 euro naar vakverenigingen en 433.000 euro naar ondersteuning sectorraden/OC. Het algehele totaal komt daarmee op ruim 19 miljoen euro. |
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven