Onderzoek

Flexibel omgaan met onderwijstijd

Tekst Redactie Didactief
Gepubliceerd op 30-06-2016 Gewijzigd op 10-01-2017
Steeds meer scholen willen hun onderwijstijd op een andere manier inzetten. Zelf kiezen hoe laat de leerlingen de school binnenkomen, flexibel vakanties inplannen, leerlingen zelf hun instructies laten plannen, zomerscholen, allemaal ideeën om het onderwijs te verbeteren en beter aan te laten sluiten bij de leerling. Is het een goed idee om de regels te versoepelen? En wat betekent dat voor de onderwijskwaliteit?

Stand van zaken
Vooral voor werkende ouders zijn flexibele onderwijstijden handig. Idealiter zijn de schooltijden van hun kind dan aangepast aan hun eigen werktijden. Er valt wat dat betreft steeds meer te kiezen. Sinds 2006 mogen Nederlandse scholen hun eigen schooltijden vaststellen. Het maximum van 5.5 uur per dag is afgeschaft, maar het minimum aantal uren en de vakantieplanning blijven bestaan. Toch hanteren de meeste Nederlandse scholen nog traditionele schooltijden met een vrije woensdag- en/of vrijdagmiddag. Een kleiner aantal gebruikt een vijf-gelijke-dagen-model, een model dat rekening houdt met het bioritme van kinderen, een continurooster en een minderheid is van 7 tot 19 uur open: het integraal kindcentrum.
Onderzoekers Frederik Smit, Geert Driessen en Jos van Kuijk van het ITS hebben een internationale literatuurstudie verricht naar de effecten van verschillende invullingen van de onderwijstijd op de onderwijskwaliteit. In het weinige onderzoek dat er is, maken zij onderscheid tussen de flexibilisering van onderwijstijd op individueel en schoolniveau.

De individuele leerling
Wat weten we wel? Bij flexibel onderwijs voor individuele leerlingen staat veelal de autonomie van de leerling centraal. Zo wijst het rapport van de OESO (Reviews of national policies for education: Netherlands 2016, Foundations for the future) erop dat het belangrijk is in te spelen op de leerbehoeften van individuele leerlingen om ze te motiveren.

Scholen in diverse landen experimenteren met flexibele onderwijstijden en gepersonaliseerd leren. Een onderzoek uit de VS in 23 onderwijsinstellingen (kinderopvang en basisscholen) vindt wel positieve resultaten op de reken- en taalprestaties van leerlingen na twee jaar gepersonaliseerd leren (RAND Corporation, 2014). De leraren gaven instructie aan kleine groepjes leerlingen en volgden hun onderwijsbehoeften. Hierbij waren ze flexibel in de instructietijd en het was ook mogelijk om de schooldag of het schooljaar te verlengen om te zorgen dat leerlingen hun individuele leerdoelen zouden behalen. Maar, waarschuwen de onderzoekers, daar mogen we niet te grote conclusies aan verbinden want een langere schooldag leidt niet vanzelf tot hogere leerprestaties, blijkt uit de literatuur. Veel hangt er vanaf of de leertijd effectief benut wordt door goede leraren die een goed curriculum inzetten (Marzano, 2003 en Hattie, 2009). Kennelijk deden de Amerikaanse docenten hun werk heel goed.

kunskapsskolan In Zweden is het onderwijsconcept 'Kunskapsskolan' (kennisschool) ontwikkeld dat gepersonaliseerd leren binnen de 'gewone' schooltijden biedt. Leerlingen hebben individuele leerdoelen en beslissen zelf wanneer ze aan hun digitale op maat gemaakte programma werken. Maar liefst 36 Zweedse scholen, 4 Engelse, 1 Amerikaanse en 1 Indiase school voeren dit concept uit, maar er is niks bekend over de effecten.

Smit c.s. brengen ook in kaart welke scholen in Nederland werken met gepersonaliseerd leren en flexibele onderwijstijden. Denk aan De School in Zandvoort en de sterrenscholen die ruime en flexibele onderwijstijden en individuele leerlijnen bieden. Integrale kindcentra zijn van 7 tot 19 uur open. Daarnaast zijn er ook de O4NT-scholen (ook wel de Steve Jobsscholen genoemd) waar leerlingen hun dag op verschillende tijden kunnen beginnen en zelf vakanties kunnen inplannen. Ze krijgen ook individuele instructie. Van deze scholen zijn geen effecten bekend uit de literatuur.

Experiment Flexibele Onderwijstijden
Elf van deze scholen deden mee aan het experiment 'Flexibele Onderwijstijden' van de onderwijsinspectie. De inspectie concludeert daar wel een dalende trend in de resultaten van leerlingen, maar trekt geen harde conclusies over de effecten van flexibele onderwijstijd op de schoolkwaliteit. Hoewel ze aangeeft dat het sommige scholen niet lukte om leerlingen die buiten de reguliere vakantieperiodes op vakantie gingen een ononderbroken leerlijn aan te bieden ( ze moesten de gemiste leerstof inhalen tijdens de reguliere vakantieperioden als de andere kinderen weg waren), konden tegenvallende resultaten allerlei oorzaken hebben: bijvoorbeeld veel zorgleerlingen, veel instromers of wisselingen van het personeel.

In lijn hiermee beredeneren de onderzoekers (Smit, Driessen en Van Kuijk) ook dat er bij individueel of gepersonaliseerd onderwijs een risico is dat leerlingen minder instructie van de leerkracht krijgen. Dit is volgens de literatuur vooral nadelig, schrijven zij, voor zwakke leerlingen die juist beter gedijen als ze bij de groep worden gehouden en zich aan anderen kunnen optrekken.

Positieve factoren
Wanneer zou flexibilisering wel tot goede onderwijskwaliteit kunnen leiden? Een paar voorwaarden uit de literatuur op een rij:
- Duidelijke school- en beleidsregels om leerlingen te betrekken bij het inrichten van hun leerruimte en leertijd.
- Een directeur die de kwaliteit van het onderwijs en de effectieve leertijd controleert.
- Een team van leerkrachten dat achter het concept staat en leerlingen betrekt bij het inrichten van hun leerruimtes en leertijd.
- Leraren die flexibel onderwijs kunnen geven en die risicoleerlingen zoveel mogelijk in de groep kunnen opvangen en hen helpen zich aan goede leerlingen op te trekken.

Flexibele onderwijstijd in de school
Variatie in schooltijden gaat niet alleen over andere schooltijden, maar ook over kortere of langere schooldagen. Ook hier besteden de onderzoekers aandacht aan: naschoolse activiteiten en bijvoorbeeld zomerscholen die het schooljaar en de schooldagen verlengen. In de literatuur hebben ze nauwelijks bewijs voor de effectiviteit van deze programma's kunnen vinden, behalve dat aansluiting van de naschoolse activiteiten bij het reguliere onderwijs, gekwalificeerde begeleiders en een individuele benadering succesfactoren lijken te zijn (Driessen, Claassen en Smit, 2010).

In Amerikaans onderzoek zijn wat kleine effecten van extra onderwijstijd (een langer schooljaar en langere schooldagen) op taal en rekenen (Center for research on education outcomes, 2013) gevonden. Een Nederlands pilotonderzoek van de verlengde schooldag vond geen effecten op taal en rekenen (Meyer & Van Klaveren, 2012). Ander Nederlands onderzoek naar extra onderwijs in begrijpend lezen en rekenen door de onderwijstijd te verlengen leverde wisselende resultaten op (Oberon, 2013). Voorzichtig schrijven Smit en zijn collega's dat een goed onderwijsaanbod, liefst met effectieve methodes, en een positief imago met hoge ambities kunnen bijdragen aan succes. Strenge selectie-eisen, zoals zelfstandig kunnen werken en een goede werkhouding hebben, kunnen helpen om een positief imago te creëren.

Er zijn ook buitenschoolse programma's die zich niet op rekenen en taal richten, maar op sport of kunst bijvoorbeeld. Dat bieden brede scholen. Uit onderzoek van Kruiter, Fettelaar en Beekhoven (2013) blijkt dat leerlingen zich sociaal-emotioneel beter ontwikkelen als ze vaker aan bredeschool activiteiten deelnemen. Ze gaan bijvoorbeeld beter om met medeleerlingen en de leerkracht.
Kort komt in het onderzoek ook voor- en vroegschoolse educatie aan bod. Immers wie onderwijstijd wil variëren kan leerlingen ook jonger naar school laten gaan. Inmiddels is met de presentatie van het pre-COOL-onderzoek dit deel van het rapport eigenlijk achterhaald.

Regels versoepelen?
Resumerend blijft de vraag staan: moeten we de regels rond onderwijstijden nu versoepelen of niet? De onderzoekers laten het antwoord een beetje in het midden: wisselende resultaten en weinig bewijs van effectiviteit.

Frederik Smit, Geert Driessen, Jos van Kuijk: Variatie in schooltijd en onderwijskwaliteit. Een internationale literatuurstudie naar effecten van verschillende invullingen van de onderwijstijd op de onderwijskwaliteit. ITS, Nijmegen, 2015.

Bronnen:
- Center for Research on Education Outcomes, 2013. National Charter School study 2013.
- Hattie, J. (2009). Visible learning: A synthesis of over 800 meta-analyses relating to achievement. London & New York: Routledge.
- Inspectie van het Onderwijs, 2014. Experiment Flexibele Onderwijstijden 2011-2014: Eindrapport van het onderzoek op elf scholen naar de effecten van flexibele onderwijstijden op de kwaliteit van het onderwijs.
- Leuven, E., Lindahl, M., Oosterbeek, H., & Webbink, D. (2010). Expanding schooling opportunities for 4-year-olds. Economics of Education Review, 29(3), 319-328.
- Marzano, R. (2003). What works in schools. Alexandria, VA: ASCD.
- Meyer, E., & Klaveren, C. van (2012). Evaluation of an extended day program in the Netherlands: A randomized field experiment. Maastricht: TIER.
- Oberon (2013). Resultaatrapportage Brede School Academie Overvecht 2013. Utrecht.
- RAND Corporation (2014). Early Progress: Interim Report on Personalized Learning. Bill & Melinda Gates Foundation.

Tekst Eline Geus, stagiaire bij Didactief.
Gepubiceerd op 30 juni 2016.

 

Bronvermelding

1 experiment flexibele onderwijstijd verlengd
2 Flexibele onderwijstijden
3 Vve helpt

Click here to revoke the Cookie consent