Onderzoek

De 10-14 school bestaat niet

Tekst Anne Luc van der Vegt
Gepubliceerd op 06-10-2021 Gewijzigd op 06-10-2021
Beeld Wilbert van Woensel
Het is alweer bijna tien jaar geleden dat in 2012 het eerste 10-14 initiatief van start ging, maar nog steeds kunnen we niet spreken van een 10-14 school. Oberon maakt de balans op in de eindrapportage van de pilot 10-14.

De 10-14 school bestaat niet. Het 10-14 onderwijs maakt altijd deel uit van tenminste twee scholen, één voor basis- en één voor voortgezet onderwijs. De leerlingen zijn bij één van beide scholen ingeschreven, de leraren hebben een aanstelling bij één van beide scholen. Er is dus sprake van gescheiden financiering, verschillende CAO’s en ongelijke salariëring. Van de belemmeringen die de initiatieven ervaren, is dat misschien wel de belangrijkste: dat een 10-14 initiatief niet één school is. Toch is dat voor geen van de betrokkenen reden om te stoppen met 10-14. Het enthousiasme is onverminderd.

 

Monitor 10-14 Onderwijs

Gedurende drie jaar lang heeft Oberon twaalf initiatieven voor 10-14 onderwijs gevolgd met monitor-onderzoek, in opdracht van het ministerie van OCW. Doel van het onderzoek was om te beschrijven hoe het onderwijs zich ontwikkelt, vast te stellen welke successen er zijn en om knelpunten. Het rapport Een soepele overgang is verschenen in het voorjaar van 2021. Momenteel doet Oberon samen met Dialogic onderzoek naar het experiment teambevoegdheid.

Het rapport is hier te vinden. 

 

Het ene initiatief is het andere niet

Een andere reden waarom de 10-14 school niet bestaat, is dat de initiatieven niet op elkaar lijken. Er zijn een paar overeenkomsten, maar vooral veel verschillen. Alle initiatieven streven naar een geleidelijke overgang tussen primair en voortgezet onderwijs, maar de manier waarop verschilt. Sommige stellen de schoolkeuze uit. Alle niveaus en meestal ook alle leeftijden zitten daar bij elkaar in de klas. Pas na vier jaar kiezen de leerlingen een schooltype in het voortgezet onderwijs. Bij andere initiatieven is uitstel van schoolkeuze niet het doel, maar gaat het meer om een gefaseerde keuze. Leerlingen maken al een voorlopige keuze op tienjarige leeftijd, want deze initiatieven hebben geen aanbod voor de volle breedte. Ze zijn bedoeld voor vmbo-leerlingen of havo/vwo-leerlingen. Eén initiatief richt zich op begaafde leerlingen, die al vóór het einde van de basisschool toe zijn aan gymnasium-stof. De schoolkeuze wordt hier dus niet uitgesteld, maar juist naar voren gehaald. Tijdens het 10-14 traject kunnen leerlingen er achter komen of die voorlopige keuze de juiste was. Op 14-jarige leeftijd kiezen ze dan definitief voor een schooltype.

Een andere overeenkomst is dat bijna alle initiatieven streven naar meer maatwerk voor de leerlingen. Het onderwijs is meer gepersonaliseerd, leerlingen bespreken met hun leraren hun persoonlijke leerdoelen. Daarbij gaat het niet alleen om cognitieve leerdoelen, net zo belangrijk zijn persoonsvorming en sociale competenties. Natuurlijk vraagt dit om een intensieve begeleiding, door een mentor of coach. Maar de manier waarop dat gebeurt, verschilt weer, hoe vaak begeleiding plaatsvindt, individueel of groepsgewijs. Vooral het volgen van de ontwikkeling van leerlingen gebeurt op allerlei verschillende manieren. Er zijn portfolio’s, rubrics, verschillende leerlingvolgsystemen. De diversiteit is zo groot dat de vraag zich opdringt: zou het niet mogelijk zijn meer van elkaar te leren en te profiteren van elkaars ontwikkelwerk? Die vraag is tijdens het onderzoek ook gesteld. Maar omdat de onderwijsconcepten allemaal net iets anders zijn, hebben de initiatieven ook behoefte aan verschillende volgsystemen.

 

Tevredenheid bij leraren, leerlingen en ouders

Een belangrijke vraag is natuurlijk: Wat zijn de resultaten van de 10-14 initiatieven? In de eerste plaats is het goed om te weten dat de meeste leraren, leerlingen en ouders zeer tevreden zijn over het onderwijs. Ze waarderen vooral de geleidelijke overgang. Leerlingen die vastliepen op de basisschool zijn blij dat ze al eerder kunnen beginnen met praktische vakken die op het vmbo worden gegeven. Leraren zien dat er een betere doorgaande lijn tot stand komt, dankzij integratie van vakken. Ook voor het meer gepersonaliseerde onderwijs is waardering, vooral omdat de leerlingen hierbij veel individuele begeleiding krijgen. Dat is mede mogelijk dankzij de kleinschaligheid van de meeste initiatieven. Juist die kleinschaligheid is volgens de leraren en schoolleiding een belangrijke succesfactor. Dit wordt deels bereikt door het onderwijs anders te organiseren: leerlingen leren voor een groot deel zelfsturend. Maar schoolbesturen investeren ook extra in het 10-14 onderwijs, zij het meestal voor een beperkte periode.

De belangrijkste kanttekening van sommige ouders is dat ze beter op de hoogte willen worden gehouden van de ontwikkeling van hun kinderen. Veel 10-14 initiatieven zijn bezig geweest met de ontwikkeling van een leerlingvolgsysteem dat past bij hun onderwijsconcept. Ouders hebben echter behoefte aan duidelijkheid over het niveau van hun kinderen, omdat ze uiteindelijk toch de keuze moeten maken voor een niveau binnen het voortgezet onderwijs.

 

Niet alle leerlingen blijven tot hun veertiende

Hoewel de opzet van 10-14 onderwijs is om de overgang naar het voortgezet onderwijs geleidelijk te maken, werkt het niet voor alle kinderen zo. Een kwart van de leerlingen maakt na twee jaar de overstap naar een ‘gewone’ school voor voortgezet onderwijs en begint daar in het eerste leerjaar. Voor hen was uitstel van schoolkeuze toch niet nodig. Nog eens een kwart maakt die keuze na het derde jaar 10-14 onderwijs. Maar er zijn ook leerlingen die zelfs na vier jaar 10-14 onderwijs niet van school wisselen. Bij de initiatieven waar zij naar school gaan, wordt het 10-14 onderwijsconcept voortgezet in de hogere leerjaren, zo mogelijk tot aan het eindexamen.

 

De toekomst van 10-14 onderwijs

Is dat de toekomst van 10-14 onderwijs, dat er helemaal geen overgangen meer zijn? Sommige initiatieven zijn daar groot voorstander van. Hun ideaal is één school voor funderend onderwijs, bijvoorbeeld van 4 tot 18 jaar. Of dat haalbaar en wenselijk is, kan op basis van ons onderzoek niet worden bepaald. We zien wel dat er nog de nodige obstakels zijn. Een paar daarvan noemden we al eerder. Een groot praktisch probleem is dat leraren basisonderwijs volgens de wet niet in het voortgezet onderwijs mogen lesgeven en andersom ook niet.  Om dat probleem op te lossen is vorig jaar het experiment teambevoegdheid gestart. Op de 10-14 initiatieven die daaraan deelnemen werken alle leraren in het team samen aan het onderwijs aan de leerlingen in de leeftijd van 10 tot 14. Als het experiment een succes is, kan dat ertoe leiden dat een belangrijk obstakel voor 10-14 onderwijs wordt weggenomen.

 

 

Meer Didactief-artikelen lezen? Trakteer jezelf op een online abonnement voor slechts €24,50: maar liefst tien edities per jaar en toegang tot ons archief vanaf 2003.https://didactiefonline.nl/aanbieding 

Verder lezen

1 'Middenschool' populair
2 Aantal 10-14-scholen groeit
3 Middenschool 2.0: analyse en oplossingen
4 Late selectie, gelijke kansen?

Click here to revoke the Cookie consent