Nieuws

Kompas of Google Maps?

Tekst Kirsten de Boer
Gepubliceerd op 12-02-2019 Gewijzigd op 12-02-2019
Beeld Kennisnet
Op vrijdag 18 januari vond de Kennisnetconferentie ‘Onderwijsinzicht’ plaats. Op deze conferentie, die plaatsvond in de futuristische ‘Supernova’ in de Jaarbeurs Utrecht, werd onder andere het Kennisnet Technologiekompas 2019-2020  gepresenteerd.

Wanneer je ’s morgens de Jaarbeurs binnenloopt, is nog niets out of the ordinary. Terwijl verderop in het gebouw de Nationale Onderwijstentoonstelling vast wordt opgebouwd, vervolgen wij onze weg naar boven. Daar, in de Supernova, merk je pas dat je op een andere conferentie bent dan de meeste. De zaal waarin de plenaire sessies plaatsvinden is groot en licht (en koud!), met een podium in het midden, waar het publiek omheen zit. Vanuit elke hoek heb je goed zicht op een van de vier grote schermen. En, ook fijn: alle presentaties en filmpjes doen het! Met de technologie zit het dus wel goed. Maar wanneer je halverwege de dag door een soort spacetunnel naar de wc loopt of je je voor een van de sessies langs een hoop lichtjes naar een van de missions (een cool woord voor ‘kleinere zalen’) spoedt, is de ervaring compleet. Het gaat hier om de toekomst, en daar heeft technologie een hoofdrol in.  

 

Technologiekompas

Een van de headliners van het congres is de presentatie van het Technologiekompas 2019-2020, want, zo is meerdere keren te horen tijdens de conferentie, ‘zonder kompas kom je niet ver’. Wellicht een wat ironische uitspraak op een conferentie over ICT: zijn we niet allemaal over op Google Maps? Maar de boodschap is duidelijk: de technologische ontwikkelingen zijn, behalve heel nuttig, ook verwarrend en een beetje sturing daarbij kan geen kwaad. Michael van Wetering, strategisch adviseur Innovatie bij Kennisnet en het brein achter het Technologiekompas, licht dat in zijn presentatie toe. Hij analyseert een aantal dominante technologische trends.

Artificial Intelligence (AI), the Internet of Things (IoT), big data en de ict-infrastructuur komen ter sprake. AI is voor het onderwijs de belangrijkste, volgens Van Wetering, omdat het volgens hem de leerkracht een deel van zijn werk uit handen kan nemen. Zo wordt het mogelijk om meer persoonlijke aandacht en maatwerk aan leerlingen te bieden, in dezelfde hoeveelheid tijd. AI heeft zich de laatste jaren snel ontwikkeld. Dat komt vooral door de enorme hoeveelheid data die we tegenwoordig met z’n allen genereren. Jouw Facebookgegevens, maar ook alle gegeven over je internetgebruik en daarmee je persoonlijke voorkeuren voeden de algoritmes van AI die daar vervolgens weer van leren en zich verder ontwikkelen.

 

Hoewel AI duidelijke voordelen heeft, zijn er ook kanttekeningen. Zo is er een zeker vertrouwen in een digitale wereld voor nodig. Maar is dat wel op zijn plaats? Privacy is een belangrijke waarde in die afweging. Er is genoeg discussie over wat Facebook met onze data doet (verkopen dus…) en we hebben niet voor niets sinds vorig jaar een AVG (in het Engels de General Data Protection Regulation) in de EU. Maar met steeds slimmer wordende computers is er nog een punt. Weet een computer straks meer dan wij? Moeten we blind vertrouwen op de technologie, à la Little Britain, ‘Computer says no’? Weet de computer wat het beste voor een leerling is? Heeft de leerkracht dan nog toegevoegde waarde? Ja, want recent onderzoek laat zien dat juist de slechter presterende leerling meer leert van een leerkracht dan van een online course. Gelukkig is Van Wetering het daarmee eens. De kracht van de mens en dus de leraar zit in empathie, sociale vaardigheden en de vaardigheid om te improviseren.

Behalve dat AI de leerkracht kan ontlasten, is het ook noodzaak er rekening mee te houden in het onderwijs, omdat elk beroep er mee te maken heeft of krijgt. Een mens gaat op rekengebied niet tegen een computer kunnen opboksen, maar wel op gebieden zoals sociale vaardigheid, empathie en het omgaan met die technologie. Dáár moet dus aandacht voor zijn in het onderwijs (wat overigens niet wegneemt dat een bepaalde rekenbasis zeer zinnig is, juist ook om met ICT om te kunnen gaan, aldus Van Wetering).

 

Ethische vraagstukken

Op de ethische vraagstukken rondom technologische ontwikkelingen gaat Jeroen van den Hoven (TU Delft) later op de dag in. Hij stelt dat er veel verwarring is over de digitale samenleving bij een brede groep mensen, zowel experts als leken, wat leidt tot wat Van den Hoven een ‘moral fog’ noemt: het is onduidelijk wat wel en niet kan en mag. Hoe ver kan je bijvoorbeeld gaan in het geven van je mening en het beledigen van anderen? De anonimiteit van het internet laat mensen vaak verder gaan dan in het ‘echte’ leven.  

De vraag die daaruit voortkomt is ‘Hoe ziet een goede digitale samenleving eruit?’. Van den Hoven verwijst naar China waar burgers cijfers krijgen voor hun sociale en economische reputatie, gebaseerd op data die online verkregen wordt. Is dat een ‘goede’ digitale samenleving, en is de manier waarop China data en algoritmes inzet, ethisch verantwoord?

Mensen als Steve Jobs en Mark Zuckerberg vormen met hun producten mede een deel van de samenleving. Zuckerberg zegt immers wel ‘We just want to connect people’ wanneer hem gevraagd wordt naar privacy, maar ondertussen verdient zijn bedrijf er vooral geld mee, stelt van den Hoven. We moeten ervoor zorgen dat bedrijven als Apple en Facebook met hun producten niet de waarden van de samenleving gaan bepalen. Daarom moeten we in het onderwijs de volgende stap zetten: niet alleen nadenken over hoe we de samenleving willen zien, maar dat ook implementeren in het onderwijs. Weer een taak erbij..
 

Lees ook:
Cocking, D., & Van den Hoven, J. (2018).
Evil online. John Wiley & Sons.

 

Maatwerk op individueel niveau

AI kan ook goed gebruikt worden voor adaptieve leermiddelen. Het kan aansluiten op de zone van naaste ontwikkeling van de leerling en direct feedback geven, wat een bewezen krachtig middel is voor effectief leren. Daarnaast kan het de leerkracht informeren over wat de leerling doet, en welk niveau hij of zij  heeft. Zo weet de leerkracht wie welke hulp nodig heeft. Dit kan ook gebruikt worden om in de bovenbouw van het vo een profiel te kiezen, of daarna een studie. De data over wat een leerling leuk of moeilijk vindt, bestaan immers toch al. Overkoepelende dashboards, waarop de informatie van verschillende leermiddelen samenkomt zijn al in ontwikkeling, maar dat is een moeilijk technologisch proces volgens Van Wetering. Ook vereist dit bij de leraren een ontwikkelproces, want het interpreteren van zulke gegevens zit nog niet in de lerarenopleidingen verwerkt.

 

De beste begeleider

In een experiment bij Georgia Tech (VS) werden studenten via een chatinterface begeleid. Zonder dat zij het wisten, was een van de begeleiders geen levend persoon, maar een AI. Toen de begeleiders werden geëvalueerd door de studenten, bleek de AI de meest populaire begeleider te zijn. Waarom? Ze was geduldig, nooit geïrriteerd, had geen vooroordelen en was altijd beschikbaar. Uiteindelijk werd de AI ontdekt doordat ze simpelweg té goed was. Haar antwoorden waren, zelfs met een ingebouwde vertraging, net te snel.

 

Er zijn wel ruwe randjes te benoemen. AI’s kunnen een bias (vooroordeel) hebben, want ze zijn volledig afhankelijk van de data die je erin stopt. Zo was er een zeeppompje ontwikkeld dat was getraind met foto’s van handen. Als het pompje een hand ‘zag’, moest het zeep geven. Maar in de data die het pompje was gevoerd, zaten niet genoeg donkere handen. Daardoor werkte het enkel voor blanke mensen… Specifiek gericht op het onderwijs levert een bias andere obstakels op: als een AI-programma in de VS is ontwikkeld, is het dan wel representatief voor het Nederlandse onderwijs? Daar moet verantwoordelijk mee worden omgegaan. Er moet een balans zijn tussen mens en machine: houd de AI controleerbaar en verklaarbaar. Je hoeft niet precies te weten hoe het algoritme werkt, maar je moet wel je eigen verstand blijven gebruiken.

 

Leven, leren en werken met artificial intelligence

De nieuwe technologie roept vragen op over de inrichting van het onderwijs. Wanneer kun je AI z’n gang laten gaan en wanneer moet je als leerkracht interveniëren? AI kan veel kansen bieden om het onderwijs te verbeteren, maar als er niet op de juiste manier mee wordt omgegaan, kan het het onderwijs ook juist verslechteren. Bijvoorbeeld doordat leerkrachten niet weten hoe ze met AI om moeten gaan of de overstap naar hun ‘nieuwe’ takenpakket (namelijk minder op kennisoverdracht en meer op sociale vaardigheden lesgeven) erg moeilijk vinden. Het is dus goed om je als school af te vragen wát je met de inzet van AI wil bereiken en duidelijke kaders te scheppen. Dan kunnen leraren en technologie elkaar versterken. En de scholen zullen heus niet verdwijnen, vult gastspreker Karen Cator aan het eind van de presentatie aan, ‘kinderen moeten toch ergens heen als hun ouders naar het werk gaan’.

 

Inzicht in didactische ICT-bekwaamheid

Over het omgaan met ICT en technologie voor de klas gaf Maaike Heitink een presentatie, die onderzoek deed naar de ict-bekwaamheid bij leerkrachten. Heitink vond dat leerkrachten ICT vooral inzetten voor het activeren van leren, voor het geven van instructie en om te differentiëren. Ze redeneren echter veel meer over het inzetten van ICT voor differentiatie, dan dat ze het in de praktijk hiervoor gebruiken. Hetzelfde geldt voor het gebruik van ICT voor klassenmanagement. Er zit dus een gat tussen wat leraren denken en zeggen te doen, en wat ze daadwerkelijk doen.
 

Lees binnenkort meer over dit onderzoek in de rubriek Onderzoek kort in Didactief.

 

Lees ook het verslag van de conferentie op de website van Kennisnet. Daar vind je ook presentaties van de sprekers.

Verder lezen

1 Ict en de menselijke factor

Click here to revoke the Cookie consent