Onderwijs voor kinderen van 10 tot 14 jaar is een nieuw fenomeen dat steeds meer leerlingen trekt. De eerste 10-14-school startte in 2012, het Tiener College in Gorinchem. Inmiddels hebben twaalf scholen een speciale pilotstatus gekregen van het ministerie van OCW. Andere scholen met deze onderwijsvorm zijn er ook, ieder bestuur mag ermee beginnen. Onderzoeksadviesbureau Oberon volgt de twaalf pilotscholen en maakt in twee tussenrapportages de balans op. Waarom kiezen leerlingen en ouders voor deze scholen? En wat is de eerste indruk van het onderwijs?
De gedachte achter Onderwijs 10-14 is dat basisschoolleerlingen een geleidelijke overstap maken naar het vo. Sommige kinderen krijgen meer tijd om hun talenten en interesses te ontdekken voor zij een niveau kiezen en anderen volgen juist eerder vakken van de middelbare school. De nieuwe aanpak komt ook voor in de voorstellen van Curriculum.nu.
Hoe staan de scholen er op dit moment voor? De onderzoekers volgden er in de eerste monitor (schooljaar 2017/18) zes, in de tweede monitor (schooljaar 2018/19) kwamen daar nog zes bij. Ze bestudeerden hun plan van aanpak, interviewden bestuurders en schoolleiders en namen vragenlijsten af onder leraren, leerlingen en ouders.
De scholen verschillen sterk van elkaar. Zo hebben ze verschillende doelgroepen. De Tienerschool in Groningen richt zich bijvoorbeeld op kinderen van het sbo en de Zuidergymnasiumbasisschool in Rotterdam op hoogbegaafde leerlingen. De groepssamenstelling wisselt ook. Op vijf scholen krijgen kinderen van alle leerjaren (groep 7, groep 8, eerste klas en tweede klas) samen les, op drie scholen zijn twee leerjaren gecombineerd en op vier scholen volgen de kinderen alleen vakken met hun eigen jaargroep. Ook de aard van het onderwijs verschilt. Zo besteden sommige scholen extra aandacht aan samenwerken en presenteren kinderen op de Leeronderneming in Ridderkerk iedere zes weken aan hun ouders wat zij geleerd hebben.
Er zijn ook overeenkomsten. De meeste scholen vinden gepersonaliseerd leren belangrijk. Zij willen maatwerk leveren door aan te sluiten bij de interesses en talenten van kinderen en coachend lesgeven. Ook werken de meeste initiatieven met thema’s en projecten en integreren leraren de verschillende vakken, al gaan sommige scholen daar verder in dan andere.
Hun redenen om het nieuwe concept te omarmen verschillen. De Tienerschool in Groningen wil zorgen dat de motivatie van leerlingen in de bovenbouw (voornamelijk sbo-leerlingen) hoog blijft. Gepersonaliseerd onderwijs kan volgens haar voorkomen dat kinderen onzeker worden doordat zij op groep 6-niveau blijven hangen, of juist verveeld raken omdat zij al toe zijn aan de middelbare school.
De Amsterdamse school Spring High wil met behulp van het concept kinderen van laag- en hoogopgeleide ouders mengen. Op veel middelbare scholen lukt dit niet, zegt de schoolleiding, en dat is slecht voor de integratie. Het uiteindelijke doel is om kinderen in staat te stellen op dezelfde school te blijven in een diverse groep door een leerlijn voor kinderen van 2 tot 18 jaar te ontwikkelen. In 2020 doen de eerste vmbo-leerlingen op Spring High eindexamen.
De meeste leerlingen kiezen voor 10-14-onderwijs omdat zij niet tevreden zijn over hun vorige school. De redenen hiervoor verschillen. ‘Op mijn andere school moest je alles uit boeken leren en dat vond ik niet leuk,’ zegt een leerling. Andere leerlingen vertellen dat zij op hun vorige school geen goede ondersteuning kregen, bijvoorbeeld op het gebied van dyslexie en dyscalculie. Ook hopen leerlingen een hoger schoolniveau te behalen door de middelbare schoolkeuze uit te stellen.
Ouders zijn enthousiast vanwege de kleinschaligheid, de autonomie die de leerlingen krijgen, de aandacht voor brede ontwikkeling en moderne onderwijstools zoals Chromebooks. Ook de uitgestelde middelbare schoolkeuze vinden zij een pluspunt. In de meeste gevallen kwamen hun kinderen niet goed uit de verf op reguliere scholen.
Het Tiener College in Gorinchem was de eerste school in Nederland die het onderwijsconcept uitprobeerde. In het rapport staat dat het in het begin werd geconfronteerd met veel leerlingen die extra ondersteuning nodig hadden. Het geldt voor meer 10-14-scholen dat zij een specifieke doelgroep trekken, vaak leerlingen en ouders die elders ontevreden zijn vertrokken. Inmiddels heeft de school in Gorinchem een strenger aannamebeleid.
Bevlogen leraren, een goede band tussen leraar en leerling en veel tijd voor ouders: dit zagen de onderzoekers op de scholen. Leraren, leerlingen en ouders zijn over het algemeen tevreden over de ontwikkelingen. Voor de schoolleiding op diverse scholen is het soms zoeken geweest hoe zij het onderwijs wilden inrichten. Het Tiener College in Gorinchem koos voor ‘leren door doen’. Toepassen, uitvinden, verklaren en ontwerpen staat de hele dag centraal. Tijdens excursies (labs) maken de kinderen prikkelende opdrachten.
Op Spring High werken de leerlingen met leerplannen die zij zelf opstellen. ‘Hierdoor gaan leerlingen voor zichzelf leren, voor hun eigen toekomst. Daarnaast leren ze om doelen te halen en niet voor een cijfer,’ zegt een leraar. Het leerstofjaarklassensysteem is op de meeste 10-14-scholen losgelaten. De leerlingen zijn op Spring High ingedeeld in drie leerpleinen, waarbij kinderen van verschillende leerjaren door elkaar zitten, maar wel enigszins op leeftijd. Er vinden meerdere instructiemomenten op een dag plaats, waarvoor leerlingen worden geclusterd op niveau.
Voor leraren in Onderwijs 10-14 is het nieuw dat collega’s uit basis- en voortgezet onderwijs samenwerken. Zij zeggen van elkaar te leren en elkaar te inspireren, waardoor hun lessen beter worden. Het werkt ook goed, zeggen ze, dat kinderen zelf doelen opstellen, hun eigen tempo bepalen en dat de lessen vakoverstijgend zijn. Dit zorgt voor betekenisvolle activiteiten. Het onderwijs is ook flexibel; zo kunnen leerlingen in groep 7 bijvoorbeeld al Frans volgen of in de tweede klas rekenen bijspijkeren op basisschoolniveau.
ExperimentDe meeste leraren op 10-14-scholen hebben geen dubbele bevoegdheid. Dit zorgt er volgens de onderzoekers voor dat klassen soms dubbel bezet moeten zijn, omdat de leraar geschiedenis niet in zijn eentje les mag geven aan leerlingen van de basisschool. In een brief van december 2019 schrijft minister Slob dat er mogelijk een experiment komt met teambevoegdheden in het eerste kwartaal van 2020. |
De onderzoekers wijzen wel knelpunten aan. Het kost tijd om een nieuw curriculum op te bouwen en leerlingen zelfstandig te maken. Niet alle leerlingen kunnen gelijk de verantwoordelijkheid aan. Een ander verbeterpunt is dat ouders niet altijd precies weten of hun kind voldoende vooruitgaat.
Er zijn ook structurele problemen. Zo past de verplichte Eindtoets volgens de schoolleiders en leraren niet goed bij het onderwijsconcept. Schoolleiders zeggen dat de afname op een onlogisch moment komt; sommigen twijfelen of hun school op de resultaten wordt ‘afgerekend’. Een ander probleem is dat leraren op een 10-14-school onder verschillende cao’s vallen (po en vo) en mensen voor hetzelfde werk verschillende salarissen krijgen. Een zogenoemde regiegroep (onder andere bestaande uit de PO-raad, de VO-raad en de inspectie van Onderwijs) zal de komende maanden naar deze knelpunten kijken. In het najaar presenteert Oberon de eindrapportage van de pilot.
Rianne Exalto, Geertje Damstra, Ton Klein, Anne Luc van der Vegt, Sanne Weijers. Monitor 10-14 Onderwijs. Eerste Tussenreportage. Onderzoeksadviesbureau Oberon, in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2018.
Hilde Bekkers, Rianne Exalto, Anne Luc van de Vegt. Monitor 10-14 Onderwijs. Tweede Tussenreportage. Onderzoeksadviesbureau Oberon, in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2019.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven