In 2021 is de wet op het burgerschapsonderwijs aangescherpt. Wat is er veranderd?
‘In de wet uit 2006 stond eigenlijk alleen dat scholen een bijdrage moesten leveren aan sociale integratie en actief burgerschap van leerlingen, maar niemand kon vertellen wat dat precies betekende. In de nieuwe wet staan drie punten centraal: kennis en respect voor de democratische rechtsstaat, kennis en respect voor pluriformiteit, en dit oefenen binnen de schoolcultuur. De afbakening is nu in ieder geval duidelijker.’
Toch bent u niet helemaal tevreden?
‘Dat komt met name door de memorie van toelichting, waarin twee motieven voor burgerschapsonderwijs staan die nogal negatief zijn. Ten eerste zouden leerlingen nu te weinig gemeenschapszin hebben en dat moet worden aangepakt: deficiëntiedenken dus, terwijl jongeren al van alles weten, kunnen en vinden en we dat juist ook kunnen versterken. Ten tweede is er een smalle nadruk op de eigen verantwoordelijkheid van jongeren. Natuurlijk is die van belang, maar daarmee worden onze instituties als een gegeven beschouwd dat in stand moet worden gehouden. Terwijl je juist wilt dat leerlingen zich gaan verhouden tot problemen als de situatie in Groningen, de toeslagenaffaire en het stikstofbeleid, en dat zij de structurele ongelijkheid zien die daarin zit. Beide motieven zijn heel disciplinerend, en daar heb ik grote moeite mee.’
Kunnen scholen met deze nieuwe wet wel uit de voeten?
‘Ja, het geeft ze wel meer handvatten. Het is nu duidelijker dat burgerschapsonderwijs gaat over politiek en maatschappelijk functioneren. Uit internationaal onderzoek blijkt dat Nederlandse leerlingen niet zo goed scoren op kennis van de democratische rechtsstaat in vergelijking met leeftijdsgenoten in andere landen en dat er verschillen in bestaan qua onderwijsniveau. De wet biedt een eerste stap om dat aan te pakken.’
Zijn de verschillen tussen de niveaus echt zo groot?
‘Nou en of. De hoeveelheid aandacht voor burgerschap verschilt, maar vooral ook het sóórt aandacht. De doelen in het vmbo en het mbo zijn meer gericht op het invoegen in de samenleving: leren hoe het hoort en welke instituties er zijn. Terwijl havo- en vwo-leerlingen meer leren over het vormgeven van de samenleving. Die worden gestimuleerd om na te denken wat rechtvaardig is en hoe je de maatschappij zou willen veranderen. Daar zit al het idee in: dit is jouw rol in de samenleving als vmbo’er en dat is jouw rol als havist. Dat is problematisch.’
Terwijl vmbo’ers natuurlijk net zo goed recht en onrecht in de maatschappij zien?
‘Precies, ze denken net zo goed na over dat soort zaken. Voor mijn proefschrift vroeg ik basis/kader- en vwo-leerlingen hoe ze naar de democratie kijken en hun redeneringen bleken qua complexiteit vergelijkbaar. Natuurlijk, het taalgebruik van vmbo’ers was eenvoudiger, maar inhoudelijk deden de vmbo’ers niet voor de vwo’ers onder.
‘Blik op democratie
vmbo’er en vwo’er
is vergelijkbaar’
Zelf hadden ze wel het idee dat ze het niet goed konden, maar dat is dus echt fictie. We moeten misschien een extra vertaalslag maken om abstracte begrippen voor hen betekenis te geven, maar als we daarin slagen, dan kunnen ze het net zo goed. Als je dat niet doet, bevestig je alleen maar het idee dat ze niet echt meetellen. Een pedagogisch failliet.’
Is burgerschap exclusief iets voor vakken als maatschappijleer en geschiedenis?
‘Nee, in principe zit burgerschap overal in. Het maakt per definitie onderdeel uit van het onderwijs. Dus het kan ook terugkomen bij Nederlands, scheikunde, ckv. Tegelijkertijd hebben scholen al een zeer uitgebreid takenpakket, dus moet je prioriteren bij wie je de burgerschapsopdracht neerlegt. Als het gaat om de democratische rechtsstaat liggen geschiedenis en maatschappijleer voor de hand. Maar de klimaatcrisis kan bijvoorbeeld ook goed aan bod komen bij aardrijkskunde, biologie of scheikunde. Dat is een keuze die scholen moeten maken.’
En kan de Onderwijsinspectie op basis van de herziene wet nu ook gaan handhaven?
‘Jazeker, en dat doet ze al. Met deze wet kan worden opgetreden tegen scholen die onderwijs bieden dat de democratische rechtsstaat en gelijke rechten ondermijnt. Dat is op zich een verbetering, maar zoiets speelt echt maar bij een heel klein deel van de scholen. Bij de meeste zal het meer gaan om begeleiding bij de ontwikkeling van een visie over burgerschap. Waar staan zij rondom morele kwesties? Wat willen zij bereiken met hun leerlingen? Dat vinden scholen vaak lastig. Bij burgerschapsonderwijs gaat het per definitie over spanningsvelden, over vrijheid tegenover gelijkheid. Scholen hebben ook het recht om dat naar hun eigen visie vorm te geven.’
Voor het blok
Politiek als voorbeeld van goed burgerschap? Politiek als spiegel van de maatschappij? |
Hessel Nieuwelink is lector burgerschapsonderwijs aan de Hogeschool van Amsterdam. Hessel Nieuwelink, Remmert Daas en Isolde de Groot, Netherlands: Education for democratic citizenship in Dutch schools. A bumpy road. JSSE 2022, Vol. 21(4).
Lees meer van Hessel Nieuwelink:
Jongeren en democratie: naar een tirannie van de meerderheid?
Dit artikel verscheen in de OCW-special burgerschapsonderwijs van Didactief, mei 2023.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven