Onderzoek

O4NT-school: kind centraal

Tekst Monique Marreveld
Gepubliceerd op 04-09-2015 Gewijzigd op 09-03-2017
Het fenomeen iPadschool kennen we inmiddels allemaal. Maar wat is precies de gedachte achter dit nieuwe onderwijsconcept? We spraken erover met O4NT-directeur Hans Theeboom. 'Een iPad is een middel, geen doel.'


Hans Theeboom heeft 33 jaar onderwijservaring, de laatste jaren als clusterdirecteur van twaalf basisscholen in Almere. 'Ik dacht al tien jaar: we doen iets niet goed in het onderwijs.' Maar pas toen hij in contact kwam met Maurice de Hond en zijn plannen voor een iPadschool, realiseerde hij zich wat hij anders wilde. Theeboom zegde zijn baan op 6 maanden geleden en ging fulltime als pedagogische medewerker voor O4NT werken, de stichting achter de inmiddels 35 iPadscholen die Nederland telt.

Het eerste wat hij duidelijk wil maken is: 'Een iPad is een middel, geen doel'. Het tweede? 'Ieder kind wil leren, als wij de juiste omstandigheden maar creeren.' Zelfs de spreekwoordelijke luiwammes? 'Ja, die ook.' Vertrouwen moet je hebben. Dat is de basis. Hoeveel scholen zeggen er niet: het kind staat centraal. Theeboom gelooft er niks van. Dan zou het onderwijs toch anders georganiseerd zijn?

Kenmerkend voor O4NT-scholen zijn de ateliers: een taal-, reken-, wereld-, project-, creatief-, spel-, techniekatelier en een stilteplein. Het jaarklassensysteem is doorbroken. Meestal, zegt Theeboom, is de school in 2 groepen georganiseerd, groep ¼ en groep 5/8. Dat klinkt massaal op papier. Maar ieder kind begint en eindigt de dag in een heterogene stamgroep van maximaal 25 kinderen. In de tussenuren verhuist het gedurende de dag van atelier naar atelier. Op het stilteplein kunnen kinderen zelfstandig werken.

In een taalatelier ademt alles taal en zit een gespecialiseerde leerkracht klaar om leerlingen van verschillende niveaus te helpen. Leerlingen die aan taal willen werken, gaan daar hun werk maken op de iPad. De instructie is digitaal, maar een korte instructieles voor een groepje kan ook. De software is adaptief, zodat leerlingen op hun eigen niveau kunnen werken. Heeft een kind 13 van de 20 vragen fout beantwoord, verlaagt het programma het niveau. Heeft een kind eenmaal de meeste vragen goed, dan gaat het programma automatisch naar het volgende level.

De software registreert voor de leerkracht van de stamgroep waar een leerling toe behoort, inzichtelijk waar het kind mee bezig is, hoe lang en wat het presteert. Als een leerling bepaalde ateliers mijdt, kan de leerkracht ingrijpen. Onze boodschap, aldus Theeboom: 'Zorg er voor dat elke leerling keuzevrijheid heeft. Niet onbeperkt, maar wel een groot deel van de dag. Waarom zou je allemaal tegelijk moeten rekenen of taal moeten leren? Dat is niet meer nodig in de Nieuwe Tijd.'

'Maak de leerling ook eigenaar van zijn eigen leerproces. Vraag hem wat hij wil leren en als hij dat niet weet, ondersteun hem daar dan in door het stellen van uitdagende vragen. Alleen antwoord geven op vragen die anderen stellen, is niet motiverend voor kinderen.'
Begint Theeboom al een beetje als een gelovige te klinken? Zeker, hij heeft het over een 'gepersonaliseerde leerreis' voor kinderen. Het is immers niet meer zo dat de hele klas het hele boek van A tot Z achter elkaar doorwerkt. Maar hij zegt ook dat een leerkracht een kind een aantal dingen per dag moet laten doen. En keuzevrijheid is in het montessorionderwijs toch ook geen vies woord? Dat werkt al decennia goed, voor bepaalde kinderen.

Maar is de leraar nog wel relevant of heeft de iPad hem vervangen? Nee, zegt Theeboom, het is een kwestie van werkverdeling. 'Automatiseren en (in)oefenen kan een kind met de iPad, die ook het werk controleert. In plaats van schriftjes nakijken, kan de leraar zijn of haar tijd gebruiken om aantrekkelijkere lessen te maken, leerlingen individueel feedback te geven, bij te sturen, of sociaal emotioneel te ondersteunen.'

Leraren worden – meer dan in een reguliere school - allemaal op een specialisme aangesproken. Logisch, dat moet wel om in de ateliers te kunnen functioneren. Elke week staan er ook workshops ingepland in de ateliers. Gegeven door de leraar-experts ( 'hakken en plakken van woordjes' bijvoorbeeld) en door experts van buiten. Theeboom: 'Ouders weten zoveel: door hen een gastles te laten verzorgen in plaats van ze alleen maar als luizenouders in te zetten maak je gebruik van hun expertise èn speel je ruimte vrij voor bijvoorbeeld een coachingsgesprek met ouder en kind.'

De leraar van de stamgroep behoudt altijd de eindregie: hij is verantwoordelijk voor het analyseren van de gegevens die de software bijhoudt. Wat doet de leerling en waar kan hij nog hulp gebruiken? Elke zes weken overlegt hij met kind en ouders over de voortgang van het leerproces, want ouders kennen hun eigen broedsel het best. Samen de verantwoordelijkheid delen dus, dat is het idee.

Kan Theeboom ook een minpunt verzinnen aan de O4NT-scholen? 'Tja, eerlijk gezegd: de magneetwerking die dit soort scholen heeft op kinderen die hopeloos zijn vastgelopen in het reguliere onderwijs. Maar echt, leerlingen met zware gedragsproblemen kunnen wij net zo min helpen als een "normale" school. Wat we wel zien, is dat gedragsproblemen afnemen in onze scholen. Dat komt misschien omdat leerlingen niet meer de hele dag bij dezelfde leerkracht zitten: de tolerantiegrens van de leraar neemt waarschijnlijk toe als hij weet dat die lastpost straks weer bij een ander zit. Ook zou kunnen meespelen dat kinderen meer op hun eigen niveau werken. Onder of overpresteren is vaak een recept voor gedragsproblemen.'

Lees ook interview met Peter Ottenhof, leerkracht op een Steve Jobs-school in Sneek.

Tekst Monique Marreveld, hoofdredacteur Didactief

Gepubliceerd op 31 augustus 2015

Verder lezen

1 'Noem ons geen iPadschool'
2 In de biotoop van Peter Ottenhof

Click here to revoke the Cookie consent