Nieuw onderzoek suggereert een opvallende ontwikkeling. In de hogere leerjaren van het middelbaar onderwijs vernauwt de invulling van democratie tot één leidend principe, namelijk dat van de meerderheidsbesluitvorming. Die trend zien we met name onder vwo-leerlingen.
In twee recent gepubliceerde studies hebben wij (Paul Dekker, Geert ten Dam, Femke Geijsel en ik) gekeken naar de manieren waarop het denken van jongeren over democratie zich ontwikkeld. In de ene studie (Growing into Politics?, met hier de open access versie) hebben we primair gekeken naar de manieren waarop het denken van adolescenten over (democratische) besluitvorming zich ontwikkeld. In het andere paper (Adolescent citizenship and educational track, met hier de open access versie) hebben we gekeken of in de ontwikkeling in het denken van jongeren verschillende patronen bestaan bij jongeren in het vmbo en vwo.
In diverse eerdere studies is gekeken naar het denken van jongeren over democratie (hier, hier en hier). Deze studies laten zien dat jongeren positief staan ten opzichte van democratie, democratische waarden en democratische instituties en dat dit voor jongeren met allerlei verschillende achtergronden geldt, zoals opleidingstype en sociaal milieu. Echter, er zijn nog betrekkelijk weinig studies die jongeren volgen in de manieren waarop zij denken over democratie.
Wij hebben ervoor gekozen om een groep jongeren twee keer intensief te bevragen over democratische vraagstukken. Hierdoor proberen we diepgaand zicht te krijgen in de beelden die jongeren hebben over democratie en bestaat de mogelijkheid om door te vragen op achterliggende motieven. Voor de studie hebben we 20 jongeren in het vmbo en 20 jongeren in het vwo gesproken toen zij in de 2e– en 4e-klas zaten. Omdat de politieke democratie voor veel jongeren nog weinig betekenisvol is en politieke houdingen mede gebaseerd zijn op interacties in het dagelijks leven (zie bijvoorbeeld hier, hier en hier), hebben we ervoor gekozen om jongeren eerst casuïstiek voor te leggen die betrekking heeft op de eigen leefwereld (besluitvorming in de klas) om later casuïstiek over de parlementaire democratie voor te leggen.
De studies laten zien dat deze jongeren, zonder uitzondering, positief staan tegenover democratische oplossingen voor vraagstukken waar een belangenconflict bestaat. Jongeren vinden dat beslissingen in de klas, in het parlement of ‘in Nederland’ door de gehele populatie genomen moet worden of via vertegenwoordigers van die populatie. Sommige jongeren hebben voorkeur voor meerderheidsbesluitvorming, anderen voor consensusvorming en andere benadrukken de noodzaak van deliberatieve besluitvorming (zie dit paper voor een uitgebreide bespreking dit paper). Dit geldt ook voor het omgaan met meningsverschillen. Jongeren vinden in principe dat iedereen zijn mening moet kunnen uiten, in de klas, in media en in de politiek. In grote lijnen vinden zij dat dit ook voor groepen geldt waar zij het erg mee oneens zijn (zoals nationalisten, fundamentalistische gelovigen of radicale atheïsten).
Vanuit ontwikkelingspsychologisch perspectief zou verwacht worden dat jongeren met de tijd in hun denken over democratische vraagstukken meer overwegingen meenemen. Op wat oudere leeftijd zouden jongeren meer aspecten meenemen, zoals meerderheidswensen, minderheidsbelangen en vrijheidsrechten of vrijheid van meningsuiting en gevoeligheden van anderen.
Op dit terrein vinden wij opvallende tendensen, zowel aangaande besluitvorming als vrijheid van meningsuiting. Ik geef hieronder een voorbeeld over het denken over besluitvorming, rondom vrijheid van meningsuiting zien we eenzelfde ontwikkeling (bij dezelfde jongeren).
Waar in de eerste interviewronde jongeren veelal aangaven dat zij het belangrijk vinden dat bij besluitvorming rekening wordt gehouden met wat de meerderheid wil, wat belangen van minderheden zijn en of er eventueel fundamentele rechten zijn die in het kunnen gedrang komen. Slechts een enkele jongere gaf op 14-jarige leeftijd aan dat het uitsluitend om de meerderheid ging of dat er zonder het vinden van consensus geen besluit genomen mag worden. Twee jaar later is de situatie anders. Een substantieel grotere groep jongeren heeft voorkeur voor meerderheidsbesluitvorming en van deze groep is er een aanzienlijk deel dat meent dat het bij de besluitvorming alleen maar gaat over wat de meerderheid vindt. Een jongere legt bijvoorbeeld uit dat het bij de besluitvorming gaat over wat de meerderheid wil en dat dit ook geldt als er sprake is van een kleine meerderheid. “Ik zou wel willen weten wat die anderen er van vinden, wat hun mening is en of zij goede redenen hebben. Maar ook dan zou ik als nog het besluit willen nemen.” Een andere jongeren redeneerde in dezelfde trant door te zeggen dat “als het besluit niet genomen zou worden, het ondemocratisch is.”
Nu kan natuurlijk gesteld worden dat dit bij besluitvorming over allerlei onderwerpen ook in de dagelijkse praktijk van de Nederlandse politiek zo ook gebeurt en dat deze opvattingen daarmee niet problematisch zijn. Echter, jongeren hebben deze opvattingen niet alleen over keuzes binnen de school en ‘gewone’ besluitvorming binnen de politiek. Jongeren vinden dit op latere leeftijd ook vaker als het gaat over vrijheidsrechten. We vroegen aan jongeren of er groepen zijn waar zij het erg mee oneens zijn. Dat bleken vooral fundamentalistische religieuze groeperingen, radicale atheïsten of nationalisten te zijn. Wanneer deze groepen een kleine meerderheid in het Nederlandse parlement zouden omvatten, vond een gedeelte van deze jongeren dat zij vrijheidsrechten moeten kunnen afschaffen. Dat is immers waar democratie over gaat, in hun ogen. Een jongen vertelde bijvoorbeeld: “wat zij willen is erg extreem maar je moet er op dezelfde manier over besluiten als bij andere onderwerpen: de meerderheid moet beslissen… Als zij de correcte procedures volgen dan hebben zij als [kleine] meerderheid de mogelijkheid om [vrijheidsrechten] af te schaffen.”
In de ogen van deze groep jongeren valt democratie dus samen met de wil van de meerderheid en zijn andere aspecten van democratie niet belangrijk. In hun denken is de tirannie van de meerderheid herkenbaar.
Vanuit politicologisch perspectief zou je verwachten dat vooral jongeren die een hogere opleiding volgen meer complexe redeneringen hebben en daarmee meerdere aspecten van democratie meenemen. Wij vinden echter het tegenovergestelde. Juist vwo’ers (en dan vooral de jongens) hebben de neiging om bij democratische vraagstukken de nadruk te leggen op één aspect van democratie. Vooral onder vwo’ers zien we een tendens dat democratische besluitvorming (op 16-jarige leeftijd) teruggebracht wordt tot de wil van de meerderheid.
Met kwalitatief onderzoek is het niet mogelijk om causale relaties aan te tonen maar er kan op basis van deze data wel gekeken worden naar mogelijke verklaringen voor deze ontwikkeling. De belangrijkste en meest in het oog springende verklaring is er een die jongeren zelf geven. Het gaat om het volgende: de jongeren die deze meer eendimensionale opvattingen formuleren zijn ook de jongeren die meer geïnteresseerd zijn in politiek. Zij zeggen op school meer over politiek en democratie te praten, volgen vaker het nieuws en tonen zich meer geïnformeerd. Zij geven zelf een verklaring van de verplatting van hun denken door aan te geven dat zij geleerd hebben dat in de politiek en dus bij democratie het alleen maar gaat over de meerderheid. Een jongere gaf bijvoorbeeld aan: “Het gaat altijd over meerderheden, net als met verkiezingen. Bij de laatste verkiezingen won de VVD meer stemmen dan PvdA. Dat is bij deze situatie [de casus] hetzelfde. Je moet stemmen: ben je voor of ben je tegen? De winnaar wint dan.”
Kortom, jongeren geven aan dat zij op school, in gesprekken en via media leren dat democratie over meerderheidswensen gaat.
Deze studies laten wat mij betreft zien dat jongeren niet van nature democratische opvattingen ontwikkelen. Hiervoor is aandacht nodig. Veelal wordt dan terecht naar het onderwijs gewezen en veel studies laten zien dat het onderwijs een bijdrage kan leveren maar dat er in Nederland nog stappen gezet moeten worden.
De impact van onderwijs is echter beperkt. Andere actoren kunnen ook substantiële invloed hebben op het democratisch burgerschap van jongeren. Dat geldt natuurlijk voor de ouders maar zeker niet alleen zij. Binnen het verenigingsleven kan meer geëxperimenteerd worden met democratische besluitvorming (ga bij het kiezen van activiteiten niet altijd stemmen maar zoek ook eens consensus of ga -kort- argumenteren). En ook media hebben een grote verantwoordelijkheid op dit terrein. Via media menen jongeren vooral te leren dat de politiek is wedstrijd is waarbij de grootste partij moet winnen en dat de politiek moet besluiten wat de meerderheid van de bevolking (‘het volk’) wil. Populistisch opvattingen over de werking van democratie, lijken in de denkbeelden van jongeren door te dringen. Dat is niet los te zien van manier waarop politiek in Nederlandse media wordt weergegeven. Ook journalisten moeten zich bewust zijn van de rol die zij hebben bij de politieke socialisatie van jongeren en de manieren waarop zij leren hoe democratie werkt. Te veel wordt bij burgerschapsvorming gewezen naar de school. Andere partijen hebben ook echt een verantwoordelijkheid die lang niet altijd genomen lijkt te worden.
Dit artikel verscheen op 24 oktober 2018 op de website Stuk Rood Vlees.
1 Democratie op de tocht
2 Jonge burgers
3 Anne Bert Dijkstra: ‘De xenofobe houding springt eruit’
4 Burgerschapsonderwijs moet beter
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven